ECLI:NL:RBROT:2023:6614
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. P. van Hattem. Eiser had bezwaar gemaakt tegen vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting, die op 30 september 2021 waren opgelegd, en die in totaal € 67,06 bedroegen. De naheffingsaanslagen waren vernietigd door verweerder, maar eiser stelde dat hij recht had op een proceskostenvergoeding omdat de naheffingsaanslagen onterecht waren opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd op basis van gebonden besluiten, waarbij de wetgeving bepaalt dat belasting verschuldigd is wanneer een belastbaar feit zich voordoet. Eiser voerde aan dat de hoeveelheid naheffingsaanslagen niet in overeenstemming was met de beginselen van zorgvuldigheid en evenredigheid, en dat het tijdsverloop tussen het parkeren en de dagtekening van de naheffingsaanslag onevenredig was. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever deze situaties had voorzien en dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een proceskostenvergoeding, omdat de naheffingsaanslagen uit coulance waren vernietigd en niet vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard, en hij kreeg het griffierecht niet terug. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.