ECLI:NL:RBROT:2023:5850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/3855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete opgelegd voor het vervoeren van een niet transportwaardig rund

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- die is opgelegd voor het laten vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor transport. De rechtbank stelt vast dat de boete is opgelegd op basis van een rapport van bevindingen van de NVWA, waarin werd geconcludeerd dat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Eiseres betwist deze conclusie en voert aan dat het rund bij vertrek in goede staat was en dat er mogelijk iets is gebeurd tijdens het transport of op het slachthuis. De rechtbank oordeelt dat er te veel twijfel bestaat over de vraag of de overtreding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor de boete vervalt. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3855

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,
(gemachtigde: [naam]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 29 april 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijke gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (maat van eiseres) en [naam] (maat van eiseres), en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 29 april 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 28 april 2021, omstreeks 14:35 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam]; functie: exploitant.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de stal van slachthuis [slachthuis] om de levende keuring uit te voeren.
Ik zag daar het rund met oornummer [nummer] staan. Bij licht aandringen stelde ik vast dat het rund liever niet wilde lopen (de medewerker heeft het rund meerdere keer aangeraakt vóór het rund begonnen te lopen) en dat het rund, als het wel liep, kreupel liep. Ik zag dat het rund ook wijdbeens liep om in evenwicht te blijven, omdat beide achterpoten niet volledig functioneel waren (zie video 135251).
Ik zag dat het rund een verdikte knie en hak aan de linker achterpoot had (zie foto 1). Ik zag dat het rund de linker achterpoot gestrekt hield. Ik zag dat het rund de linker knie niet goed kon buigen en niet met de volledige klauw op de grond kon staan. Ik zag dat het rund in stilstand slechts met de klauwpunt van de linker achterpoot de grond raakte. Ik zag dat het rund bij voortbeweging eveneens alleen met de klauwpunt van de linker achterpoot de grond raakte. Omdat het rund de linker achterpoot zo min mogelijk wilde belasten, concludeerde ik hieruit dat het rund pijn aan de linker achterpoot had.
Ik zag tevens dat het rund aan de rechter achterpoot een verdikte hak en voorknie had (zie foto's 2 en 4). Ik zag dat de vorm van de klauwen en de onderpoot van de rechter achterpoot afwijkend was. Ik zag dat het rund de rechter achterpoot niet op normale wijze kon gebruiken.
Ik zag dat het rund aan de rechter achterpoot een gebogen onderpoot had. Ik zag dat het rund bij de rechter achterpoot ver naar achteren hing, zodat het rund op de bal (de achterkant) van de klauw liep. Door de afwijkende klauwvorm (zie foto 4) stond de rechter achterpoot niet meer recht, waardoor het gewicht niet meer recht op de onderpoot kon drukken, maar hing het rund achterover, waardoor het rund haar gewicht achter de klauw plaatste. Dit zorgt voor extreme belasting van de structuren in de onderpoot. Een rund meteen normale klauwvorm heeft de onderpoot en klauw in een vrijwel rechte lijn, waardoor het gewicht van het lichaam via de onderpoot en klauw via een rechte lijn op de ondergrond wordt gesteund. Ik zag dat de rechter achterpoot zo min mogelijk werd belast tijdens het stilstaan en voortbewegen. Ik concludeerde hieruit dat het rund pijn aan de rechter achterpoot had.
Het rund had verder nog ligplekken (huidwonden) op de linker en rechter billen (zie foto's 1 en 3). Ligplekken ontstaan wanneer een dier langere tijd, minimaal enkele dagen, op de grond ligt en niet voldoende staat of omrolt. Dieren gaan langdurig liggen als zij niet willen staan en dat kan een teken van een aandoening in het lichaam zijn. Een gezond dier ligt niet zo lang dat een ligpositie aandoeningen kan veroorzaken.
Ook zag ik bulten op de rug (zie foto 5) en op de nek.
Het rund was ook vuil en nat aan haar rechter kant (zie foto's 2, 3 en 4). De vuile en natte zijde laten zien dat het rund op deze zijde gelegen had.
Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts concludeer ik dat de verdikte knieën en hakken, de afwijkende stand van de onderpoot en de ligplekken al dagen aanwezig waren, omdat deze processen in de loop van dagen tot maanden ontstaan. De zichtbare afwijkende klauwvorm was ouder dan een dag (runder-klauwen groeien met een constante snelheid van gemiddeld 0,5 tot 1 centimeter per maand). Gelet op de door mij geziene vergroeiing kon ik daaruit opmaken dat het voor transport aanwezig was. Volgens het Identificatie- en registratiesysteem van dieren is rund [nummer] op 28 april 2021 afgevoerd van het veehouderijbedrijf met [nummer] (zie bijlage I&R-uitdraai raadplegen verblijfplaatsen). Aangezien mijn controle op dezelfde dag plaatsvond maak ik hieruit op dat de aandoeningen vóór aanvang van het transport reeds aanwezig waren.
Aangezien het rund tijdens transport gedwongen wordt de pijnlijke achterpoten te belasten om het evenwicht te kunnen bewaren, heeft het transport extra lijden veroorzaakt.
Het rund met oornummer [nummer] is afgekeurd bij de postmortem-keuring vanwege verschillende afwijkingen: endocarditis (ontsteking van de binnenbekleding van het hart en de hartkleppen), nierpetechiën (puntbloedingen), pleuritis (ontsteking van de longvlies) en leverontsteking. Deze afwijkingen verwijzen naar een gegeneraliseerde ziekte (ziekte waarbij meerdere organen zijn aangetast); het karkas is ongeschikt voor menselijk consumptie (OMC) verklaard (zie VOSlijst).
Bij het raadplegen van het Identificatie- en registratiesysteem van dieren zag ik dat het rund afkomstig was van [eiseres] uit [plaats], [nummer] (zie bijlagen I&R-uitdraaien raadplegen meldingseenheden en relaties en raadplegen verblijfplaatsen).
De houder op de plaats van vertrek liet een rund vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: “De houder op de plaats van vertrek liet een rund vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder b, artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder a, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat de koe wel vervoerd kon worden. De koe had begin april 2021 last van haar rechter voorknie en is daarvoor behandeld door de dierenarts. Eiseres heeft gewacht totdat dit hersteld was alvorens de koe naar de slachterij te laten vervoeren. De koe is die dag schoon en zonder letsel zelfstandig op de wagen gelopen. Eiseres wijst ook op een aantal foto’s die van het rund zijn genomen vlak voor vertrek en waarop van de in het rapport genoemde verdikte achterknieën en -hakken en ligplekken op de billen niet of nauwelijks sprake is. Op het filmpje en de foto’s bij het rapport van bevindingen is een ernstig met verse mest vervuilde koe met verse bloedwonden aan beide achterpoten te zien, maar zo is de koe niet bij eiseres vertrokken. Er moet dus op de slachtplaats iets zijn gebeurd. Verder is de aanvoerbon die bij het rapport van bevindingen is gevoegd, chronologisch onverklaarbaar gezien de daarop vermelde tijdstippen. Bovendien is de koe, ander dan op de genoemde aanvoerbon is vermeld, niet in de middag maar omstreeks 9.00 uur vanaf eiseres vervoerd. De rit naar het slachthuis duurde ongeveer 15 minuten. De toezichthouder heeft het dier pas vijf uur later gezien en in de tussentijd kan er van alles gebeurd zijn met het rund. Bij de stukken die verweerder aan de rechtbank heeft gestuurd, zit een foto van een computerbeeld waarop staat dat de desbetreffende rit op het slachthuis is aangekomen om 10.10 uur. Eiseres gaat ervan uit dat dit tijdstip klopt. Verweerder stelt dat er fouten zijn gemaakt door de slachterij en dat die tijd in het systeem niet klopte, maar levert daarvan geen bewijs. Bovendien heeft eiseres zelf contact gehad met de exploitant van de slachterij en die heeft verklaard dat de koe om 10.10 uur is aangeleverd en zich niets herinnert van contacten met de NVWA over de (foutieve) registratie van deze rit in het systeem. Ook wijst eiseres erop dat de toezichthoudend dierenarts kennelijk het dier bij de levende keuring wel goedgekeurd heeft voor de slacht. Voorts voert eiseres aan dat het voor haar onmogelijk is om de bevindingen van de toezichthouder te weerleggen. Eiseres heeft contact gezocht met de dierenarts