In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De zaak betreft een geschil over de verkoop van een appartement, waarbij [gedaagde01] tekort is geschoten in zijn informatieplicht. De procedure omvatte eerdere tussenvonnissen van 19 augustus 2022 en 2 december 2022, waarin de kantonrechter al had geoordeeld dat [gedaagde01] schadeplichtig was. De schade werd vastgesteld op basis van een deskundigenrapport, waarin de waarde van het appartement werd beoordeeld onder verschillende aannames over de kennis van de koper met betrekking tot een extra financiële bijdrage van de VvE.
De deskundige, J.H.P. van der Linden, heeft de marktwaarde van het appartement vastgesteld op € 353.500,00 voor een koper die op de hoogte was van de extra bijdrage en op € 361.000,00 voor een koper die dat niet wist. De kantonrechter volgde de deskundige in zijn bevindingen en concludeerde dat de schade van [eiser01] € 7.500,00 bedraagt, wat overeenkomt met 60% van de verwachte extra bijdrage van € 12.500,00.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde01] de proceskosten van [eiser01] moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 3.193,74. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen over zowel de schadevergoeding als de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde01] direct moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.