ECLI:NL:RBROT:2023:6152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658875 / KG ZA 23-470
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gekraakte panden door onbekende en bekende krakers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een voormalig bankgebouw dat door krakers was gekraakt. Eiser, eigenaar van het pand, vorderde ontruiming van zowel bekende als onbekende krakers. De rechtbank heeft de vorderingen tegen de onbekende krakers toegewezen, omdat deze zonder recht of titel in het pand verbleven. Voor de bekende krakers, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5], heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid, omdat de ontruiming zou leiden tot ongerechtvaardigde leegstand van het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang was voor de ontruiming, gezien de omstandigheden en de belangen van de krakers. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de niet verschenen gedaagden, terwijl [eiser01] in de proceskosten van de verschenen gedaagden werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de afweging tussen eigendomsrechten en de bescherming van de huisvesting van de krakers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658875 / KG ZA 23-470
Vonnis in kort geding van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaten mrs. A. van der Pol en M. Hoogesteger te Rotterdam,
tegen
1.
Zij die zonder recht of titel verblijven in (een gedeelte van) het pand met aanhorigheden, staande en gelegen te [postcode01] [plaats01] aan het adres [straatnaam01] [huisnummer01] -b,
niet verschenen,
met uitzondering van:
2.
[gedaagde sub 2],
advocaat mr. C.J.M. van den Brȗle te Den Haag,
en voorts
3.
[gedaagde sub 3],
in het BRP ingeschreven op het adres [adres01] , [postcode02] [plaats01] ,
niet verschenen,
4.
Zij die zonder recht of titel verblijven in (een gedeelte van) het pand met aanhorigheden, staande en gelegen te [postcode02] [plaats01] aan het adres [adres01],
niet verschenen,
met uitzondering van:
5.
[gedaagde sub 5],
advocaat mr. J. van Lunen te Den Haag,
gedaagden.
Eiser wordt hierna [eiser01] genoemd. Gedaagden worden hierna samen als zodanig aangeduid. Gedaagden sub 2, 3 en 5 worden [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 5] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2023, met producties 1 tot en met 24
  • de oproepingsadvertentie van 14 juni 2023 in het Nederlands Dagblad
  • de ongenummerde producties van [gedaagde sub 2]
  • twee producties van [gedaagde sub 5]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 21 juni 2023
  • de pleitnota van [eiser01]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 2]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 5]
  • de e-mail van 21 juni 2023 te 16:43 uur met bijlagen van mr. Van Lunen
  • de e-mail van 21 juni 2023 te 17:03 uur met bijlagen van mr. Van den Brȗle
  • de e-mail van 23 juni 2023 te 11:38 uur van mr. Van der Pol.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is eigenaar van het voormalige bankgebouw met vijf etages en twee ingangen aan de [straatnaam01] [huisnummer01] -a (begane grond en eerste verdieping) en b (tweede verdieping) te [postcode01] Rotterdam (gesitueerd aan de voorkant van het gebouw) en het [adres01] (derde en vierde verdieping) te [postcode02] Rotterdam (gesitueerd aan de achterkant van het gebouw) (hierna: het Gebouw, de [straatnaam01] [huisnummer01] -a/b en het [adres01] ). De drie (woon-)eenheden zijn met elkaar verbonden en binnendoor te bereiken. Het Gebouw heeft een gemengde bestemming.
2.2.
De [straatnaam01] [huisnummer01] -a staat leeg.
2.3.
De [straatnaam01] [huisnummer01] -b is tot 1 augustus 2022 verhuurd geweest. Per 1 december 2022 was de [straatnaam01] [huisnummer01] -b opnieuw verhuurd. In de tussentijd en na 1 december 2022 in verband met opknapwerkzaamheden van de nieuwe huurders heeft de [straatnaam01] [huisnummer01] -b (feitelijk) leeg gestaan. Op 9 of 11 december 2022 is de [straatnaam01] [huisnummer01] -b gekraakt. Namens [eiser01] is op 12 en 14 december 2022 aangifte gedaan van vernieling en huisvredebreuk. [gedaagde sub 2] verblijft op dit moment als enige in de [straatnaam01] [huisnummer01] -b.
2.4.
Op of omstreeks 13 januari 2023 is het [adres01] gekraakt. Namens [eiser01] is op 16 januari 2023 aangifte gedaan van vernieling en huisvredebreuk. [gedaagde sub 5] verblijft op dit moment als enige in het [adres01] .
2.5.
