ECLI:NL:RBROT:2023:6050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
KTN-10079954_07072023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en terugbetaling aanbetaling in aanneming van werk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon01] en [persoon02] over een aannemingsovereenkomst voor de levering en montage van kunststof kozijnen en gevelbekleding. [persoon01] had op 2 augustus 2021 een overeenkomst gesloten met [persoon02] voor de levering van deze materialen en de montage ervan voor een totaalbedrag van € 24.000,-, waarvan € 12.000,- als aanbetaling was voldaan. De oplevering was gepland voor eind oktober 2021, maar [persoon02] heeft [persoon01] in gebreke gesteld wegens niet-nakoming van de afspraken en gebrekkige uitvoering van het werk. Na meerdere klachten en een ingebrekestelling heeft [persoon02] de overeenkomst op 5 april 2022 buitengerechtelijk ontbonden en terugbetaling van de aanbetaling geëist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon01] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor de ontbinding gerechtvaardigd was. De rechter heeft [persoon01] veroordeeld tot terugbetaling van de aanbetaling van € 12.000,- aan [persoon02], evenals een schadevergoeding van € 862,13 voor gemaakte kosten en € 895,- aan buitengerechtelijke kosten. Tevens is [persoon01] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10079954 CV EXPL 22-27002
datum uitspraak: 7 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon01] t.h.o.d.n. [handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. K.R. Stephan,
tegen
[persoon02],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Aksü.
De partijen worden ‘ [persoon01] ’ en ‘ [persoon02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2023, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 tot en met 14;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het vonnis in het incident;
  • de brieven van de rechtbank waarmee partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling en gelegenheid geboden is voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie;
  • de e-mail van [persoon02] met bijlagen 15 en 16.
1.2.
Op 18 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met
[naam01] , de vader van [persoon01] voornoemd, bijgestaan door mr. Stephan, en met [persoon02] en zijn echtgenote [naam02] , bijgestaan door mr. Aksü.

2.De feiten

2.1.
[persoon01] heeft op 2 augustus 2021 een overeenkomst gesloten voor de verkoop en levering aan [persoon02] van kunststof kozijnen, waaronder een schuifpui, met houtnerf structuur en HR++ glas, en een voordeur, alsmede Keralit gevelbekleding, een en ander met toebehoren, plus de montage daarvan in en aan zijn woning, voor een bedrag van € 24.000,- inclusief btw. [persoon02] heeft € 12.000,- inclusief btw aanbetaald. Eind oktober 2021 zou het werk klaar zijn.
2.2.
Bij brief van 20 januari 2022 met als onderwerp
“ingebrekestelling”heeft [persoon02] - verkort weergegeven - het volgende geschreven aan [persoon01] :
“Op 2 augustus 2021 sloten wij met u een overeenkomst. (…) Wij hebben bij u gekocht kozijnen en keralit en de volgende afspraken met u gemaakt.
a. Keralit plaatsen en afwerken
b. Kozijnen plaatsen en afwerken
c. Alle werkzaamheden zouden uiterlijk 3e week van oktober 2021 afgerond zijn
Helaas hield u zich niet aan de afspraken. Wij hebben de volgende klachten:
1. U bent niet goed bereikbaar, stelt uw werkzaamheden uit en komt uw afspraken niet na
2. U heeft de kozijnen en keralit vooraf dat u ze bij ons afgeleverd heeft niet gecontroleerd op kleur en maat. U bent een keer met keralit gekomen wat een verkeerde kleur heeft, schuifpui en kozijn in de woonkamer heeft verkeerde kleur, kozijn van de keuken en voordeur verkeerde maat
3. U heeft niet de soort kozijnenkleur in de woonkamer en schuifpui geleverd wat we op de offerte hebben afgesproken (…)
6. Wij hebben continue u achteraan moeten bellen en appen
7. U heeft de afwerking van de reeds geplaatste kozijnen-keralit niet goed afgewerkt
8. Er zijn delen van de keralit wat nog na een aantal maanden nog steeds niet goed is afgewerkt, waardoor die plekken vochtig zijn gebleven
