ECLI:NL:RBROT:2023:581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
10239612 / VV EXPL 22-515
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering in kort geding wegens gebrek aan bewijs van dienstverband

In deze zaak, die op 24 januari 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Krommendijk, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. van der Chijs. Eiseres stelt dat zij sinds 6 mei 2019 op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst is bij gedaagde en dat zij sinds september 2022 ten onrechte geen loon meer heeft ontvangen. Eiseres vordert betaling van het achterstallige loon van € 1.663,95 bruto per maand, vermeerderd met wettelijke verhogingen, rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de verstrekking van salarisspecificaties en vergoeding van proceskosten.

Gedaagde erkent dat er sinds september 2022 geen loon meer is betaald, maar stelt dat eiseres niet meer voor hem werkt, maar voor een andere onderneming, [bedrijf02], als gevolg van een overgang van onderneming. De kantonrechter oordeelt dat zonder bewijslevering niet kan worden vastgesteld dat eiseres nog in dienst is bij gedaagde, waardoor de vordering van eiseres niet kan worden toegewezen. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 498,00.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in kort geding procedures en de noodzaak voor eiseres om haar stellingen te onderbouwen, wat in dit geval niet mogelijk was zonder bewijslevering. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn aan eiseres opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10239612 / VV EXPL 22-515
datum uitspraak: 24 januari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.M. Krommendijk te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[bedrijf01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van der Chijs te Zoetermeer.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 december 2022, met bijlagen 1 tot en met 7;
  • de e-mail van 6 januari 2023 van [gedaagde01] , met bijlagen 1 tot en met 10;
  • de e-mail van 9 januari 2023 van [eiseres01] , met bijlage 8;
  • de pleitnota van mr. Krommendijk;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van der Chijs.
1.2.
Op 10 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij was mevrouw [eiseres01] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [gedaagde01] was zijn gemachtigde aanwezig.

2.De beoordeling

Wat wil [eiseres01] in deze zaak?
2.1.
[eiseres01] stelt zich op het standpunt dat zij op 6 mei 2019 op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij [gedaagde01] in dienst is getreden en dat zij nog steeds bij hem in dienst is. [eiseres01] is van mening dat zij sinds de maand september 2022 ten onrechte geen loon meer betaald heeft gekregen van [gedaagde01] . In deze zaak eist [eiseres01] dan ook dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om het aan [eiseres01] toekomende loon van € 1.663,95 bruto per maand vanaf de maand september 2022 aan [eiseres01] te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Verder eist [eiseres01] op straffe van een dwangsom dat aan haar deugdelijke salarisspecificaties worden verstrekt. Tot slot eist [eiseres01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Wat is het verweer van [gedaagde01] ?
2.2.
[gedaagde01] erkent dat hij vanaf de maand september 2022 geen loon meer aan [eiseres01] heeft betaald. Volgens [gedaagde01] is [eiseres01] als gevolg van een overgang van onderneming vanaf de maand september 2022 ook niet meer werkzaam voor [gedaagde01] c.q. [bedrijf01] , maar voor [bedrijf02] . [gedaagde01] is dan ook van mening dat de eis van [eiseres01] moet worden afgewezen.
Het oordeel van de kantonrechter: de eis van [eiseres01] wordt afgewezen.
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.4.
Uit de omstandigheid dat [eiseres01] sinds de maand september 2022 al geen loon meer ontvangt, vloeit voort dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar eis in deze zaak. De eis van [eiseres01] kan dan ook inhoudelijk worden beoordeeld.
2.5.
[eiseres01] stelt dat zij nog steeds bij [gedaagde01] in dienst is. [gedaagde01] betwist dit gemotiveerd en hij heeft die betwisting onderbouwd met een “verklaring overname [bedrijf01] door [bedrijf02] ”, meerdere WhatsApp-berichten, een e-mail en een loonstrook van “ [bedrijf02] ” op naam van [eiseres01] betreffende de maand september 2022. Gelet op deze gemotiveerde en onderbouwde betwisting door [gedaagde01] zou de kantonrechter (één van) partijen normaal gesproken een bewijsopdracht geven, maar voor bewijslevering is in een kort geding geen plaats. Zonder bewijslevering kan in deze zaak echter niet als vaststaand worden aangenomen dat [eiseres01] nog bij [gedaagde01] in dienst is en dat [eiseres01] dus recht heeft op doorbetaling van loon door [gedaagde01] . Het is hierdoor onvoldoende aannemelijk geworden dat de eis van [eiseres01] in een gewone procedure wordt toegewezen. De eis van [eiseres01] in dit kort geding wordt daarom afgewezen.
[eiseres01] moet de proceskosten van [gedaagde01] betalen.
2.6.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 BW). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiseres01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 498,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671