ECLI:NL:RBROT:2023:5809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
83.291596.20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen gepleegd door een rechtspersoon met onvoldoende administratie en meldplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoontewitwassen en feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen, gepleegd door een rechtspersoon. De verdachte, geboren in 1997 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.H.H. Sijbers. De officier van justitie, mr. A.C. Schaafsma, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van €30.000,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verhullen van de herkomst van geldbedragen en het niet melden van ongebruikelijke transacties, wat in strijd is met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar betrokken was bij het witwassen van crimineel verkregen vermogen, met een totaalbedrag van bijna 1,5 miljoen euro. De verdachte had geen deugdelijke administratie bijgehouden, waardoor de herkomst van de geldbedragen niet kon worden herleid. De rechtbank verklaarde de dagvaarding geldig en oordeelde dat de tenlastelegging voldoende specifiek was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.291596.20
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De tenlastelegging met betrekking tot feit 1 is te weinig specifiek en kan daarom niet dienen als grondslag voor de terechtzitting. De woorden “dat die misdrijf” duiden er op dat een specifiek misdrijf beoogd is, terwijl uit de tenlastelegging onder 1 niet kan worden opgemaakt uit welk misdrijf de verdachte de geldbedragen volgens het Openbaar Ministerie heeft witgewassen, zodat onvoldoende duidelijk is tegen welke beschuldiging de verdachte zich dient te verweren. Ten aanzien van het onder 2 alternatief ten laste gelegde geldt dat niet is gespecificeerd wat onder ‘eigen misdrijf’ moet worden verstaan. De dagvaarding ten aanzien van 1 en 2 dient daarom partiëel nietig te worden verklaard.
4.2.
Beoordeling
Een dagvaarding is (partieel) nietig als de daarin opgenomen verwijten onvoldoende specifiek of feitelijk zijn, zodat de verdachte niet kan weten tegen welke beschuldigingen hij zich te verweren heeft en het de rechtbank onduidelijk is welk onderzoek zij moet verrichten. Bij het antwoord op de vraag of de in een tenlastelegging opgenomen beschuldiging voldoende duidelijk is, wordt de tenlastelegging in samenhang met het strafdossier bezien.
Het tenlastegelegde onder 1 en 2 is – als geheel gelezen en tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier – voldoende specifiek en feitelijk, en moet voor de verdachte voldoende duidelijk en begrijpelijk zijn geweest. Aan eventuele tekstuele of andere onvolkomenheden zouden bij de vraag of sprake is van te bewijzen en te kwalificeren feiten consequenties kunnen worden verbonden, maar deze doen in dit geval geen wezenlijke afbreuk aan de begrijpelijkheid van de verdenkingen. De verdachte heeft zich op basis van de tenlastelegging dus adequaat kunnen verdedigen.
Dat betekent dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld en het beroep op partiële nietigheid wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering en partiële vrijspraak feiten 3 en 4
Referte
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het opzettelijk niet melden van ongebruikelijke transacties en het opzettelijk nalaten cliëntenonderzoek te doen zoals onder 3 en 4, ook alternatief, ten laste is gelegd. Deze feiten zijn door de verdachte ter zitting bekend en worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Deze feiten zullen daarom zonder nadere motivering bewezen worden verklaard, voor zover die betrekking hebben op de transacties van de verdachte (gedachtestreepje 1 tot en met 5).
Alternatief ten laste gelegde feitelijk leidinggeven èn medeplegen (gedachtestreepje 6 tot en met 10)
De verdachte was ten tijde van de hem verweten gedragingen enig bestuurder en aandeelhouder van [medeverdachte rechtspersoon01] . Het is dan ook de verdachte zelf geweest die namens [medeverdachte rechtspersoon01] de ten laste gelegde contante transacties heeft verricht. De gedragingen hebben plaatsgevonden in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van [medeverdachte rechtspersoon01] en zijn daaraan dienstig geweest. Aldus kunnen die gedragingen aan [medeverdachte rechtspersoon01] worden toegerekend. De verdachte wordt daarom geacht feitelijk leiding te hebben gegeven in de zin van artikel 51, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Echter het enkele feit dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden toegerekend aan [medeverdachte rechtspersoon01] , kan niet met zich brengen dat de verdachte de strafbare gedragingen tezamen met [medeverdachte rechtspersoon01] heeft gepleegd. (vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140). De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 en 4 alternatief ten laste gelegde medeplegen.
