ECLI:NL:RBROT:2023:6493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10/750529-19 ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door online handelsfraude en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude en witwassen. De veroordeelde, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft gedurende een periode van zes maanden meerdere slachtoffers benadeeld door goederen te verkopen zonder deze daadwerkelijk te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat de veroordeelde heeft behaald uit deze frauduleuze activiteiten, in totaal € 16.270,23 bedraagt. Dit bedrag is berekend op basis van de aankoopbedragen die door de slachtoffers zijn betaald en die door de veroordeelde zijn doorgesluisd naar rekeningen van derden. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, had gevorderd dat dit bedrag aan de staat zou worden betaald ter ontneming van het voordeel. De verdediging heeft betoogd dat de vordering afgewezen moet worden, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor het hosten van websites en andere gerelateerde kosten niet in mindering kunnen worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om het vastgestelde bedrag van € 16.270,23 aan de staat te betalen, en heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750529-19
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
VONNIS (ontneming)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2023 is [veroordeelde01] veroordeeld ter zake van de volgende feiten:
  • een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
  • een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
  • witwassen.
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat deze feiten door [veroordeelde01] zijn begaan.
Van het vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. J.M. Bonnes - zoals deze na wijziging bij requisitoir is komen te luiden - strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 124.417,26;
  • het opleggen aan [veroordeelde01] van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot eenzelfde bedrag.

4..Standpuntvandeverdediging

De verdediging heeft zich - zakelijk weergegeven - primair op het standpunt gesteld dat de
vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering te worden afgewezen, omdat onoverzichtelijk en onduidelijk is waartegen de verdediging zich dient te verweren. Meer subsidiair dient het ontnemingsbedrag aanzienlijk dient te worden gematigd tot enkel de bedragen die blijken uit de volledige aangiften die zich in het dossier bevinden. Eventueel toegewezen vorderingen van benadeelde partijen dienen in mindering te worden gebracht op het vast te stellen wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldt ook voor de gemaakte kosten. Daarbij moet niet alleen rekening gehouden worden met de betalingen aan de leverancier via Western Union, maar ook, schattenderwijs, met betalingen via Transfer Wise, de kosten voor het in de lucht houden van de websites, advertentiekosten en verzendkosten.

5..Berekeningvanhetwederrechtelijkverkregenvoordeel

In de strafzaak tegen [veroordeelde01] is vast komen te staan dat hij zich gedurende zes maanden heeft schuldig gemaakt aan online handelsfraude en daarnaast aan witwassen. [veroordeelde01] heeft meerdere slachtoffers voor goederen laten betalen die hij vervolgens niet leverde. De geldbedragen die door de slachtoffers zijn betaald werden doorgeboekt naar rekeningen van derden en vervolgens contant opgenomen voor en/of door [veroordeelde01] . Het is aannemelijk geworden dat [veroordeelde01] door het plegen van deze misdrijven wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Bewijsmiddelen
De schatting van het voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van deze bewijsmiddelen.
Berekening
Op grond van het vonnis in de strafzaak heeft [veroordeelde01] zich de periode vanaf 17 september 2019 tot en met 29 oktober 2019 en 12 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van online handelsfraude en witwassen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel over de eerste periode zal worden vastgesteld op het totaal van de aankoopbedragen genoemd in de aangiften die op de bestellingen in deze periode betrekking hebben. Dit betreft een bedrag van € 8405,-. [1]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant01] van 6 augustus 2020 met betrekking tot het verhullen van geldstromen volgt dat de veroordeelde meerdere slachtoffers heeft bewogen om het aankoopbedrag over te maken naar de rekening [bankrekeningnummer01] op naam van [naam winkel01] . Uit de historische gegevens van rekeningnummer [bankrekeningnummer01] is gebleken dat over de periode 12 maart 2020 tot en met 6 april 2020 in totaal 174 keer een bedrag was bijgeschreven. In totaal betrof dit een bedrag van € 15.730,45. Uit onderzoek is gebleken dat in 75 van de 174 gevallen (43%) na een bestelling geen goederen zijn geleverd. [2] In één geval bleek wel geleverd. In de overige gevallen kon niets worden vastgesteld. Aannemelijk is dat zich ook onder de laatstgenoemde gevallen een aanzienlijk aantal bestellingen bevindt waarin na betaling niet is geleverd. Er kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat in het totale bedrag van € 15.730,45 ook betalingen zijn inbegrepen voor bestellingen die [veroordeelde01] wél heeft geleverd. Gelet op het voorgaande zal het wederrechtelijk verkregen voordeel over de tweede periode worden geschat op 50% van het totale bijgeschreven bedrag van € 15.730,45 oftewel € 7.865,23.
Gezien het voorgaande kan het door [veroordeelde01] geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel naar het oordeel van de rechtbank als volgt worden berekend:
Opbrengst
online fraude 2019 € 8.405,00
online fraude 2020 € 7.865,23
___________ +
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 16.270,23
Kosten
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen grond de kosten voor het hosten van de domeinnamen, de websites en de advertentiekosten op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen, omdat deze kosten en het verband met de bewezen verklaarde feiten en perioden onvoldoende zijn onderbouwd.
Evenmin ziet de rechtbank grond om de verzendkosten of de kosten van
moneytransfersop het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen, omdat het te ontnemen voordeel ziet op bestellingen die niet zijn geleverd en waarvoor dus geen inkoop- of verzendkosten zijn gemaakt. Het verweer van de verdediging hieromtrent wordt verworpen.
De verdediging heeft voorts verzocht om de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen in mindering te brengen op het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan, omdat op grond van artikel 36e lid 9 Sr bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen slechts in mindering worden gebracht voor zover die zijn voldaan. Deze situatie doet zich hier niet voor.
Het voorgaande betekent dat het voordeel wordt geschat op een bedrag van € 16.270,23.

6..Vaststellingvanhettebetalenbedrag

Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken. De rechtbank zal aan [veroordeelde01] de verplichting opleggen om een bedrag van
€ 16.270,23ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Bij deze beslissing zijn in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.

7..Toepasselijkewettelijkevoorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 16.270,23 (zegge: zestienduizend tweehonderdzeventig euro en drieëntwintig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 16.270,23 (zegge: zestienduizend tweehonderdzeventig euro en drieëntwintig eurocent);
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
325 (zegge: driehonderdvijfentwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 juli 2023.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie, nummer [nummer 1] , documentcode [documentcode 1] (pagina 32 van zaaksdossier Gans); de bijlage bij het proces-verbaal van de politie, nummer [nummer 1] , documentcode [documentcode 1] , pagina 34 tot en met 36 van zaaksdossier Gans; zie tevens bijlage 2 van dit vonnis.
2.Het proces-verbaal van politie, nummer [nummer 2] , documentcode [documentcode 2] (pagina 61 tot en met 62 van zaaksdossier Eend).