die het rund eerder heeft gezien, maar die heeft geen rapport willen opstellen. Er is geen dierenarts of deskundige die acht maanden nadat de koe geslacht is, op basis van foto’s een gedegen second opinion kan of wil leveren. Het rapport van bevindingen is al op 29 april 2021 opgemaakt terwijl eiseres het pas met het voornemen van 28 december 2021 heeft ontvangen. Daardoor is het verweer van eiseres bemoeilijkt. Gegevens, herinneringen, beelden en foto’s zijn in de tussentijd deels verloren gegaan. Zo worden de beelden van de bedrijfscamera van eiseres maar zes maanden bewaard en worden ook de gegevens over exacte tijden van afvoer en opladen na die tijd gewist. Ten slotte voert eiseres aan dat er bij de NVWA sprake is van een wisselende werkwijze in het beoordelen en sanctioneren in de periode tussen de slacht en de opgelegde boete, zoals blijkt uit informatie op de website van de NVWA [2] , aldus eiseres.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:734, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
6.2.
Ter toetsing ligt voor of in voldoende mate vaststaat dat eiseres een dier heeft laten vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, namelijk een rund dat niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Aangezien de constateringen van de toezichthouder pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthouder in het rapport te motiveren dat het rund al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was, omdat het niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
6.3.
De dierenarts beschrijft in het rapport van bevindingen onder meer dat het rund verdikkingen aan de achterpoten en een afwijkende klauwvorm aan de rechterachterpoot had, dat het ligplekken had en dat het dier kreupel liep. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze feitelijke waarnemingen te twijfelen. Op de bij het rapport gevoegde foto’s en een filmpje is dit (met toelichting van een toezichthoudend dierenarts) ook te zien. Eiseres betwist op zich ook niet dat het dier ten tijde van de controle door de toezichthouder kreupel liep. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de toezichthouder dat bepaalde problemen al langere tijd aanwezig waren. Voor het vaststellen van de overtreding moet evenwel voldoende vaststaan dat het rund zich voorafgaande aan het transport niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen. Over de vraag of die conclusie gerechtvaardigd is, bestaat naar het oordeel van de rechtbank te veel twijfel. De rechtbank licht dit als volgt toe.
6.3.1.
Volgens eiseres is de koe zonder problemen de wagen ingelopen bij vertrek vanaf eiseres. Zij had dit willen onderbouwen met camerabeelden die op het terrein van eiseres worden gemaakt, maar die waren bij ontvangst van het rapport van bevindingen inmiddels gewist. Verweerder erkent dat eiseres laat op de hoogte is gebracht van de bevindingen van de toezichthouder, namelijk pas acht maanden na het transport. Dit is onzorgvuldig en bovendien in strijd met artikel 5:51, eerste lid, van de Awb. Anders dan verweerder stelt, kan niet gezegd worden dat eiseres door dit lange tijdsverloop niet in haar belangen is geschaad, nu haar daardoor een bewijsmogelijkheid over het voortbewegen van het rund voorafgaande aan het transport is ontnomen.
6.3.2.
Verder heeft eiseres erop gewezen dat op de foto’s bij het rapport van bevindingen een ernstig met verse mest vervuild rund met verse bloedwonden te zien is. Zij veronderstelt dat er tijdens het lange verblijf op het slachthuis iets is gebeurd, een botsing met andere koeien en een valpartij bijvoorbeeld. De op de zitting aanwezige toezichthouder heeft erkend dat de bloedwonden recent zijn en op het slachthuis kunnen zijn ontstaan. De rechtbank acht het dan ook niet uitgesloten dat zich op het slachthuis een incident heeft voorgedaan. Zij kan, mede gelet op de inhoud van het rapport en het verhandelde ter zitting, ook niet uitsluiten dat dat mogelijke incident de toestand van de koe waarin de dierenarts deze heeft gezien, in substantiële mate heeft bepaald, en dat het bij het vertrek bij eiseres, anders dan bij de controle door de dierenarts, niet duidelijk was dat de koe zich niet pijnloos kon voortbewegen.