5.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
5.2.1.
Aanleiding onderzoek, bevindingen FIOD en behandeling rechtbank
De FIOD is een onderzoek gestart naar aanleiding van een verstrekking door de politie van een FIU-dossier, inhoudende 32 verdachte transacties in de horlogehandel van de verdachte en/of de rechtspersoon [medeverdachte rechtspersoon01] , waarvan de verdachte enig bestuurder en aandeelhouder is. Hieruit blijkt het volgende. De verdachte houdt zich vanaf augustus 2018 bezig met de handel in horloges en overige sieraden. Vanaf 19 februari 2019 gebeurt dit (mede) binnen de rechtspersoon [medeverdachte rechtspersoon01] . De verdachte koopt horloges in bij juweliers en verkoopt die horloges aan derden. Ook ruilt of verkoopt hij horloges van derden met of aan juweliers. Een groot deel van de transacties wordt met contant geld betaald. Daarnaast zijn op door de verdachte gebruikte bankrekeningen transacties zichtbaar waarbij de van juweliers per bank ontvangen bedragen contant worden opgenomen. Ook zijn grote contante stortingen zichtbaar, waarna de aankoop van een horloge bij juweliers plaatsvindt. In de ten laste gelegde periode zijn door de verdachte en/of door [medeverdachte rechtspersoon01] contante betalingen bij Schaap & Citroen gedaan ter hoogte van € 1.149.241,00. Daarnaast is op bankrekeningen van de verdachte en [medeverdachte rechtspersoon01] een bedrag van € 268.560 aan contant geld gestort. Van al deze transacties ontbreekt een deugdelijke en sluitende (kas)administratie bij de verdachte en bij [medeverdachte rechtspersoon01] .
De rechtbank zal achtereenvolgens onderzoeken of de verdachte als medepleger is betrokken bij het verhullen van de aard en de herkomst van de onder 1 ten laste gelegde geldbedragen en het verwerven, voorhanden hebben en/of omzetten van de geldbedragen, zoals ten laste is gelegd onder 2. Vervolgens zal de rechtbank onderzoeken of sprake is geweest van een gewoonte. Ten slotte zal de rechtbank onderzoeken of de verdachte als feitelijk leidinggevende is betrokken bij het alternatief ten laste gelegde onder 1 en 2.
5.2.2.
Vermoeden van witwassen, verklaring verdachte en nader onderzoek FIOD
Niet in geschil is dat de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden te kwalificeren zijn als witwasindicatoren en dat die zonder meer een gerechtvaardigd vermoeden opleveren van (gewoonte)witwassen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde geldbedragen. De verdachte heeft hierop een (schriftelijke) verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen en een facturenoverzicht overhandigd. De verdachte heeft aangegeven dat hij wist wie zijn klanten waren, dat hij hen vertrouwde en dat hij wist dat zij op legale wijze hun geld verdienden. Omdat hij zijn klanten kende kon hij achteraf alsnog zijn administratie op orde maken. Het door hem verstrekte overzicht heeft hij aangevuld met telefoonnummers, factuurnummers en serienummers van de horloges. De FIOD heeft vervolgens nader onderzoek gedaan ter verificatie van deze gegevens.
5.2.3.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 en 2.
Deugdelijk onderzoek door de FIOD ter verificatie van de verklaring van de verdachte en de door hem overgelegde klantenlijst is uitgebleven. Het (onvolledig) horen van slechts één getuige is hiertoe onvoldoende. Voor zover het onderzoek wel volledig is geweest, kan gelet op de verklaring van de verdachte niet worden volgehouden dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring geldt en het daarom niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
5.2.4.