9. De schuifpui heeft geen houtnerf en ventilatierooster, tevens is heeft de kozijn in de woonkamer ook geen houtnerf.
10. De schuifpui is een keer uit zijn rails gegaan, toen u hier aanwezig was. De rails is hierdoor licht beschadigd.
11. Zowel onze keukenkozijn als voordeur hebben meer dan 2 maanden voor de deur gestaan, daarna bent u er pas achter gekomen dat de maten niet kloppen
12. u heeft niet aan uw belofte gehouden, 31 oktober heeft u de keukenkozijn opnieuw besteld binnen een week zou deze aankomen, we zitten inmiddels in week 3 van 2022 en wij hebben nog steeds niets van u vernomen
13. De oude kozijn van de keuken heeft u 31 oktober eraf gehaald, maar de nieuwe niet kunnen plaatsten i.v.m. verkeerde maat. Echter deze heeft u niet goed erop geplaatst, waardoor er heel veel vocht in de keuken is binnen gekomen (…)
Met deze brief stellen wij u in gebreke, omdat u uw afspraken diverse keren niet nagekomen bent en uw werk niet netjes heeft afgeleverd.
(…)
Via deze brief geven wij u een laatste kans om u aan de afspraken te houden. Wij geven u hiervoor 3 weken de tijd, uiterlijk 13 februari 2022. Doet u dat niet, dan zullen wij ons contract ontbinden. (…) Ook stellen wij u vast aansprakelijk voor alle schade die wij hierdoor krijgen. (…) ”
2.3.
Op 6 maart 2022 heeft [persoon01] een factuur aan [persoon02] doen toekomen, waarmee een bedrag van € 8.000,- inclusief btw in rekening is gebracht onder vermelding van
“deelbetaling werkzaamheden”.
2.4.
Bij brief van 5 april 2022 met als onderwerp
“ontbinding contract”heeft [persoon02] - verkort weergegeven - het volgende geschreven aan [persoon01] :
“Op 2 augustus sloot ik met u een overeenkomst. (…) Wij hebben kozijnen, een voordeur en keralit bij u gekocht en de volgende afspraken met u gemaakt.
• Keralit plaatsen en afwerken
• Kozijnen, voordeur plaatsen en afwerken
• Al deze werkzaamheden zouden voor de 3e week van oktober 2021 afgerond zijn.
Op 20 januari 2022 heb ik u een aangetekende brief gestuurd waarin u In gebreke bent gesteld. U heeft de mogelijkheid gekregen om uw werkzaamheden tot 13 februari af te ronden. Tevens heb ik aangegeven het contract te zullen ontbinden wanneer u zich opnieuw niet aan de afspraken houdt. U bent pas op 25 februari en op 28 februari geweest en een aantal werkzaamheden verricht. Echter, de
werkzaamheden zijn wederom niet afgemaakt en dat wat uitgevoerd is, is niet naar tevredenheid uitgevoerd.
Door uw toedoen hebben wij zowel materiële als immateriële schade opgelopen. Ik stel u dan ook aansprakelijk voor alle gemaakte schades, verkeerde producten, slordige afwerking, verkeerde afmetingen van producten.
Bij deze deel ik u mede dat ik geen vertrouwen meer heb in u, waardoor ik genoodzaakt ben het contract te ontbinden. (…)”
2.5.
Bij brief van 15 april 2022 heeft [persoon01] - verkort weergegeven - hierop gereageerd, aan [persoon02] te kennen gegeven dat op 28 februari jl. de laatste werkzaamheden zijn verricht en het werk is afgerond, en verzocht om betaling van € 12.000,- binnen vijf werkdagen. Diezelfde dag heeft [persoon01] een aanmaning aan [persoon02] doen toekomen voor de betaling van € 12.000,- inclusief btw.
2.6.