Bij brief van 12 april 2023 zijn gedaagden gesommeerd om het verblijf in de [straatnaam01] [huisnummer01] -b en het [adres01] te staken en het Gebouw te ontruimen. Hieraan hebben zij geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om a) binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis in deze gerechtelijke procedure, althans na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de [straatnaam01] [huisnummer01] -b geheel te ontruimen, met alle daarin aanwezige personen, dieren en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser01] zijn, en ter vrije beschikking van [eiser01] te stellen, en b) het Gebouw ontruimd te houden, althans (een) zodanige veroordeling uit te spreken als [de voorzieningenrechter van] deze rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om a) binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis in deze gerechtelijke procedure, althans na betekening van het in deze te wijzen vonnis, het [adres01] geheel te ontruimen, met alle daarin aanwezige personen, dieren en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser01] zijn, en ter vrije beschikking van [eiser01] te stellen, en b) het Gebouw ontruimd te houden, althans (een) zodanige veroordeling uit te spreken als [de voorzieningenrechter van] deze rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
een dwangsom te verbinden van € 500,00 per dag dat een gedaagde nalaat om deels of geheel aan de vordering onder 1 en/of 2 te voldoen, althans een dwangsom door [de voorzieningenrechter van] deze rechtbank in goede justitie te bepalen;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de integrale kosten van ontruiming door de deurwaarder (ex artikel 555 Rv e.v.), indien een gedaagde niet vrijwillig voldoet aan de veroordeling tot ontruiming, te voldoen binnen veertien dagen na ontruiming en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, althans (een voorschot op) deze kosten, dan wel (een voorschot op de) schadevergoeding, dan wel uit andere hoofde een bedrag van € 5.000,00 toe te wijzen en gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dat bedrag, indien over is gegaan tot een gedwongen ontruiming door de deurwaarder/sterke arm der wet (aldus opeisbaar indien aan die voorwaarde is voldaan), althans een zodanige veroordeling uit te spreken als [de voorzieningenrechter van] deze rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen:
a. in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van [eiser01] daaronder mede begrepen;
b. in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 jo. 239 Rv,
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] voeren ieder afzonderlijk verweer.
3.2.1.
[gedaagde sub 2] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser01] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.2.
[gedaagde sub 5] concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser01] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verstek, artikelen 139 en 140 leden 1 en 3 Rv en ontvankelijkheid

4.1.
Voor wat betreft de niet verschenen gedaagden geldt dat de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen zodat aan hen verstek wordt verleend. Omdat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] wel in de procedure zijn verschenen en ten opzichte van hen wordt voort geprocedeerd, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
Uit het bepaalde in artikel 139 Rv volgt dat de vorderingen van [eiser01] tegen de niet verschenen gedaagden kunnen worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Dit is niet het geval. De door de wel verschenen gedaagden aangevoerde verweren werken niet in het voordeel van de overige gedaagden, tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing. Daarvan is geen sprake. De vorderingen ten aanzien van de niet verschenen gedaagden liggen daarmee voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen worden gemaximeerd.
4.3.
Ten aanzien van [gedaagde sub 3] geldt dat hij volgens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] in of omstreeks 2014 in het Gebouw is overleden en dat zijn overlijden abusievelijk niet is verwerkt in het BRP. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan die mededeling te twijfelen. [eiser01] is daarom niet-ontvankelijk in zijn vorderingen jegens [gedaagde sub 3] .
Onderbewindstelling [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5]
4.4.
Uit het verhandelde ter zitting en de nagezonden stukken volgt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] onder bewind staan en dat dit bewind zich uitstrekt over alle goederen. In een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient de bewindvoerder in rechte te worden betrokken. De vorderingen van [eiser01] strekken ertoe om een einde te maken aan onrechtmatig handelen van de krakers. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] beroepen zich op het huisrecht als bedoeld in artikel 8 EVRM. Gelet op het afwijzende oordeel hierna laat de voorzieningenrechter in het midden of hiermee sprake is van een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed. De vraag of [eiser01] behoorde te weten dat de krakers onder bewind zijn geplaatst, kan daarmee eveneens onbeantwoord blijven.