Beoordeling
Aard van het nadere onderzoek FIOD en de bevindingen
Uit het nadere onderzoek dat de FIOD heeft verricht naar aanleiding van de facturenlijst van de verdachte, blijkt dat 12 personen hebben gereageerd op vragenbrieven van de FIOD, waarbij het merendeel van hen verklaart niets te hebben gekocht van, dan wel verkocht aan de verdachte en/of aan [medeverdachte rechtspersoon01] . Eén persoon heeft aangegeven [medeverdachte rechtspersoon01] niet te kennen en in een enkel geval is in reactie een factuur meegestuurd waarop staat vermeld dat een horloge contant is voldaan. In de bij Van Wonderen Watches gevorderde en overgelegde administratie is een aantal facturen van de lijst niet terug te vinden en komen de facturatiedata op de lijst en de administratie niet overeen. Van GK Watches zijn eveneens in- en/of verkoopgegevens gevorderd. Zij stelt de verdachte en [medeverdachte rechtspersoon01] in het geheel niet te kennen. Verder blijkt uit de door International Metal Trading (IMT) aangeleverde stukken dat slechts 4 transacties kunnen worden herleid terwijl ten aanzien van de overige 29 horloges onduidelijk is gebleven of en wanneer zij aan IMT zijn geleverd. Ook heeft de FIOD getracht vijf personen als getuige te horen, wat slechts in één geval is gelukt. Die getuige heeft verklaard dat de horloges op de facturenlijst van de verdachte niet door hem zijn gekocht.
Anders dan de verdediging stelt, heeft de FIOD meerdere onderzoekshandelingen verricht, ondanks dat de verdachte een onvolledige facturenlijst heeft overgelegd. Dat het nadere onderzoek door de FIOD op basis van beperkte informatie geen nadere feiten en omstandigheden heeft opgeleverd waarmee het vermoeden van witwassen kan worden weerlegd, leidt niet tot de conclusie dat de FIOD onvoldoende onderzoek heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is het nadere onderzoek door de FIOD - met de beperkte gegevens die de verdachte heeft verstrekt en die hij grotendeels achteraf – na zijn aanhouding - heeft gereconstrueerd - deugdelijk geweest. Het verweer van de verdediging wordt in zoverre verworpen.
Vermoeden van witwassen weerlegd?
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de verklaring van de verdachte in samenhang bezien met de nadere onderzoeksbevindingen onvoldoende tegenwicht ter weerlegging van het vermoeden van de criminele herkomst van de geldbedragen. Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen te ontkrachten. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst van de geldbedragen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
De verdachte heeft ontkend enige wetenschap te hebben gehad van de criminele herkomst van de contante gelden. Hij heeft echter op geen enkele manier uitgelegd waar de contante gelden zijns inziens dan vandaan kwamen. De enkele stelling dat hij zijn klanten kende en wist dat zij hun geld legaal verdienden, is onvoldoende. Nog afgezien van het feit dat een deel van zijn klanten ontkent klant te zijn geweest van de verdachte, mag meer uitleg van de verdachte worden verwacht. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat grote contante geldbedragen vooral in het criminele circuit voorkomen en dit temeer in combinatie met de aanschaf van peperdure horloges. Door zijn handelwijze heeft de verdachte minst genomen bewust het aanmerkelijke risico genomen dat sprake was van geld dat een criminele herkomst had.
Gewoonte?
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte gedurende een langere periode steeds opnieuw horloges heeft verkocht en ingekocht en daartoe contante geldbedragen voorhanden gehad, uitgegeven, gestort en/of opgenomen. Derhalve is ten aanzien van de door hem verrichte transacties (eerste gedachtestreepje) sprake van gewoontewitwassen. Dat wordt dus bewezenverklaard.
Medeplegen en feitelijk leidinggeven
Met betrekking tot het (alternatief) ten laste gelegde onder 1 en 2 neemt de rechtbank over hetgeen hiervoor in paragraaf 5.1 is overwogen ten aanzien van het medeplegen en het feitelijk leidinggeven. Dit betekent dat bewezen wordt verklaard dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [medeverdachte rechtspersoon01] verrichte transacties (tweede gedachtestreepje) en dat vrijspraak volgt voor het ten laste gelegde medeplegen.