[persoon02] heeft SRBA Bouwkundig Advies B.V. (hierna: SRBA) ingeschakeld om de door [persoon01] verrichte werkzaamheden in en aan zijn woning en de kunststof kozijnen en Keralit gevelbeplating te inspecteren en hierover te rapporteren. Op 29 april 2022 is in de woning een bouwkundige inspectie verricht en op 18 mei 2022 heeft ir. [naam03] van SRBA een bouwkundige rapportage met bijlagen uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[persoon01] eist samengevat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [persoon02] te veroordelen tot betaling aan hem van:
  • € 12.000,- met rente vanaf 7 maart 2022;
  • € 895,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
[persoon01] baseert de eis op de tussen partijen gesloten overeenkomst. [persoon01] stelt daaraan uitvoering te hebben gegeven met de levering en plaatsing van kunststof kozijnen en Keralit gevelbekleding en dakranden. Volgens [persoon01] is het werk uitgevoerd, opgeleverd en zonder voorbehoud aanvaard. Gelet hierop is [persoon02] het restant van het voor het werk overeengekomen bedrag verschuldigd geworden. Het gaat om € 12.000,-. [persoon02] heeft dit bedrag echter niet betaald, ook niet na sommatie. Daarom wordt het bedrag gevorderd, met rente. Daarnaast wordt € 895,- aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, omdat [persoon01] geprobeerd heeft het openstaande bedrag te innen, waardoor kosten zijn gemaakt.
3.3.
[persoon02] is het niet eens met de eis en eist zelf na wijziging van eis bij de mondelinge behandeling, zo de kantonrechter begrijpt, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een verklaring voor recht dat [persoon01] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis onder de aannemingsovereenkomst;
  • een verklaring voor recht dat de overeenkomst ontbonden is, althans deze te ontbinden en [persoon01] te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 12.000,-, met rente;
  • [persoon01] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 34.886,12 bestaande uit € 862,13 aan rapportagekosten en € 34.023,99 aan herstelkosten, met rente;
  • [persoon01] te veroordelen tot betaling van € 1.359,87 aan buitengerechtelijke kosten;
  • [persoon01] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.4.
[persoon02] baseert de eis op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Volgens [persoon02] heeft [persoon01] niet de overeengekomen materialen geleverd. Het werk is ook niet goed uitgevoerd. [persoon01] is in gebreke gesteld en heeft de mogelijkheid gekregen om gebreken te herstellen en het werk af te ronden, maar heeft daaraan niet voldaan. [persoon02] beroept zich daarom op de buitengerechtelijke ontbinding of vordert, zo nodig, ontbinding van de overeenkomst. Bij brief van 5 april 2022 is de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en meegedeeld aan [persoon01] dat de restnota van € 12.000,- niet zal worden betaald. [persoon02] stelt dat het werk niet ongedaan gemaakt kan worden, maar gebrekkig is en moet worden afgebroken, waardoor hij schade lijdt. Gelet hierop vordert [persoon02] , naast de verklaring voor recht, om [persoon01] te veroordelen tot terugbetaling van de aanbetaling van € 12.000,- en betaling van € 34.886,12 aan schadevergoeding. Ook vordert [persoon02] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ten belope van € 1.359,87.

4.De beoordeling

4.1.
Niet is in geschil dat partijen een overeenkomst hebben gesloten die eind oktober 2021, volgens [persoon02] in de derde week van die maand, afgerond had moeten worden. Dat is niet gelukt. Misschien is dat het gevolg geweest van coronaperikelen, zoals problemen rondom de levering van de materialen uit het buitenland, besmettingen van werknemers van [persoon01] en daarop volgende verplichte quarantaine, maar anders dan [persoon01] stelt ligt dat in de contractuele relatie tussen partijen in zijn risicosfeer, ook al heeft hij genoemde omstandigheden niet of niet geheel in zijn macht gehad. Ook de omstandigheid dat na aanvang van het werk, eind oktober 2021, bleek dat de maat van twee kozijnen niet klopte, zodat nieuwe kozijnen moesten worden besteld met verdere vertraging tot gevolg, komt voor risico van [persoon01] .
non-conformiteit materialen en niet behoorlijke uitvoering werk
4.2.
[persoon02] heeft op 20 januari 2022 aan [persoon01] te kennen gegeven dat het werk nog niet was afgerond, de geleverde materialen niet aan de overeenkomst voldeden en dat het tot dan toe verrichte werk te wensen overliet. Verwezen wordt naar de inhoud van de onder 2.2 vermelde brief met ingebrekestelling. Hierop is toen niet (kenbaar) gereageerd door [persoon01] in die zin dat de klachten over het werk onterecht zijn.
