ECLI:NL:RBROT:2023:6594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/10/647862 / JE RK 22-2619
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin met betrekking tot de zorg en omgangsregeling

Op 29 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind01], geboren in 2012, in een pleeggezin. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling, die de belangen van het kind behartigt. De moeder van [naam kind01] heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, waarbij zij aangaf dat zij meer omgang met haar kind wenst en dat er onduidelijkheid bestaat over de stappen die de GI gaat zetten voor een mogelijke thuisplaatsing. De pleegmoeder heeft ingestemd met de verlenging en benadrukt het belang van [naam kind01] voorop te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er positieve stappen zijn gezet, maar dat er nog veel zorgen zijn, vooral over de omgang tussen [naam kind01] en de moeder. De rechtbank heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 11 januari 2024, met de verklaring dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De rechtbank heeft ook aangegeven dat bij een volgend verzoek om verlenging alle relevante verslaglegging en rapportages moeten worden overgelegd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige Kamer
zaakgegevens: C/10/647862 / JE RK 22-2619
datum uitspraak: 29 juni 2023

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 22 december 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 30 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 12 juni 2023;
- de brief met bijlage van de advocaat van de moeder van 28 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de beschikking van het Gerechtshof te Den Haag van 8 februari 2023, ter zitting overgelegd door de advocaat van de moeder.
Op 29 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M. Krol, waarnemend voor mr. F. Pool,
- de pleegmoeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam03] .
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan [naam04] , de meerderjarige dochter van de pleegmoeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] verblijft in het netwerkpleeggezin van de pleegmoeder, zijnde een familielid
moederszijde (mz).
Bij beschikking van 15 oktober 2020 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld. Bij
beschikking van 11 januari 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld van de GI. Deze
maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 11 januari 2024.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing
van [naam kind01] bij de pleegmoeder verlengd tot 11 juli 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft oorspronkelijk verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen met een jaar. Dit verzoek is volledig toegewezen.
Ook heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Verzocht is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Van dit verzoek resteert nog een periode van zes maanden.
Het standpunt van de GI
De GI heeft het aangehouden deel van het verzoek tot uithuisplaatsing ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Sinds april 2023 begeleidt de Leliezorggroep de omgang tussen [naam kind01] en de moeder. Daarvoor begeleidde de jeugdbeschermer de omgang. Gezien wordt dat de moeder kleine stapjes zet. De moeder is rustiger en doet haar best om een goede invulling te geven aan de omgangsmomenten. Ook is de epilepsie van de moeder gestabiliseerd. Toch zijn er nog veel zorgpunten. [naam kind01] geeft duidelijk aan dat zij geen uitbreiding van de omgang wil. [naam kind01] is bang om in discussies of conflict met de moeder te raken of om op vervelende wijze bevraagd te worden door de moeder. [naam kind01] wil bij de pleegmoeder blijven wonen. De GI ondersteunt het contact tussen [naam kind01] en de moeder en probeert die omgang zo veel mogelijk vorm te geven, maar het tempo van [naam kind01] is leidend.
Ook is er nog steeds veel spanning tussen de moeder en de pleegmoeder. De moeder ervaart de uithuisplaatsing als een ontvoering door de pleegmoeder. De strijd tussen de moeder en pleegmoeder maakt dat [naam kind01] een loyaliteitsconflict ervaart.
ASVZ heeft aangegeven geen opvoedondersteuning aan de moeder te kunnen bieden, omdat [naam kind01] niet thuis woont. In plaats daarvan biedt de Leliezorggroep opvoedondersteuning. Zij geven de moeder tips bij de omgang en proberen haar sterker te maken als ouder.
Er heeft inmiddels een IQ-onderzoek van [naam kind01] bij Yulius plaatsgevonden en er zijn nog een aantal deelonderzoeken gaande. Yulius zal hopelijk op korte termijn starten met systeemtherapie voor de moeder en de pleegmoeder. Aan de hand van de uitkomsten van de onderzoeken en de therapie is de GI voornemens een perspectiefbesluit te nemen. De door de moeder genoemde beoordelingsboog is een oude beoordelingsboog.
Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de duur van het verzoek. De moeder heeft één keer per twee weken anderhalf uur omgang met [naam kind01] . De moeder vraagt al lange tijd om uitbreiding van de omgang, zodat zij meer met [naam kind01] zou kunnen ondernemen. De GI doet daar niks aan. Het klopt niet dat de Leliezorggroep opvoedondersteuning biedt. De Leliezorggroep kan enkel iets zeggen over hoe de omgang verloopt, maar zij kunnen geen conclusies trekken over de opvoedvaardigheden van de moeder. Ondanks de opdracht om deze in te zetten, is er dus nog altijd geen opvoedondersteuning gestart. De moeder is wel tevreden over de begeleiding van de Leliezorggroep. De moeder voelt zich door hen gesteund en gehoord. De moeder vraagt zich af of het klopt dat [naam kind01] niet méér contact met haar wil. [naam kind01] vertelt vaker verhalen die niet kloppen.
Voor de moeder is het nog steeds erg lastig om met de pleegmoeder in contact te komen. Het contact met pleegmoeder zorgt voor veel stress bij de moeder en heeft een negatieve invloed op haar gezondheid.
Het is voor de moeder niet duidelijk waar zij aan moet voldoen om een thuisplaatsing van [naam kind01] mogelijk te maken. Ook is het niet duidelijk welke stappen de GI gaat zetten om het perspectief van [naam kind01] te bepalen. De GI lijkt al te hebben besloten dat het perspectief van [naam kind01] niet meer bij de moeder ligt, terwijl bij een machtiging tot uithuisplaatsing toegewerkt dient te worden naar een thuisplaatsing. De GI kan niet onderbouwen waarom zij vindt dat de moeder niet in staat is om [naam kind01] te bieden wat zij nodig heeft. Opvoedondersteuning is noch vanuit ASVZ, noch vanuit Middin ingezet, maar het is onduidelijk waarom. Voor de moeder is het ook niet duidelijk wat Yulius precies gaat doen. Zij heeft in ieder geval nog geen gesprek met Yulius gehad. Evenmin is er verslaglegging van de beoordelingsboog die de GI ingezet zou hebben. Daarentegen is Video-Interactie-Begeleiding positief afgesloten en is de epilepsie van de moeder al langere tijd stabiel.
De moeder begrijpt dat [naam kind01] niet direct bij haar kan worden thuisgeplaatst, maar namens de moeder is verzocht om het verzoek voor een kortere periode toe te wijzen zodat er een duidelijk en concreet plan op papier kan worden gezet, zowel voor de behandelingen, onderzoeken en therapieën als voor een thuisplaatsing.
Het standpunt van de pleegmoeder
De pleegmoeder heeft ingestemd met het verzoek. [naam kind01] woont inmiddels tweeënhalf jaar bij de pleegmoeder. [naam kind01] geeft bij de pleegmoeder aan bang te zijn voor epileptische aanvallen bij de moeder of dat de moeder boos zal worden. [naam kind01] wil daarom geen uitbreiding van de omgang met de moeder. De pleegmoeder stelt het belang van [naam kind01] voorop en is bereid belmomenten met de moeder te faciliteren als dat nodig is.
De pleegmoeder erkent dat het contact met de moeder moeizaam loopt. Met name als er rechtszaken aankomen, neemt de spanning toe.
[naam kind01] heeft de therapie ‘Omgaan met verlies’ afgerond en de pleegmoeder heeft zelf de cursus ‘Omgaan met getraumatiseerde kinderen gevolgd’. De pleegmoeder heeft inmiddels ook een intakegesprek bij Yulius gehad voor de systeemtherapie.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er een aantal kleine positieve stappen zijn gezet, maar dat er tegelijkertijd nog veel zorgen zijn. Het onderzoek van [naam kind01] door Yulius bevindt zich in de afrondende fase. Daarnaast heeft [naam kind01] de therapie ‘Omgaan met verlies’ gevolgd, heeft zij speltherapie gevolgd en hebben de pleegmoeder en haar dochter de cursus ‘Omgaan met getraumatiseerde kinderen’ gevolgd. Ook is omgangsbegeleiding voor de moeder vanuit de Leliezorggroep gestart, zij het een aantal maanden later dan gehoopt. Dit zijn allemaal positieve ontwikkelingen, maar dit heeft er tot op heden niet toe geleid dat de belangrijkste zorgen zijn verminderd.
