Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon01] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 januari 2023, met producties;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [advocatenkantoor01] en [persoon01] c.s. De eiser, [advocatenkantoor01], heeft een vordering ingesteld tegen [persoon01] c.s. wegens onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van 24 november 2021. De overeenkomst hield in dat [persoon01] c.s. hoofdelijk verbonden was tot betaling van een totaal factuurbedrag van € 24.838,78, waarvan een deel al was voldaan. De resterende hoofdsom van € 10.557,77 werd door [advocatenkantoor01] gevorderd, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon01] c.s. niet heeft verweer gevoerd tegen de eis van [advocatenkantoor01] en heeft de vordering toegewezen. De wettelijke handelsrente werd toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, en de buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan.
Daarnaast heeft [persoon01] c.s. een tegeneis ingediend, stellende dat [advocatenkantoor01] tekortschiet in de nakoming van de opdrachtovereenkomst door het uitblijven van een kort geding. De kantonrechter heeft deze tegeneis afgewezen, omdat [advocatenkantoor01] een opeisbare vordering had op [persoon01] c.s. en daarom niet verplicht was om de opdrachtovereenkomst na te komen. De proceskosten werden aan de zijde van [advocatenkantoor01] vastgesteld op € 1.424,61, en [persoon01] c.s. werd veroordeeld in deze kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.