(Spoedeisend) belang
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde sub 2] op 9 of 11 december 2022 de [straatnaam01] [huisnummer01] -b heeft ‘gekraakt’ en [gedaagde sub 5] op of omstreeks 13 januari 2023 het [adres01] . Vaststaat dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] zonder recht of titel in het Gebouw verblijven. Dat is in strijd met het eigendomsrecht dat [eiser01] op (de gekraakte delen van) het Gebouw heeft (artikel 5:2 BW). [eiser01] is daarom gerechtigd om ontruiming te vorderen. In beginsel wordt een dergelijke vordering tot ontruiming toegewezen, tenzij [eiser01] daarbij geen spoedeisend belang heeft of in de gegeven omstandigheden misbruik maakt van zijn ontruimingsbevoegdheid. Hier tegenover staat het belang van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] bij het behoud van een dak boven hun hoofd. Bij de weging van deze belangen geldt als belangrijk gezichtspunt dat van ontruiming moet worden afgezien als er vervolgens ongerechtvaardigde leegstand van het Gebouw zal ontstaan.
4.6.
Op zichzelf is aannemelijk dat er belangstelling is van een derde - Novaa Behandelcentrum Jeugd - voor de mogelijke huur van het (gehele) Gebouw. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] hebben in dat kader gesteld dat er nog veel moet gebeuren om het Gebouw voor deze potentiële huurder gebruiksklaar te maken, mede gelet op de kwetsbaarheid van de beoogde bewonersgroep. Niet alleen dient een ingrijpende verbouwing plaats te vinden, ook moet [eiser01] nog voldoen aan verschillende publiekrechtelijke formaliteiten. Zo beschikt [eiser01] nog niet over de noodzakelijke vergunningen, is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk en moet ook nog voldaan worden aan de vereisten die de Omgevingswet stelt. [eiser01] heeft nagelaten die stellingen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] gemotiveerd te betwisten. Meer in het bijzonder heeft hij nagelaten recente en relevante bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat hij het Gebouw binnen korte tijd daadwerkelijk kan gaan verbouwen met het oog op de beoogde herontwikkeling daarvan ten behoeve van de hiervoor genoemde derde. Gelet hierop en op de tijd die doorgaans met het voldoen aan gemelde formaliteiten gemoeid is, kan bepaald niet worden uitgesloten dat voorlopig leegstand het gevolg zal zijn van een ontruiming. Zo bezien komt de ontruimingsvordering op dit moment te vroeg. In dit verband is niet van belang dat de [straatnaam01] [huisnummer01] -b verhuurd was op het moment waarop [gedaagde sub 2] de woning kraakte. Het gaat immers om een weging van de belangen naar dit moment. Van belang is wel dat niet langer in geschil lijkt dat na het vertrek één of twee maanden geleden van een tweede kraker uit de [straatnaam01] [huisnummer01] -b niet langer sprake is van overlast. Dit alles betekent dat op dit moment ontruiming van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] misbruik van bevoegdheid oplevert. De vorderingen van [eiser01] worden in zoverre daarom afgewezen.
Proces- en nakosten
4.7.
De niet verschenen gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser01] veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 131,90
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
697,00(liquidatietarief eenvoudig kort geding)
Totaal € 1.142,90
4.8.
[eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde sub 2] respectievelijk [gedaagde sub 5] veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] respectievelijk [gedaagde sub 5] worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris
697,00(liquidatietarief eenvoudig kort geding)
Totaal € 783,00
4.9.
Ten aanzien van alle proceskostenveroordelingen geldt het volgende. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis. Over de vergoeding van nakosten hoeft geen aparte beslissing te worden genomen, omdat een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
ten aanzien van [gedaagde sub 3]
5.1.
verklaart [eiser01] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen [gedaagde sub 3] ,
ten aanzien van de overige niet verschenen gedaagden
5.2.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.3.
veroordeelt de niet verschenen gedaagden hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de [straatnaam01] [huisnummer01] -b respectievelijk het [adres01] geheel te ontruimen, met alle daarin aanwezige personen, dieren en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser01] zijn, en ter vrije beschikking van [eiser01] te stellen, en het Gebouw ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat een niet verschenen gedaagde nalaat om deels of geheel aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,00,
5.4
veroordeelt de niet verschenen gedaagden hoofdelijk in de integrale kosten van hun ontruiming door de deurwaarder, indien een niet verschenen gedaagde niet vrijwillig voldoet aan de veroordeling tot ontruiming, te voldoen binnen veertien dagen na ontruiming en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.5
veroordeelt de niet verschenen gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 1.142,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
ten aanzien van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5]
5.6
wijst de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] af,
5.7
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 783,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 5] tot op heden begroot op € 783,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
voorts
5.9
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.1
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
1734/1980