5.2.5.
Conclusie
De verweren worden in alle onderdelen verworpen. Het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en 4 is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat
1
hij
in de periode 12 juni 2018 tot en met 17 augustus 2020, in Nederland, meermalen, van voorwerpen
- een geldbedrag van in totaal EUR 449.578,00 de werkelijke aard en de herkomst, heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, enheeft verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden
heeft/hebben gehad heeft verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en heeft omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden)
terwijl hij, verdachte, wist, dat die afkomstig zijn uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
en
[medeverdachte rechtspersoon01] .
in de periode 28 januari 2019 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland,
, meermalen, van voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 699.663,00 ,
de herkomst, heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en heeft verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad en heeft verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
aan welke
bovengenoemde verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2
hij
in de periode 3 augustus 2018 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland meermalen, voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR 169.910,00 heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft gemaakt;
en
[medeverdachte rechtspersoon01] .
in de periode 16 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland, meermalen van voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 98.650,00 heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., wist dat die voorwerp(en geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
aan welke bovengenoemde verboden gedragingenverdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
3
hij
in de periode van 7 september 2018 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland, meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000,
opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transacties bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft hij opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van (verrichte) transacties, te weten
- een op 7 augustus 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 26.650,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 1 november 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) EUR 46.240,00 door verdachte aan Schaap en Citroen en
- een op 2 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten
eengedeeltelijke contante betaling van in totaal EUR 44.400,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 28 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 45.300,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 29 november 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 21.400,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V.
en
[medeverdachte rechtspersoon01] .
in de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, in Nederland, , meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transacties bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid,
immers heeft [medeverdachte rechtspersoon01] . telkens opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van een of meer (verrichte) transacties, te weten
- een op 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 53.750,00 en
- een op 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 25.750,00 en
- een op 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en
- een op 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 39.000,00 door [naam02] en
- een op 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 48.000,00 door [naam03] tot het plegen van welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
4
hij
in de periode van 7 september 2018 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland, meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in
artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft hij telkens opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd ten aanzien van verrichte transacties, te weten (onder meer)
- een op 7 augustus 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten
eencontante betaling van EUR 26.650,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 1 november 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) EUR 46.240,00 door verdachte aan Schaap en Citroen en
- een op 2 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een gedeeltelijke contante betaling van in totaal EUR 44.400,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 28 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 45.300,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en
- een op 29 november 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 21.400,00 door verdachte aan Schaap en Citroen B.V.
en
[medeverdachte rechtspersoon01] .
in de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, in Nederland, meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 15.000, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft [medeverdachte rechtspersoon01] . telkens opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd ten aanzien van verrichte transacties, te weten
- een op 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 53.750,00 en
- een op 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 25.750,00 en
- een op 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en
- een op 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 39.000,00 door [naam02] en
- een op 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 48.000,00 door [naam03]
tot het plegen van welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
van witwassen een gewoonte maken
en
van witwassen een gewoonte maken, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
van witwassen een gewoonte maken
en
van witwassen een gewoonte maken, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;

3.

opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd

en
opzettelijk overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
4.
overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
en
overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, opzettelijk begaan, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaren schuldig gemaakt aan het witwassen van crimineel verkregen vermogen van bijna 1.5 miljoen euro. Hij heeft zowel als privé persoon als via de daartoe door hem opgerichte B.V. dure horloges en sieraden gekocht voor personen die hem daarvoor grote contante geldbedragen gaven. Hij heeft geen deugdelijke administratie bijgehouden waaruit de herkomst van de bedragen kan worden herleid noch heeft hij voldaan aan de op hem rustende verplichtingen inzake de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. Hierdoor werd het voor mensen met crimineel geld heel eenvoudig om via de verdachte en zijn B.V. hun gelden wit te wassen zonder dat de herkomst van de gelden traceerbaar was.
Door het witwassen van crimineel verkregen vermogen wordt de onderliggende criminaliteit, waarbij grote sommen geld kunnen omgaan mogelijk gemaakt.
