ECLI:NL:RBROT:2023:661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
10215973 VZ 22-14271
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en terugbetaling onverschuldigd loon bij dubbele dienstverband tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs (RVKO) en een verweerster die zelf procedeert. RVKO heeft de verweerster op 27 september 2022 op staande voet ontslagen, omdat zij zonder medeweten van RVKO en tegen de gemaakte afspraken in, werkzaamheden verrichtte bij een andere werkgever terwijl zij zich ziek had gemeld. RVKO vorderde een gefixeerde schadevergoeding van € 6.176,09 en terugbetaling van onverschuldigd betaald loon van € 42.042,97, met rente. De verweerster heeft niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van RVKO, behalve over de tijdigheid van het verzoekschrift en het salaris over september 2022.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat RVKO terecht aanspraak maakte op de gefixeerde schadevergoeding en de terugbetaling van het onverschuldigd betaalde loon. Het verzoekschrift was tijdig ingediend, en de verweerster had geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van RVKO. De kantonrechter heeft de verweerster veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de verweerster opgelegd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat RVKO direct aanspraak kan maken op de betaling van de bedragen, ook al kan de verweerster in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10215973 VZ 22-14271
Uitspraak: 2 februari 2023 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
Stichting Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.M. Hoogstad,
tegen
[verweerster01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verweerster,
die zelf procedeert.
Partijen zullen hierna RVKO en [verweerster01] worden genoemd.

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 25 november 2022, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met één bijlage;
  • de brief van RVKO van 16 januari 2023, met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Op 23 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met RVKO besproken. Hierbij waren aanwezig [naam01] , hoofd van de HR-afdeling van RVKO, en [naam02] , directeur van de [naam school01] l te [plaats01] . RVKO werd bijgestaan door mr. P.M. Hoogstad. [verweerster01] is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Overigens heeft zij op 13 januari 2023 per e-mailbericht aan de rechtbank laten weten de oproep voor de mondelinge behandeling te hebben ontvangen.

2..De beoordeling

het geschil
2.1.
RVKO heeft op 27 september 2022 [verweerster01] , die sinds 1 augustus 2021 bij haar in dienst was in de functie van leraarondersteuner, op staande voet ontslagen, dit omdat [verweerster01] sinds 1 augustus 2021 zonder medeweten van RVKO en tegen de afspraken in als leraarondersteuner werkzaamheden verrichtte bij een andere werkgever ( [naam werkgever01] , hierna: [naam werkgever01] ) terwijl zij zich bovendien ziek had gemeld bij RVKO. Vanwege haar ziekmelding heeft [verweerster01] nog geen dag werkzaamheden verricht voor RVKO. Wel streek zij iedere maand twee salarissen op. RVKO zegt door [verweerster01] te zijn misleid en vraagt zowel om toekenning van € 6.176,09 bruto (met rente) ter zake van gefixeerde schadevergoeding als terugbetaling van het brutoloon dat zij [verweerster01] onverschuldigd heeft betaald. Na vermindering van het verzoek vraagt RVKO om terugbetaling van € 42.042,97 bruto ter zake van onverschuldigde betaling, met rente.
[verweerster01] moet aan RVKO geld (terug)betalen met rente
2.2.
De geldigheid van het ontslag op staande voet is tussen partijen niet in geschil. Hieruit volgt dat RVKO terecht aanspraak maakt op gefixeerde schadevergoeding en op terugbetaling van het onverschuldigd betaalde loon. Op deze onderdelen heeft [verweerster01] ook geen verweer gevoerd. Deze onderdelen van het verzoek liggen daarom voor toewijzing gereed en zullen dan ook conform het verzochte worden toegewezen. Partijen verschillen alleen van inzicht over de vraag of het verzoekschrift tijdig is ingediend. Verder betwist [verweerster01] dat zij het salaris over de maand september 2022 heeft ontvangen.
2.3.
Wat betreft de tijdigheid van het ingediende verzoekschrift heeft RVKO gemotiveerd gesteld dat zij op 22 september 2022 en in aanwezigheid van twee vertegenwoordigers van [naam werkgever01] , [verweerster01] heeft geconfronteerd met haar bevindingen (lees: haar voorgehouden dat RVKO op de hoogte is van haar dubbele dienstverband). Anders dan door [verweerster01] is gesteld, is zij niet tijdens dit gesprek (mondeling) ontslagen, maar heeft RVKO haar – per aangetekende brief en per e-mailbericht – ontslagen op 27 september 2022. Het verzoekschrift is op 25 november 2022 bij de rechtbank ingediend. Nu het verzoekschrift bij de rechtbank is ingediend binnen twee maanden na de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, is het verzoekschrift tijdig ingediend.
2.4.
Wat betreft het salaris over de maand september 2022 heeft RVKO tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek tot terugbetaling van het ontvangen salaris verminderd zodat niet langer ook terugbetaling wordt verzocht van het salaris over de maand september 2022. Bij die gelegenheid heeft RVKO ook onbestreden gesteld dat [verweerster01] het salaris op de 25ste van iedere maand heeft ontvangen. Dit betekent dat [verweerster01] bij terugbetaling van de door haar ten onrechte ontvangen loonbetalingen rente is verschuldigd vanaf de 25ste van iedere maand waarin zij loon heeft ontvangen van RVKO.
[verweerster01] moet ook opdraaien voor de proceskosten met rente
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster01] , omdat zij in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van RVKO tot vandaag vast op € 1.384,00 aan griffierecht en € 1.588,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 2.972,00. Voor kosten die RVKO maakt na deze uitspraak moet [verweerster01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In deze beschikking hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.7.
Deze beschikking wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat RVKO de arbeidsovereenkomst met [verweerster01] rechtsgeldig heeft opgezegd om een dringende reden;
3.2.
veroordeelt [verweerster01] om aan RVKO een gefixeerde schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 6.176,09 bruto met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 27 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [verweerster01] om aan RVKO te betalen € 42.042,97 bruto met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de afzonderlijke loonbetalingen vanaf respectievelijk 25 augustus 2021, 25 september 2021, 25 oktober 2021, 25 november 2021, 25 december 2021, 25 januari 2022, 25 februari 2022, 25 maart 2022, 25 april 2022, 25 mei 2022, 25 juni 2022, 25 juli 2022 en 25 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [verweerster01] in de proceskosten, aan de kant van RVKO tot vandaag vastgesteld op € 2.972,00 met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. S. Wahedi, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
53956