4.3.
Erkend is door [persoon01] dat de geplaatste kozijnen niet de houtnerf structuur hebben zoals overeengekomen. Nergens blijkt uit dat [persoon02] daarmee, in weerwil van wat hierover in de ingebrekestelling is vermeld, alsnog heeft ingestemd.
4.4.
Daarbij komt dat [persoon02] onder verwijzing naar de bouwkundige rapportage van SRBA onderbouwd heeft gesteld dat meer van de geleverde materialen niet beantwoorden aan de overeenkomst en dat het werk niet behoorlijk en deugdelijk is uitgevoerd. Samengevat heeft SRBA twijfels geuit of de gebruikte materialen conform de overeenkomst zijn, namelijk kunststof kozijnen van het merk Aluplast type 7000NL, voordeur type T139 Hedera, onderdorpel schuifpui BUVA, HR++ beglazing, kunststof gevelbeplating en accessoires van het merk Keralit, en sleutels en cilinders van het type SKG. Verder is geconstateerd dat de schuifpui en het raamkozijn in de achtergevel geen houtlook hebben, dat dit raamkozijn te klein is en onjuist gemonteerd is, dat de schuifpui niet goed geplaatst is en niet goed sluit, dat het keukenraam aan de voorzijde te klein is en onjuist gemonteerd is, dat gevelplaten niet goed zijn bevestigd, dat bij de gevelplaten geen of foute profielen zijn toegepast (niet van Keralit, niet de juiste kleur / verschillende kleuren, geen houtlook) en dat die op onjuiste wijze zijn gemonteerd (kitwerk, niet netjes en met kitresten op plekken waar dat niet moet), dat de gevelplaten aan de achtergevel op onjuiste wijze zijn gemonteerd, want op de oude houten gevelplaten die verwijderd moeten worden, dat de gevelplaten van de uitbouw te kort zijn, dat de gevelbekleding aan de voorzijde niet waterpas en volgens de richtlijnen van Keralit gemonteerd is, waardoor gebreken kunnen ontstaan, en dat de voordeur of het kozijn waarin de voordeur hangt niet waterpas staat en niet netjes is afgewerkt aan de binnenzijde en dat in de deur op onzorgvuldige wijze, want niet in het midden van de deur, een brievenbus is aangebracht, dat het slot van de deur niet goed werkt en de klink / sluitplaat los zit. Ook is het kitwerk en zijn de rubbers niet overal goed aangebracht. Daarnaast zijn her en der beschadigingen waargenomen.
4.5.
Gelet op de onderbouwde stellingen van [persoon02] over het gebruik van onjuiste materialen en de niet behoorlijke en niet deugdelijke uitvoering had het op de weg van [persoon01] gelegen om daartegen gemotiveerd verweer te voeren. Dat is niet althans niet genoegzaam gebeurd. Het niet onderbouwde verweer van [persoon01] leidt niet tot twijfel over het door [persoon02] gestelde. Daarom wordt ook geen aanleiding gezien om een andere deskundige in te schakelen, zoals van de zijde van [persoon01] is voorgesteld. [persoon01] heeft bij de mondelinge behandeling nog wel aangevoerd dat de kozijnen zijn van Aluplast type 7000NL met HR++ glas, dat de kozijnen niet te klein zijn, dat een BUVA dorpel is aangebracht bij de schuifpui en de voordeur, dat een voordeur type T139 Hedera is geleverd met hang- en sluitwerk van Abus, en dat Keralit gevelbeplating is toegepast, maar een nadere onderbouwing hiervan is niet geleverd en het doet deels niet af aan de gestelde non-conformiteit. Het raakt grotendeels ook niet de stelling van [persoon02] dat het werk niet behoorlijk is uitgevoerd.
4.6.