Verdachte maakt het mogelijk dat criminelen hun door misdrijf verdiende geld kunnen uitgeven waardoor crimineel geld in de legale economie terechtkomt. Dat is een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij – uit eigen gewin – zijn medewerking hieraan heeft verleend.
8.3.
Omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft de rechtbank meegewogen dat de bewezenverklaarde feiten niet in het recente verleden zijn gepleegd, doch meer dan twee jaren geleden. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte voorafgaand aan de gepleegde feiten niet eerder is veroordeeld in verband met vermogensdelicten en dat hij daarna niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook is acht geslagen op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten. Tegen die achtergrond ziet de rechtbank nog ruimte voor het opleggen van een taakstraf. De rechtbank zal een taakstraf van een maximale duur en een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. Daarmee kan echter niet worden volstaan, zoals de verdediging heeft verzocht, omdat dit onvoldoende recht doet aan de feiten. De rechtbank zal daarom ook een gevangenisstraf opleggen, maar dan geheel voorwaardelijk en van na te noemen duur. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren. Deze (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf heeft mede tot doel te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank acht oplegging van deze straffen in dit geval passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd om de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven
telefoons verbeurd te verklaren. De rechtbank ziet daarvoor echter geen grond, zodat zij een last zal geven tot teruggave van de telefoons aan de verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de volgende artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 51, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 3 en 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, zoals die luidden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 30.000,00 (dertigduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
185 dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderdveertig (240) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek tweehonderdzesendertig (236) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
118 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. STK GSM (Omschrijving: [beslagnummer01] , Zwart, merk: Samsung)
1. STK GSM (Omschrijving: [beslagnummer02] , Zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 juni 2023.

13.Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 12 juni 2018 tot en met 17 augustus 2020, te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 449.578,00 (AMB-053-01, AMB-056) en/of
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 699.663,00 (AMB-053-01, AMB-056),
althans een geldbedrag van (in totaal) EUR 1.149.241,00,
in elk geval (een) of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden
heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden)
en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
en/of
[medeverdachte rechtspersoon01] .
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 januari 2019 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) EUR 699.663,00 (AMB-053-01, AMB-056), in elk geval (een) of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte tezamen en
in vereniging, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke
bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging,
althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2
Hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 3 augustus 2018 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 169.910,00 (AMB-057) en/of
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 98.650,00 (AMB-057),
althans een geldbedrag van (in totaal) EUR 268.560, in elk geval (een) of meer geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
en/of
[medeverdachte rechtspersoon01] .
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 16 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) EUR 98.650,00 (AMB-057), in elk geval (een) of meer geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3
Hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september 2018 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000,
(telkens) al dan niet opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s) niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft hij (telkens) al dan niet opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van een of meer (verrichte) transacties, te weten
- een op of omstreeks 7 augustus 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 26.650,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 1 november 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 46.240,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen en/of
- een op of omstreeks 2 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van in totaal EUR 44.400,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 28 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 45.300,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 29 november 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 21.400,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038);
en/of
[medeverdachte rechtspersoon01] .
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, (telkens) al dan niet opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s) niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid,
immers heeft [medeverdachte rechtspersoon01] . (telkens) al dan niet opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van een of meer (verrichte) transacties, te weten
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038), tot het plegen van welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
4
Hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september 2018 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen een in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, (telkens) al dan niet opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in
artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft hij (telkens) al dan niet opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd en aanzien van een of meer (verrichte) transacties, te weten (onder meer)
- een op of omstreeks 7 augustus 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 26.650,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 1 november 2018 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 46.240,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen en/of
- een op of omstreeks 2 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van in totaal EUR 44.400,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 28 januari 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 45.300,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 29 november 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 21.400,00 (DOC-002) door verdachte aan Schaap en Citroen B.V. en/of
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038);
en/of
[medeverdachte rechtspersoon01] .
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 15.000, (telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft [medeverdachte rechtspersoon01] . (telkens) al dan niet opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft zij, [medeverdachte rechtspersoon01] ., opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd en aanzien van een of meer (verrichte) transacties, te weten
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038),
tot het plegen van welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;