ECLI:NL:RBROT:2023:5937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10240017 CV EXPL 22-37965
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premie en buitengerechtelijke kosten in het kader van autoverzekeringen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Schade en een gedaagde die zelf procedeert. Univé vorderde betaling van een bedrag van € 1.290,01 aan premie, rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde zijn autoverzekeringen niet had betaald. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij dubbel verzekerd was en dat hij Univé hierover had geïnformeerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2023 heeft Univé aangeboden om de verzekeringshistorie te controleren. Uit deze controle bleek dat Univé de enige verzekeraar was voor de betrokken voertuigen gedurende de relevante periodes. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde verplicht was om de premie te betalen en dat hij dit ten onrechte niet had gedaan. De vordering van Univé werd toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10240017 CV EXPL 22-37965
datum uitspraak: 30 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Schade,
vestigingsplaats: Assen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.F. de Geus,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van Univé van 8 maart 2023, met bijlagen;
  • de akte van Univé van 18 april 2023, met bijlagen;
  • de reactie van [gedaagde01] van 16 mei 2023.
1.2.
Op 16 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2..Het geschil

2.1.
Univé eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.533,55 met rente over € 1.290,01;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.290,01, rente van € 9,40 (berekend tot 7 december 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 234,14.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

3..De beoordeling

3.1.
Vast staat dat [gedaagde01] twee autoverzekeringen heeft afgesloten bij Univé. Het gaat om een verzekering voor een Fiat met kenteken [kenteken01] die is afgesloten per 15 november 2021 en beëindigd op 7 mei 2022 en een verzekering voor een Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken02] die is afgesloten per 3 november 2021 en is beëindigd op 16 maart 2022. [gedaagde01] heeft ondanks herinneringen de maandelijkse premies voor deze verzekeringen niet betaald. Univé vordert daarom betaling daarvan. [gedaagde01] vindt echter dat hij niets is verschuldigd. De auto’s waren volgens hem namelijk nog tot eind juli 2022 verzekerd bij Promovendum. Hij zegt Univé te hebben gebeld dat hij dubbel was verzekerd en gevraagd om dit recht te zetten. Volgens [gedaagde01] is het niet mogelijk om dubbel verzekerd te zijn.
3.2.
Hoewel Univé zich op het standpunt stelt dat geen regelgeving zich verzet tegen een dubbele verzekering, heeft zij op zitting voorgesteld uit te zoeken of het verhaal van [gedaagde01] klopt en als dat geval is uit coulance af te willen zien van haar vordering. De zaak is daarom aangehouden. Univé heeft vervolgens de verzekeringshistorie van de auto’s bij de RDW opgevraagd. Uit die registratie blijkt dat Univé voor de Fiat de enige verzekeraar is geweest tussen 15 november 2021 en 7 mei 2022 en voor de Golf de enige verzekeraar tussen 3 november 2021 en 16 maart 2022. Hierop heeft [gedaagde01] niet meer inhoudelijk gereageerd. Hij is bij zijn eerdere standpunt gebleven.
3.3.
Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde01] verplicht was premie te betalen aan Univé en dat hij dat ten onrechte niet heeft gedaan. De hoogte van het volgens Univé openstaande en gevorderde bedrag van € 1.290,01 heeft [gedaagde01] niet betwist. Die vordering wordt dan ook toegewezen.
3.4.
De buitengerechtelijke incassokosten die Univé vordert, worden ook toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
3.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Univé tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht en € 597,- aan salaris voor de gemachtigde
(3 punten x tarief € 199,-). Dit is totaal € 1.091,74. Voor kosten die Univé maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
3.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Univé te betalen € 1.533,33 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.290,01 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Univé tot vandaag worden vastgesteld op € 1.091,74;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636