Kortom, op grond van de onvoldoende gemotiveerd weersproken stellingen van [persoon02] wordt vastgesteld dat een deel van de door [persoon01] geleverde kozijnen en de voordeur met toebehoren en een deel van de gebruikte materialen ter afwerking van de gevelplaten niet beantwoordt aan de overeenkomst. Ook wordt vastgesteld dat het werk niet behoorlijk is uitgevoerd.
4.7
Gezien de oorspronkelijk beoogde opleveringsdatum heeft [persoon01] geruime tijd extra gekregen om de overeengekomen materialen aangeleverd te krijgen en het werk te verrichten. [persoon01] heeft tot 13 februari 2022, dus ruim drie weken de tijd gekregen om het alsnog in orde te maken, wat een redelijke termijn is geweest, mede gezien de tijd die hij voordien al had gekregen. Nergens blijkt uit dat [persoon01] toen aan [persoon02] te kennen heeft gegeven dat zijn klachten, zoals verwoord in de brief, niet kloppen. Het gestelde door [persoon01] dat hij met [persoon02] om de tafel is gaan zitten en gratis meerwerk heeft aangeboden in de vorm van het plaatsen van horren en ventilatie duidt erop dat de klachten van [persoon02] niet ongegrond waren. De aanvaarding van het meerwerk in verband met de vertraging brengt - zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt - niet met zich dat geconcludeerd kan worden dat [persoon02] daarmee de non-conformiteit van de materialen en de kwaliteit van het nog niet afgeronde werk heeft geaccepteerd. Vast staat dat het werk op 13 februari 2022 niet is afgerond, zodat [persoon01] op die datum in verzuim is komen te verkeren.
oplevering?
4.8.
Op 25 en 28 februari 2022 is nog werk uitgevoerd en volgens [persoon01] is het werk op die laatste datum opgeleverd en zonder voorbehoud aanvaard. Dat vindt echter geen steun in de in het geding gebrachte stukken en wat bij de mondelinge behandeling is verklaard. Integendeel. Het is ook gemotiveerd weersproken door [persoon02] . Zijn verweer vindt steun in de inhoud van WhatsAppberichten die [persoon01] in het geding heeft gebracht, waaruit blijkt dat partijen na genoemde datum nog contact met elkaar hebben gehad over nog uit te voeren werkzaamheden, die uiteindelijk niet zijn verricht, zodat het werk niet klaar is. Aan die conclusie draagt bij dat [persoon01] op 6 maart 2022 niet het gehele restantbedrag van € 12.000,- maar een deelbetaling van € 8.000,- bij [persoon02] in rekening heeft gebracht. Nergens blijkt ook uit dat [persoon01] de tekortkomingen waarover [persoon02] geklaagd heeft in zijn brief van 20 januari 2022 volledig opgelost heeft en dat hij op 28 februari 2022 tegen [persoon02] gezegd heeft dat het werk klaar was, laat staan dat het door [persoon02] is geaccepteerd. Op basis van het vorenstaande wordt vastgesteld dat het werk niet is opgeleverd. Daarom is het door [persoon01] gevorderde bedrag van € 12.000,- niet toewijsbaar. Dat lot treft ook zijn nevenvorderingen.
buitengerechtelijke ontbinding
4.9.
Gezien het vorenstaande is [persoon01] tekort geschoten in de nakoming van diverse op hem rustende verbintenissen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Vanwege de tekortkomingen en het verzuim heeft [persoon02] op 5 april 2022 met recht kunnen besluiten de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk te ontbinden. In dit verband is van belang dat de afwijking van het overeengekomene niet van geringe betekenis wordt geacht, zodat de ontbinding gerechtvaardigd is geweest [1] . Voor recht zal worden verklaard dat de overeenkomst tussen partijen ontbonden is.
Ongedaanmakingsverbintenissen
4.10.
Door de ontbinding zijn partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, is voor partijen een verbintenis ontstaan tot ongedaanmaking van de al door hen ontvangen prestaties [2] .
4.11.
Op basis hiervan wordt de door [persoon02] gevorderde terugbetaling van het door hem aan [persoon01] betaalde bedrag van € 12.000,- toegewezen, met rente vanaf de datum van het vonnis omdat geen andere datum is genoemd.
4.12.
