ECLI:NL:RBROT:2023:667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
10089265 \ CV EXPL 22-27715
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens een achterstand in de betaling van de zorgpremie. De procedure begon met een dagvaarding op 4 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 januari 2023. De eiser, CZ, heeft gesteld dat [gedaagde01] de verzekeringspremie over de maanden juli, augustus, september 2020 en februari 2021 niet heeft betaald, ondanks aanmaningen. CZ vordert een totaalbedrag van € 935,60, bestaande uit een hoofdsom van € 1.024,92 minus reeds verrichte betalingen, plus buitengerechtelijke kosten. [gedaagde01] heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij niet kan betalen omdat zijn werkgever zijn salaris niet uitbetaalt, wat hem in financiële problemen heeft gebracht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] inderdaad een betalingsachterstand heeft van € 1.024,92, maar dat zijn argument over het niet ontvangen salaris niet kan worden tegengeworpen aan CZ. De rechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 781,86 toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 153,74 zijn afgewezen omdat deze niet correct waren berekend. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 699,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10089265 \ CV EXPL 22-27715
datum uitspraak: 27 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
CZ Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: [naam01] van Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01],
gedaagde,
procederend in persoon.
De partijen worden hierna ‘CZ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 juli 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 15 september 2022, met bijlage;
  • de brief van 29 december 2022 van de zijde van CZ, met bijlagen.
1.2.
Op 9 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van de zijde van CZ besproken.

2..De feiten

2.1.
Tussen CZ als zorgverzekeraar en [gedaagde01] als verzekeringnemer zijn een basisverzekering en een aanvullende verzekering tot stand gekomen. Op grond van deze zorgverzekeringsovereenkomst(en) is [gedaagde01] periodiek verzekeringspremie aan CZ verschuldigd. [gedaagde01] is ook na aanmaning niet tot betaling van de volledige verzekeringspremie overgegaan.

3..Het geschil

3.1.
CZ eist (na eisvermindering ter zitting) samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 935,60;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.024,92 en buitengerechtelijke kosten van € 153,74 (exclusief btw) minus € 243,06 aan verrichte betalingen.
3.2.
CZ baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft de verzekeringspremie over de maanden juli, augustus, september 2020 en februari 2021 niet betaald, waardoor hij in verzuim is geraakt. Door de wanbetaling van [gedaagde01] zag CZ zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. De gemachtigde van CZ heeft [gedaagde01] bij e-mail van 20 mei 2022 aangemaand om binnen een termijn van vijftien dagen, een totaalbedrag van € 811,14 (inclusief vervallen rente) te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 153,74. Dit heeft niet geleid tot betaling van het volledig verschuldigde bedrag.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert (in het Engels) het volgende aan. Ik kan niet overgaan tot betaling van de verzekeringspremie omdat mijn baas mijn salaris niet betaalt, ik heb daarvoor meerdere procedures gevoerd. Inmiddels zijn een tweetal vonnissen gewezen waaruit blijkt dat mijn baas achterstallig salaris moet betalen voor vele duizenden euro’s. Het feit dat mijn baas niet betaalt heeft mij in de financiële problemen gebracht. Ik heb geprobeerd de vonnissen via deurwaarders ten uitvoer te leggen maar dat is tot op heden niet gelukt.

4..De beoordeling

Hoofdsom
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde01] een achterstand in de betaling van de verzekeringspremie heeft laten ontstaan ten bedrage van in totaal € 1.024,92, en dat hij inmiddels een bedrag van € 243,06 heeft betaald. [gedaagde01] heeft echter aangevoerd dat hij het overige niet kan betalen, omdat zijn werkgever zijn salaris niet uitbetaalt. Hoewel dit voor [gedaagde01] erg vervelend is, kan het feit dat [gedaagde01] zijn salaris niet krijgt uitbetaald niet aan CZ worden tegengeworpen. [gedaagde01] blijft immers verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de verschuldigde verzekeringspremie. Het gevorderde bedrag van € 781,86 aan hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.2.
CZ maakt aanspraak op een vergoeding van € 153,74 voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. CZ heeft de buitengerechtelijke incassokosten in haar aanmaning berekend over een hoger bedrag aan hoofdsom dan op dat moment was verschuldigd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.3.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van CZ tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 124,00). Dit is in totaal € 699,74. Voor kosten die CZ maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 62,00 (1/2 punt x € 124,00 met een maximum van € 124,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan CZ te betalen € 781,86;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van CZ tot vandaag worden vastgesteld op € 699,74;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
54214