Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:
betaaldienstverlener: degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten
Wet bekostiging financieel toezicht 2019
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
eenmalige handeling: het behandelen van een aanvraag of melding, het behandelen van een verzoek tot het registreren van een persoon, het geven van een beschikking, of het verrichten van een vergelijkbare handeling met een eenmalig karakter ten behoeve van een persoon;
Artikel 13. Vergoeding kosten toezichthouders
1. De kosten van de toezichthouder voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, worden ten laste gebracht van de onder toezicht staande personen en de personen voor wie de toezichthouder een eenmalige handeling verricht.
2 De kosten worden bepaald en ten laste gebracht op basis van een systematiek met de volgende uitgangspunten:
a. de kosten die ten laste worden gebracht, houden niet meer in dan die volgen uit de begroting van de toezichthouder, met inbegrip van het exploitatiesaldo van het daaraan voorafgaande jaar;
b. zowel directe als indirecte kosten kunnen in rekening worden gebracht;
c. de kosten van een eenmalige handeling worden ten laste gebracht aan de persoon voor wie die handeling is verricht; en
d. de kosten voor de uitvoering van de taken in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba worden niet op grond van deze wet in rekening gebracht, met uitzondering van de taken op grond van de Pensioenwet BES.
Artikel 14. Eenmalige handelingen
1. Een persoon is de toezichthouder een vergoeding verschuldigd voor het verrichten van een eenmalige handeling.
2 Bij regeling van Onze Ministers, ieder voor diens beleidsverantwoordelijkheid, worden de eenmalige handelingen waar een vergoeding voor verschuldigd is en de kosten daarvoor of de wijze waarop deze kosten worden berekend vastgesteld. Bij die regeling kunnen tevens regels worden gesteld over de wijze en het moment waarop de kosten in rekening worden gebracht.
Artikel 15. Doorlopend toezicht
1. De toezichthouder brengt jaarlijks bij een onder toezicht staande persoon een bedrag voor de kosten van het toezicht in rekening.
2 De totale kosten van het toezicht die in enig jaar in rekening worden gebracht, bedragen de som van:
a. het totaal van de begrote kosten voor het desbetreffende jaar met uitzondering van de begrote kosten voor:
1°. eenmalige handelingen;
2°. de uitvoering van de taken in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, met uitzondering van de taken op grond van de Pensioenwet BES;
b. het exploitatiesaldo over het voorafgaande jaar, verminderd met:
1°. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel a; en
2°. de aan de Staat toekomende opbrengsten, bedoeld in artikel 11.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de personen die, gelet op de aard en omvang van het toezicht, voor de toepassing van deze wet worden aangemerkt als onder toezicht staand alsmede over de indeling van deze personen in categorieën.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de systematiek op basis waarvan de totale kosten over de categorieën onder toezicht staande personen worden verdeeld en de berekening van de kosten per onder toezicht staande persoon.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden tevens regels gesteld over:
a. de hoogte van de kosten voor het doorlopend toezicht indien een onder toezicht staande persoon slechts een deel van het kalenderjaar onder het toezicht van een toezichthouder valt, waarbij een minimumbedrag kan worden vastgesteld waaronder geen kosten in rekening worden gebracht of geen terugbetaling plaats vindt; en
b. het in rekening brengen van de kosten indien sprake is van fusie, collectieve waardeoverdracht of indien een onder toezicht staande persoon in afwikkeling wordt geplaatst en vermogen overgaat.
6 De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Besluit bekostiging financieel toezicht 2019
Artikel 2. Berekeningswijze doorlopend toezicht
In de begroting neemt de toezichthouder een overzicht op waaruit de berekeningswijze van de kosten van het doorlopend toezicht, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, in het desbetreffende jaar blijkt.
1. De Nederlandsche Bank neemt in haar begroting afzonderlijke posten op voor de toezichtcategorieën, genoemd in bijlage 2, onderdeel A.
2 Per toezichtcategorie neemt de Nederlandsche Bank in de begroting een bedrag op voor de verwachte opbrengsten van eenmalige handelingen. De kosten van het doorlopend toezicht per toezichtcategorie bedragen het totaal van kosten voor die categorie met aftrek van de verwachte opbrengsten van eenmalige handelingen.
Artikel 8. Vergoeding kosten DNB
1. De Nederlandsche Bank brengt de kosten van het doorlopend toezicht die zij voor een toezichtcategorie maakt, in rekening bij de personen die op grond van bijlage 2, onderdeel B, tot die categorie behoren.
2 De hoogte van het jaarlijks aan een persoon in rekening te brengen bedrag voor het doorlopend toezicht wordt bepaald aan de hand van de maatstaven, zoals vastgesteld in bijlage 2, onderdeel B.
Artikel 9. Vaststelling jaarlijkse tarieven
1. Uiterlijk per 1 juni van ieder jaar worden, op voorstel van de toezichthouder, bij regeling van Onze Ministers, ieder voor diens beleidsverantwoordelijkheid, voor iedere te onderscheiden toezichtcategorie de bandbreedtes en tarieven vastgesteld.
2 Bij de vaststelling van de bandbreedtes en de tarieven wordt rekening gehouden met het bedrag dat op grond van de artikelen 3 en 7 voor het desbetreffende jaar aan de toezichtcategorie is toegerekend.
Bijlage 2. De Nederlandsche Bank
(Bijlage als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 8 en 12, tweede lid)
B. Personen en maatstaven
4. Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen
a. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, Wft.
b. Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a, derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet.
c. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 Wft.
d. Elektronischgeldinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a Wft.
e. Wisselinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54i, eerste lid, of artikel 2:54l, eerste lid, Wft.
a. Vergunning danwel aantal bijkantoren of betaaldienstagenten en type betaaldienst
b. Minimum omvang toetsingsvermogen
c. Bruto provisie-inkomsten: de totale omzet van de provisies en vergoedingen voor het verrichten van betalingen en andere daarmee houdende opbrengsten uit hoofde van de vergunningplichtige betaaldienstverlening
Regeling bekostiging financieel toezicht 2020
Artikel 3
Voor het kalenderjaar 2020 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van De Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:
Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen
Bruto-provisie-inkomsten (PI)
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in deartikelen 2:3a, eerste lid, 2:4 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0020368&artikel=2:4&g=2023-06-01&z=2023-06-01),
of2:10a van de Wet op het financieel toezicht:
€ 5.000 in voorkomend geval vermeerderd met:
Personen met PI in het bereik van:
€ 0 tot en met € 1 miljoen
€ 101,50 per € 1.000
>€ 1 miljoen tot en met € 10 miljoen
€ 34,60 per € 1.000
>€ 10 miljoen tot en met € 50 miljoen
€ 2,49 per € 1.000
>€ 50 miljoen
€ 0,26 per € 1.000
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in deartikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht
€ 3.000