6.3.3.
Hierbij is ook het volgende van belang. In dit dossier is onduidelijkheid gerezen over het tijdstip waarop de koe op het slachthuis is aangekomen. Bij de stukken die eiseres van verweerder bij het voornemen had ontvangen, zit een aanvoerbon, maar de daarop vermelde tijdstippen (laden 13.32 uur, aankomst 13.30 uur) riepen bij eiseres vragen op over de chronologie. Verweerder heeft in het boetebesluit ook erkend dat de chronologie vragen opriep maar heeft in het boetebesluit noch het bestreden besluit opheldering verschaft. Vervolgens heeft verweerder in beroep (volgens verweerder: onbedoeld) een foto overgelegd van het computerbeeldscherm van het slachthuis waaruit volgt dat de koe is aangekomen om 10.10 uur. Dit strookt niet met de tijdstippen op de aanvoerbon. Dit heeft eiseres ook opgemerkt in beroep. In reactie daarop is in het verweerschrift gesteld dat de exploitant van het slachthuis tegenover de toezichthouder heeft aangegeven dat de aankomsttijd op de digitale aanvoerbon niet correct was ingevuld (vanwege enorm toegenomen slachtaantallen en een nieuwe medewerker op kantoor). Eiseres heeft daartegenover gesteld dat zij ook contact heeft gehad met de exploitant van het slachthuis en dat die daarbij de toelichting van verweerder heeft weersproken. Ook op de zitting is niet opgehelderd wanneer de koe op het slachthuis is aangekomen. Van verweerder mocht worden verwacht dat dit nader zou zijn uitgezocht en meer duidelijkheid hierover kon worden verschaft. De enkele stelling van verweerder dat de onduidelijkheid niet afdoet aan de overtreding omdat de toezichthouder het rund in elk geval op dezelfde dag heeft gezien, is in dat kader onvoldoende, temeer gezien het betoog van eiseres dat de koe in een andere toestand bij eiseres is vetrokken dan waarin zij door de dierenarts is aangetroffen.
6.4.
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank te veel twijfel over de vraag of eiseres een rund heeft vervoerd dat voorafgaande aan het vervoer niet geschikt was voor transport omdat het niet op eigen kracht pijnloos kon bewegen. De overtreding kan dus niet vastgesteld en verweerder was dus niet bevoegd eiseres de boete op te leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en herroept het primaire besluit. Dit betekent dat de boete vervalt.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) berekend. Eiseres heeft geen professionele rechtsbijstand ontvangen maar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar maten. Zij heeft gevraagd om een vergoeding van € 80,- aan reiskosten. Op grond van het Bpb wordt voor de reiskosten een bedrag toegekend dat gelijk is aan de reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse. Omdat die kosten, uitgaande van twee personen, op een hoger bedrag dan het gevraagde bedrag van € 80,- uitkomen, is dit bedrag aan reiskostenvergoeding toewijsbaar. Ten aanzien van de opgegeven verletkosten van € 20,- voor het bijwonen van de zitting overweegt de rechtbank dat in het Bpb voor verletkosten wordt uitgegaan van een bedrag tussen € 7,- en € 84,- per uur, afhankelijk van de omstandigheden. Gezien de duur van zitting acht de rechtbank het opgegeven bedrag niet onredelijk. Daarmee komen de totale door verweerder te vergoeden proceskosten op € 100,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 5 augustus 2022;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 100,- aan proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.https://www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2021/10/14/nvwa-nieuw-sectorprotocol-transportwaardigheid-dieren-van-kracht