ECLI:NL:RBROT:2023:6442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10348821 \ CV EXPL 23-5473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom in huurrechtelijke geschil tussen huurder en verhuurder

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], de terugbetaling van een waarborgsom van € 1.100,00 die hij aan gedaagde, [gedaagde01], heeft betaald bij het aangaan van de huur van een woning in Rotterdam. Eiser stelt dat de waarborgsom niet is terugbetaald na het beëindigen van de huur, terwijl gedaagde aanvoert dat eiser akkoord is gegaan met een schadevergoeding van € 1.100,00 omdat hij de woning eerder heeft verlaten dan de afgesproken huurperiode van zes maanden. De zaak is behandeld op 31 mei 2023, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en tolk, terwijl gedaagde niet is verschenen.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de waarborgsom moet terugbetalen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser akkoord is gegaan met de schadevergoeding. De rechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten en rente toe, maar wijst de vordering voor de eigen bijdrage rechtsbijstand af, omdat deze in de proceskostenvergoeding is begrepen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 484,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10348821 \ CV EXPL 23-5473
datum uitspraak: 14 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 februari 2023, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 23 februari 2023 van de zijde van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de akte overleggen producties en toelichting van 31 mei 2023 van de zijde van [eiser01] , met bijlagen.
1.2.
Op 31 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] , bijgestaan door zijn gemachtigde en tolk (Engels, tolknummer: [nummer01] ). [gedaagde01] is, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De inleiding

Wat wil [eiser01] in deze zaak?
2.1.
[eiser01] heeft van [gedaagde01] de woning aan het adres [adres01] in Rotterdam gehuurd (hierna: de woning). [eiser01] heeft bij aanvang van de huur een waarborgsom van € 1.100,00 aan [gedaagde01] betaald. Deze waarborgsom is bij het einde van de huur niet door [gedaagde01] terugbetaald. Dat had volgens [eiser01] wel gemoeten. In deze zaak eist [eiser01] daarom dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de waarborgsom van € 1.100,00 aan hem terug te betalen. [eiser01] maakt verder aanspraak op een bedrag van € 125,90 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 159,00 aan eigen bijdrage rechtsbijstand en een proceskostenveroordeling.
Wat is het verweer van [gedaagde01] ?
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van [eiser01] . [eiser01] is op 1 november 2022 in de woning komen wonen en heeft deze in december 2022 alweer verlaten terwijl een huurovereenkomst voor de duur van zes maanden was overeengekomen. [gedaagde01] heeft [eiser01] daarom twee opties gegeven als hij de woning eerder wilde verlaten: (1) [eiser01] moet een schadevergoeding van € 550,00 betalen als hij zelf een nieuwe huurder voor de woning vindt; of (2) [eiser01] moet een schadevergoeding van € 1.100,00 betalen als [gedaagde01] een nieuwe huurder voor de woning moet zoeken. Volgens [gedaagde01] is [eiser01] akkoord gegaan met optie 2. [eiser01] moet dan ook een schadevergoeding betalen van € 1.100,00, zodat [gedaagde01] de waarborgsom niet aan [eiser01] hoeft terug te betalen.

3.De beoordeling

Moet [gedaagde01] de waarborgsom van € 1.100,00 terugbetalen? Ja
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser01] bij het aangaan van de huur de waarborgsom van € 1.100,00 aan [gedaagde01] heeft betaald. Wel is in geschil of [gedaagde01] deze waarborgsom moet terugbetalen. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat dat niet hoeft, omdat [eiser01] akkoord is gegaan met optie 2 (zie 2.2.), zodat hij een schadevergoeding van € 1.100,00 aan [gedaagde01] moet betalen vanwege het vroegtijdig beëindigen van de huurovereenkomst. [eiser01] betwist dat hij akkoord is gegaan met een van de door [gedaagde01] aangeboden opties.
3.2.
Dat [eiser01] niet akkoord is gegaan met de door [gedaagde01] aangeboden opties blijkt volgens [eiser01] uit het door hem overgelegde screenshot van op 13 december 2022 tussen partijen gevoerde whatsappcorrespondentie waarin [eiser01] om 12:35 uur onder andere het volgende schrijft:
“I am not satisfied with the solution provided to me”. Daarnaast heeft [eiser01] aangevoerd dat bezichtigingen zijn ingepland nadat door hem was aangegeven dat hij niet akkoord ging met de aangeboden oplossingen. Tijdens de eerste bezichtiging op 19 december 2022 is vervolgens aan [eiser01] medegedeeld dat de omstandigheden in de woning niet goed waren, en dat [gedaagde01] een nieuwe huurder voor de woning zou zoeken en de volledig borg zou terugbetalen.
3.3.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagde01] gelegen nader (met stukken) te onderbouwen dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiser01] een schadevergoeding van € 1.100,00 zou betalen omdat hij de woning vroegtijdig heeft verlaten. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Ook heeft hij geen bewijs aangeboden op dat punt. Daarom gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stelling van [eiser01] . Door [gedaagde01] is verder niets aangevoerd op basis waarvan hij de waarborgsom niet terug zou hoeven te betalen. Dit betekent dat [gedaagde01] de waarborgsom van € 1.100,00 aan [eiser01] moet (terug)betalen.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en rente worden toegewezen
3.4.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De gevorderde rente over de hoofdsom wordt toegewezen, omdat [eiser01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat [eiser01] niet heeft gesteld dat deze kosten al door hem zijn betaald.
De vergoeding voor de eigen bijdrage wordt afgewezen
3.5.
[eiser01] vordert een vergoeding voor de door hem betaalde eigen bijdrage rechtsbijstand van € 159,00. Er bestaat echter geen rechtsgrond voor toewijzing van deze vordering omdat de eigen bijdrage wordt geacht in de normale proceskostenvergoeding te zijn begrepen. De vordering tot betaling van deze eigen bijdrage wordt daarom afgewezen.
[gedaagde01] moet de proceskosten van [eiser01] betalen
3.6.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 398,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,00) Aan de akte overlegging producties en toelichting wordt geen punt toegekend omdat de in deze akte genoemde punten ook tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht hadden kunnen worden. Het totaalbedrag van € 484,00 moet rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser01] worden betaald, omdat [eiser01] op basis van een toevoeging procedeert. Voor kosten die [eiser01] maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50 Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 1.225,90 aan waarborgsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.100,00 vanaf 15 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 484,00, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser01] moet worden betaald;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
54214