ECLI:NL:RBROT:2023:6620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/10/648188 / HA ZA 22-932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv en artikel 22 Rv; afwijzing vordering tot afgifte van bescheiden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vennootschap onder firma Kris-CSI VOF Autoschadebedrijf (hierna: Kris-CSI) een incident aanhangig gemaakt tegen de besloten vennootschap Asskredon Assurantiën B.V. (hierna: Asskredon) op basis van artikel 843a en artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Kris-CSI vorderde afgifte van bepaalde documenten die zij nodig achtte om haar vorderingen in de hoofdzaak te onderbouwen. De rechtbank heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vordering van Kris-CSI werd afgewezen.

De rechtbank overwoog dat Kris-CSI niet voldoende feiten had gesteld waaruit bleek dat Asskredon over meer bescheiden beschikte dan de documenten die al waren overgelegd. De rechtbank benadrukte dat het op Kris-CSI rustte om aan te tonen dat Asskredon de gevraagde documenten onder zich had. Aangezien Kris-CSI geen bijkomende feiten had aangedragen, kon niet worden vastgesteld dat er nog andere documenten bestonden die Asskredon had moeten overleggen. De rechtbank concludeerde dat Kris-CSI geen rechtmatig belang had bij de gevorderde afgifte van de documenten en wees de vordering af.

Daarnaast werd Kris-CSI veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 598,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien dit bedrag niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis werd voldaan. De hoofdzaak zal op 30 augustus 2023 opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648188 / HA ZA 22-932
Vonnis in incident van 26 juli 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
KRIS-CSI VOF AUTOSCHADEBEDRIJF,
gevestigd te Waalwijk,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.R.M. Vangeel te Maastricht-Airport,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASSKREDON ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Strijen,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen zullen hierna Kris-CSI en Asskredon genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv met 74 producties,
- de conclusie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak met 7 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten

2.1.
Kris-CSI is een autoschadebedrijf. Zij huurde vanaf 1 december 2019 een bedrijfsruimte met magazijn, kantoor en een buitenterrein (verder: de bedrijfsruimte).
2.2.
Asskredon is een assurantietussenpersoon.
2.3.
Met ingang van 1 augustus 2020 sloot Kris-CSI door tussenkomst van Asskredon een garageverzekering met ASR Schadeverzekering N.V.
2.4.
In de nacht van 4 op 5 december 2020 is de bedrijfsruimte door brand verwoest.
2.5.
De garageverzekering biedt geen dekking voor de inventaris en de voorraad die zich in de bedrijfsruimte bevond en ook niet voor het huurdersbelang.

3..Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Kris-CSI vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat Asskredon toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Kris-CSI en dat zij aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade;
  • Asskredon te veroordelen tot betaling van € 51.741,32, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • Asskredon te veroordelen tot betaling van € 1.305,08 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • Asskredon te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Asskredon voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Kris-CSI in haar vorderingen, dan wel afwijzing van de vorderingen. Dit met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Kris-CSI in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

4..Het geschil in het incident

4.1.
Kris-CSI vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Asskredon te bevelen Kris-CSI een afschrift te verstrekken van de volgende documenten:
de overeenkomst tussen Kris-CSI en Asskredon;
verslagen van het intakegesprek op 3 juli 2020 en de controle op 28 juli 2020;
de ingevulde vragenlijsten bij de totstandkoming van de verzekering;
andere bescheiden waaronder correspondentie waaruit de omvang van de opdracht zijdens Kris-CSI blijkt;
het verslag van de brandweer met betrekking tot de oorzaak van de brand.
4.2.
Kris-CSI baseert haar vordering op artikel 843a Rv en artikel 22 Rv. Zij stelt dat zij rechtmatig belang bij de gevorderde documenten heeft om de omvang van de door haar aan Asskredon verstrekte opdracht en de wanprestatie van Asskredon aan te kunnen tonen. Zij beschikt zelf niet over de verslagen of andere bescheiden omdat de meeste contacten mondeling verliepen en er bij de brand veel verloren is gegaan.
4.3.
Asskredon voert als verweer dat Kris-CSI de vordering rauwelijks en nodeloos heeft ingesteld. Asskredon heeft de beschikbare documenten bij conclusie van antwoord overgelegd, te weten:
i. de Vergoeding Overeenkomst tussen partijen van 28 juli 2020;
ii. de aantekeningen (het verslag) van het intakegesprek op 3 juli 2020;
iii. de ingevulde vragenlijst.
Indien Kris-CSI eerder om afgifte van de stukken had gevraagd, zou Asskredon zonder meer een kopie daarvan hebben verstrekt. Over een verslag van de brandweer heeft Asskredon nimmer beschikt, aldus nog steeds Asskredon.
Om deze redenen concludeert Asskredon tot niet-ontvankelijk verklaring van Kris-CSI in haar vordering, dan wel afwijzing van de vordering. Dit met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Kris-CSI in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
De rechtbank wijst de vordering af en licht dat toe als volgt.
5.2.
Artikel 843a Rv bepaalt dat degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Artikel 22 Rv bepaalt onder meer in dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de zaak een partij kan bevelen om op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.
5.3.
Op Kris-CSI rust de plicht om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat Asskredon over de gevorderde bescheiden beschikt of deze onder zijn berusting heeft en om bij betwisting die feiten te bewijzen (hoofdregel van art. 150 Rv).
5.4.
Kris-CSI stelt geen feiten waaruit volgt dat Asskredon over meer bescheiden beschikt dan onder 4.3 vermelde documenten. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er nog andere documenten zijn. Dit geldt ook voor het gevorderde verslag van de brandweer. Uit de mededeling van Asskredon dat het niet mogelijk was voor de brandweer om de oorzaak van de brand te achterhalen volgt namelijk niet zonder meer dat Asskredon over een verslag van de brandweer beschikt. Kris-CSI stelt geen bijkomende feiten waaruit dat wel kan worden afgeleid.
5.5.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de in r.o. 4.3 vermelde documenten heeft Kris-CSI geen belang meer bij de gevorderde afschriften daarvan omdat die inmiddels zijn overgelegd.
5.6.
Onder de voormelde omstandigheden biedt artikel 843a Rv geen grondslag voor de vordering en ziet de rechtbank ook geen aanleiding om Asskredon op de voet van artikel 22 Rv te bevelen bescheiden over te leggen. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.7.
Kris-CSI stelt slechts dat zij Asskredon heeft gevraagd de benodigde bewijsstukken zeker te stellen. Zij stelt niet dat zij Asskredon eerder om afgifte daarvan of van de onder 4.3 vermelde documenten heeft gevraagd.
5.8.
Dit alles leidt ertoe dat Kris-CSI dient te worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, althans de partij die de kosten nodeloos heeft veroorzaakt. Zij zal daarom worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden vastgesteld op 1 punt voor salaris advocaat á € 598,00 (tarief II).
5.9.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Kris-CSI in de kosten van het incident, aan de zijde van Asskredon tot op heden begroot op € 598,00, te vermeerderen met wettelijke rente daarover indien dit bedrag niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis is voldaan,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 augustus 2023 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
2515/638