De zorgen gelegen in het contact tussen [naam kind01] en de moeder en de zorgen over de verstoorde relatie tussen de moeder en de pleegmoeder zijn nog altijd aanwezig.
De wens van de moeder om meer omgang en contact met [naam kind01] te hebben is begrijpelijk. [naam kind01] geeft alleen al langere tijd aan geen uitbreiding van de omgang te willen. Zij geeft aan bang te zijn om met de moeder in discussie te raken, dan wel dat de moeder boos op haar wordt of haar vragen stelt waar zij zich niet prettig bij voelt. Ook leeft bij [naam kind01] nog altijd de angst dat de moeder opnieuw epileptische aanvallen krijgt. De moeder lijkt de afhoudende houding van [naam kind01] niet goed te kunnen begrijpen.
Tussen de moeder en de pleegmoeder is nog steeds sprake van wederzijds wantrouwen, verwijten en miscommunicatie. De moeder verwijt de pleegmoeder door een vooropgezet plan [naam kind01] te hebben afgepakt toen zij als pleegmoeder voor haar ging zorgen. Het lukt de moeder niet om met de pleegmoeder te praten zonder last te krijgen van boosheid of angsten. [naam kind01] zit hier tussenin en heeft daar last van. Bij beschikking van de rechtbank van 22 december 2022 en bij beschikking van het gerechtshof te Den Haag van 8 februari 2023 is meerdere keren aangeven dat systeemtherapie noodzakelijk is. Het valt dan ook te betreuren dat dit niet in een eerder stadium al is gestart. Inmiddels echter staat systeemtherapie vanuit Yulius op het punt van beginnen. Het is niet de verwachting dat de systeemtherapie eerder zal zijn afgerond dan de door de GI verzochte zes maanden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het verzoek van de GI voor een kortere duur, zoals verzocht namens de moeder, toe te wijzen.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De rechtbank zal het verzoek toewijzen voor de resterende duur van zes maanden.
De rechtbank is met mr. Krol van oordeel dat niet geheel duidelijk is welke onderzoeken er hebben gelopen en nog lopende zijn en wat hier de uitkomsten van zijn. Zo bestaat er onduidelijkheid over de opvoedondersteuning en zouden er nog deelonderzoeken bij Yulius lopen. De GI benoemt in haar briefrapportage en ter zitting een aantal zaken die zien op de hulpverlening, maar waarover geen verslaglegging is bijgevoegd.
Bij een eventueel volgend verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, verzoekt de rechtbank de GI dan ook alle beschikbare verslaglegging en rapportages te overleggen die onderliggend zijn aan de motivering van het verzoek van de GI. Dat betekent in ieder geval verslagen van de bezoeken begeleid door de Leliezorggroep en rapportages van Yulius. De rechtbank verzoekt ook overige relevante stukken bij te voegen bij een mogelijk volgend verzoek.
Hoewel de omgang geen geschil is in de onderhavige procedure geeft de rechtbank partijen mee dat hier blijvende aandacht voor moet zijn. De rechtbank is met de GI van oordeel dat de wensen en uitspraken van [naam kind01] een grote rol spelen in de mogelijkheden van uitbreiding, maar dat is niet het enige. De Leliezorggroep is als professionele hulpverlener de aangewezen instantie om te adviseren of uitbreiding van de omgang (op welke wijze dan ook) al dan niet passend is. Dat het perspectief van [naam kind01] nog niet bepaald is, speelt daarbij ook een rol.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij [naam05] , tot 11 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, tevens voorzitter, en mrs. A.A.J. de Nijs en K.J. van den Herik, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.