ECLI:NL:RBROT:2023:5786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/10/654366 / JE RK 23-579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 26 april 2023, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de moeder over de minderjarige [naam kind01] te beëindigen, toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind01] onder toezicht is gesteld en in een pleeggezin verblijft, waarbij het ouderlijk gezag door de ouders wordt uitgeoefend. De Raad heeft aangegeven dat er niet meer aan de doelen van de ondertoezichtstelling wordt gewerkt en dat een terugplaatsing bij de moeder niet aan de orde is. De rechtbank heeft geconstateerd dat het gezamenlijk gezag belastend is voor [naam kind01] en dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft daarbij de complexe echtscheidingsproblematiek en de negatieve impact op [naam kind01] in aanmerking genomen. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot gezagsbeëindiging en hoopt op herstel van contact met [naam kind01]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beëindigen van het gezag in het belang van [naam kind01] is en heeft de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bewind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/654366 / JE RK 23-579
Datum uitspraak: 26 april 2023

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.C. van 't Hek, te Dordrecht,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.
De rechtbank merkt als informanten aan:

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats03] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
14 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 14 maart 2023.
Op 26 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die apart is gehoord;
- namens de moeder, mr. M. Nentjes, waarneemster van mr. A.C. van ’t Hek;
- [naam05] , namens de Raad;
- [naam06] , namens de GI;
- de pleegvader.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder, de vader en de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind01] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 15 oktober 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 oktober 2023.
Bij beschikking van 15 oktober 2021 is [naam kind01] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 oktober 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [naam kind01] te beëindigen.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er wordt niet meer aan de doelen van de ondertoezichtstelling gewerkt. Een terugplaatsing van [naam kind01] bij de moeder is niet meer aan de orde. Het perspectief van [naam kind01] ligt bij de pleegouders of bij de vader. Dat moet in de komende periode verder onderzocht worden. Daarnaast is het belangrijk om te werken aan contactherstel tussen de moeder en [naam kind01] . Op dit moment is er geen contact. [naam kind01] vreest voor inmenging van de moeder bij het nemen van belangrijke gezagsbeslissingen. Als het gezag van de moeder wordt beëindigd, is de hoop dat bij [naam kind01] meer ruimte ontstaat om een ongedwongen contact met de moeder aan te gaan.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. De jeugdbeschermer gaat met [naam kind01] wel het gesprek aan over het contact met zijn moeder. Op dit moment heeft hij echter behoefte aan rust en wil hij geen contact. Hopelijk komt bij [naam kind01] meer ruimte om het contact met zijn moeder te herstellen wanneer het gezag van de moeder beëindigd wordt.
Namens de moeder is door de advocaat geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Ondanks dat de situatie haar zwaar valt, hoopt de moeder dat in de komende periode meer ruimte ontstaat bij [naam kind01] om het contact te herstellen. Op dit moment kost de situatie veel energie en dat lijkt voor zowel [naam kind01] als de moeder niet helpend te zijn.
Desgevraagd wordt namens de moeder bezwaar gemaakt tegen het aanmerken van de pleegouders als belanghebbenden. Ondanks dat het goed is dat de pleegvader ter zitting is verschenen, heeft hij geen aanzienlijke rol in deze procedure. Daarnaast is het juist, gelet op dat de moeder een stap terug zet, niet passend. Een informantenrol past in deze situatie voor pleegouders beter.
De pleegvader heeft het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode is er veel gebeurd en [naam kind01] heeft behoefte aan rust. De pleegvader zou graag contact willen met de moeder, maar dan moet [naam kind01] daar ook voor open staan.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind01] veel heeft meegemaakt in de opvoedingssituatie bij zijn ouders. Er was sprake van complexe echtscheidingsproblematiek, waarmee [naam kind01] werd belast. De ouders waren vanwege hun onderlinge strijd onvoldoende beschikbaar voor [naam kind01] . In 2019 is [naam kind01] na een escalatie met zijn moeder bij zijn vader gaan wonen. Sindsdien is het contact tussen [naam kind01] en de moeder ernstig verstoord. Zij hebben enkel nog sporadisch contact via de telefoon. [naam kind01] ervaart het contact met de moeder als belastend en vindt het moeilijk om over haar te praten. Ook is hij bang dat de moeder belangrijke gezagsbeslissingen zal tegenhouden. Vanwege het negatieve moederbeeld zijn er zorgen ontstaan over de identiteitsontwikkeling van [naam kind01] . [naam kind01] heeft twee keer per week contact met zijn vader en verbleef daar sinds 22 november 2022 een keer in de twee weken. Met oud en nieuw is er een incident geweest, waarna ook het contact met de vader is verminderd.
Sinds 15 april 2022 verblijft [naam kind01] in het huidige pleeggezin. Hij ontwikkelt zich hier positief. Een terugplaatsing bij de moeder is niet langer aan de orde. Het is belangrijk dat [naam kind01] meer rust en stabiliteit krijgt en dat zijn perspectief duidelijk wordt. Het is positief dat de moeder zich niet verzet tegen een gezagsbeëindiging en daarmee beoogt het belang van [naam kind01] voorop te stellen. Hierdoor hoopt ook zij dat er meer rust en ruimte komt voor [naam kind01] om het contact op een andere manier te herstellen. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aandacht moet blijven voor contactherstel tussen [naam kind01] en de moeder. Hierbij is het tempo dat [naam kind01] daarbij nodig heeft, leidend.
Uit het voorgaande volgt dat het gezamenlijk gezag belastend is voor [naam kind01] . Hij wordt hierdoor ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en hierin valt niet binnen een voor [naam kind01] aanvaardbaar te achten termijn verbetering te verwachten. De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouder het bewind voerde over het vermogen van de minderjarige. Nu de moeder de afgelopen jaren niet betrokken was bij de verzorging en opvoeding van [naam kind01] , is niet aannemelijk dat zij nog het bewind over hem voerde. De rechtbank heeft hierover echter geen concrete informatie, waardoor zij - zekerheidshalve en indien van toepassing - de moeder zal veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording.
Procespositie pleegouders
Tijdens de zitting hebben partijen zich op verzoek van de rechtbank uitgelaten over de vaag of pleegouders informant of belanghebbende zijn. Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank de pleegouders in deze procedure (blijven) aanmerken als informanten. Het verzoek van de Raad ziet op een gezagsbeëindiging van de moeder; dit raakt niet direct de rechten of verplichtingen van de pleegouders.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] over [naam kind01] ;
veroordeelt de moeder aan de vader rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] af te leggen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023 door mr. A. Verweij, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. T. van den Akker en A. Wolthuis, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven als griffier, en op schrift gesteld op
11 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.