In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 26 april 2023, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de moeder over de minderjarige [naam kind01] te beëindigen, toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind01] onder toezicht is gesteld en in een pleeggezin verblijft, waarbij het ouderlijk gezag door de ouders wordt uitgeoefend. De Raad heeft aangegeven dat er niet meer aan de doelen van de ondertoezichtstelling wordt gewerkt en dat een terugplaatsing bij de moeder niet aan de orde is. De rechtbank heeft geconstateerd dat het gezamenlijk gezag belastend is voor [naam kind01] en dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft daarbij de complexe echtscheidingsproblematiek en de negatieve impact op [naam kind01] in aanmerking genomen. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot gezagsbeëindiging en hoopt op herstel van contact met [naam kind01]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beëindigen van het gezag in het belang van [naam kind01] is en heeft de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bewind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.