De door [persoon01] geleverde prestatie kan grotendeels niet ongedaan gemaakt worden. Bij de mondelinge behandeling hebben partijen naar voren gebracht dat zij dat ook niet willen. [persoon01] heeft te kennen gegeven niets te kunnen doen met de kozijnen en de andere verwerkte materialen en [persoon02] heeft te kennen gegeven alles te willen laten vervangen door een ander. In zodanig geval treedt een vergoeding in de plaats voor de prestatie ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst [3] . Nu de prestatie van [persoon01] niet aan de verbintenis heeft beantwoord en deze voor [persoon02] geen waarde heeft gehad, treedt daarvoor in dit geval geen vergoeding in de plaats.
Schadevergoeding
4.13.
[persoon02] stelt schade te lijden. Het gaat volgens hem om € 862,13 voor het onderzoek dat verricht is door SRBA en om € 34.023,99 aan herstelkosten.
4.14.
Vast staat dat SRBA ingeschakeld is om bouwkundig onderzoek te verrichten en onderbouwd met een factuur van SRBA is gesteld dat [persoon02] hiervoor € 862,13 aan kosten heeft gemaakt. Die kosten zijn niet bestreden. Het betreffen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, die voor toewijzing in aanmerking komen [4] . Daarom wordt het bedrag van € 862,13 toegewezen, ook met rente.
4.15.
Wat betreft de schade in verband met herstelkosten wordt overwogen dat niet althans niet deugdelijk gesteld is wat de schade is die [persoon02] lijdt en waarom [persoon01] die zou moeten vergoeden. Het gestelde, onderbouwd met een (onvolledige) offerte van een aannemer, gaat uit van de onjuiste veronderstelling dat de prijs voor vervanging van de kozijnen en de Keralit gevelbekleding de schade is die [persoon02] lijdt. Nog daargelaten dat in het overgelegde deel van de offerte het bedrag van € 34.023,99 niet wordt vermeld, geldt dat er geen grond is om [persoon01] de door [persoon02] gewenste veranderingen van zijn woning te laten financieren, wat zou gebeuren als de opvatting van [persoon02] wordt gevolgd. Ter vaststelling of er schade is, dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie nu en de theoretische situatie waarin [persoon02] zich zou hebben bevonden als de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis wordt weggedacht. Een dergelijke vergelijking is aan de eis niet ten grondslag gelegd, laat staan een onderbouwde. Daarom wordt het bedrag van
€ 34.023,99 aan herstelkosten afgewezen, wegens het niet voldoen aan de stelplicht op dit punt.
buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Aan de voorwaarden om een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toe te wijzen is voldaan [5] , behalve wat betreft de hoogte van het gevorderde bedrag, omdat de gevorderde hoofdsom, waarop dit bedrag is gebaseerd, niet in zijn geheel toewijsbaar is. Berekend op basis van de toewijsbare hoofdsom komt € 895,- aan buitengerechtelijke kosten voor toewijzing in aanmerking.
proceskosten
4.17.
[persoon01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen [6] . De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van [persoon02] tot vandaag vast op € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-). In reconventie worden deze kosten aan de kant van [persoon02] tot vandaag vastgesteld op € 198,- aan salaris voor de gemachtigde (½ punt x € 396,-). Dit is totaal € 990,-. Voor kosten die [persoon02] maakt na deze uitspraak moet [persoon01] een bedrag betalen van € 132,- (½ punt, maar maximaal € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard [7] .

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen ontbonden is;
5.2.
veroordeelt [persoon01] om aan [persoon02] te betalen:
  • € 12.000,- aan hoofdsom en € 862,13 aan schadevergoeding, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
  • € 895,- aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [persoon01] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van [persoon02] tot vandaag worden vastgesteld op € 990,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Artikel 7:21, leden 1 en 3, gelezen in samenhang met artikel 7:22, lid 1, aanhef en onder a, en lid 2 BW.
2.Artikel 6:271 BW.
3.Artikel 6:272 BW.
4.Artikel 6:96, lid 2, aanhef en onder b, BW.
5.Artikel 6:96 BW.
6.Artikel 237 Rv.
7.Artikel 233 Rv.