ECLI:NL:RBROT:2023:6371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
CIV-660492_11072023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de zorg voor de moeder met psychische problemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een ondertoezichtstelling voor een jaar en een uithuisplaatsing voor zes maanden, maar dit verzoek werd tijdens de zitting gewijzigd naar een uithuisplaatsing van drie maanden. De moeder, die met psychische problemen kampt, heeft de zorg voor de kinderen, maar door haar psychose was zij tijdelijk niet in staat om voor hen te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de psychose van de moeder in remissie is en dat de kinderen regelmatig bij haar verblijven. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling voor een jaar toe te wijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot twee maanden, met de mogelijkheid voor de kinderen om in de toekomst weer bij de moeder te wonen, afhankelijk van de voortgang van de hulpverlening en de opstelling van een veiligheidsplan door de gecertificeerde instelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/660492 / JE RK 23-1401
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlage van de Raad van
15 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 11 juli 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. D.S. Lösing;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] en [naam03] namens de GI.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Franse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
[tolk01] , tolk in de Franse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven in een pleeggezin.
Bij spoedbeschikking van 20 april 2023 zijn [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 juli 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot spoeduithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 20 april 2023 voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 3 mei 2023 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 20 juli 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] voor de duur van een jaar. Ook wordt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verzocht voor de duur van zes maanden in een voorziening voor pleegzorg. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gewijzigd, in die zin dat de Raad verzoekt om de machtiging uithuisplaatsing voor drie maanden toe te wijzen en de andere drie maanden aan te houden.

Het standpunt van de Raad

Er waren al langere tijd grote zorgen over de thuissituatie bij de moeder. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] zagen er verwaarloosd uit en er was sprake van veel schoolverzuim. Vanwege een psychose kon de moeder niet meer voor de kinderen zorgen. Ook leek de moeder onvoldoende inzicht in de problematiek te hebben. De Raad benadrukt dat door al deze omstandigheden samen een uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk was. Het gaat dus volgens de Raad niet alleen om de psychose van de moeder. Op dit moment logeren de kinderen regelmatig bij de moeder. Een terugplaatsing moet echter zorgvuldig gebeuren. De Raad vindt het van belang dat de GI in de komende drie maanden een veiligheidsplan opmaakt en dat bij de moeder opvoedondersteuning wordt ingezet.

Het standpunt van de GI

De GI heeft met het gewijzigde verzoek van de Raad ingestemd.
Sinds een aantal dagen is de GI bij het gezin betrokken. Hiervoor was het crisisteam betrokken. De opvoedondersteuning kan waarschijnlijk binnen een maand starten. De GI is ervan geschrokken dat er nog geen veiligheidsplan ligt en zal dit zo snel mogelijk opstellen. De bezoekregeling is in de afgelopen periode al uitgebreid. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven ieder weekend bij de moeder. In de nacht van zaterdag op zondag slapen zij bij haar. Daar is de oudere zus niet bij. De GI vindt het belangrijk dat bij de bezoekregeling wordt gekeken naar wat de moeder aan kan. De bezoeken kunnen eventueel in aanwezigheid van de opvoedondersteuner plaatsvinden.

Het standpunt van de moeder

Namens en door de moeder is kenbaar gemaakt dat de moeder met een ondertoezichtstelling kan instemmen. Wel is verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing. Verzocht is om de duur van de machtiging te bekorten.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven nu al regelmatig bij de moeder. Naast de vaste weekenden hebben zij in juni vier dagen bij haar gelogeerd. Dit verloopt goed. Volgende week gaan de kinderen een week met het pleeggezin op vakantie.
De moeder gebruikt medicatie en zij heeft iedere week controle. Daarnaast krijgt zij ondersteuning van een maatschappelijk werker. Hierdoor heeft zij minder stress. De uithuisplaatsing lijkt met name gebaseerd te zijn op de psychose van de moeder, maar deze is in remissie en de moeder ervaart daar geen beperkingen meer van. Het is niet rechtvaardig om de andere zorgen, die al vóór die periode speelden, naar voren te brengen om de uithuisplaatsing voor lange duur te verlengen. Het is fijn dat de opvoedondersteuning snel kan starten. De zomervakantie kan men gebruiken om stap-voor-stap toe te werken naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . In de tussentijd kan een veiligheidsplan worden opgesteld.
De moeder heeft meegedeeld dat zij de kinderen erg mist. De situatie is nu heel anders dan in mei. De moeder heeft al die tijd openheid van zaken gegeven.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een ondertoezichtstelling, zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De moeder weerspreekt dit ook niet. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Na een korte GGZ-opname verblijft de moeder vanaf begin mei 2023 weer volledig thuis. De behandelaar van de moeder stelt dat vanuit haar psychiatrische problematiek geen belemmering meer zijn voor haar functioneren. De psychose is in remissie. Daarnaast verblijven [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] al regelmatig bij de moeder. In de weekenden slapen zij een nacht bij haar. De bezoeken verlopen goed. Tot slot gaat de opvoedondersteuning aan de moeder op korte termijn starten. Hierdoor is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing kan worden beperkt tot twee maanden. De kinderrechter wijst het overig verzochte af (zie artikel 1:265b BW).
De kinderrechter ziet de zorgen van de Raad ook, maar deze kunnen worden ondervangen door een ondertoezichtstelling en de hulpverlening die gaat starten. Indien nodig kunnen de kinderen misschien nog een aantal dagen per maand in het pleeggezin blijven om moeder te ontlasten. Als alsnog blijkt dat het niet goed gaat met de moeder, dan moet een nieuw onderbouwd verzoekschrift voor komen. Het belangrijkste argument voor de uithuisplaatsing was namelijk de psychiatrische opname van de moeder en die zorg is sterk verminderd.
In de vakantieperiode is het belangrijk dat in onderling overleg wordt bepaald wanneer en hoe de bezoeken aan de moeder plaatsvinden. Van de GI wordt verwacht dat zij een veiligheidsplan opstelt.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 11 juli 2023 tot 11 juli 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 20 juli 2023 tot 20 september 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 18 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.