ECLI:NL:RBROT:2023:5784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/10/648084 / JE RK 22-2658 en C/10/573512 / FA RK 19-3974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 mei 2023, is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01] verlengd tot 1 januari 2024. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, en verzoeken van de ouders om de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] bij hen te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind01] sinds 1 juli 2019 onder toezicht is gesteld en dat zij sinds 10 juni 2020 in een pleeggezin verblijft. De ouders hebben in de afgelopen periode niet voldoende medewerking verleend aan de benodigde onderzoeken, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over de opvoedvaardigheden van de ouders en de emotionele veiligheid van [naam kind01]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam kind01] is om de plaatsing in het pleeggezin voort te zetten, gezien haar kwetsbare situatie en de noodzaak voor duidelijkheid over haar toekomstperspectief. De verzoeken van de ouders zijn afgewezen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/648084 / JE RK 22-2658 en C/10/573512 / FA RK 19-3974
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
en

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. W.J.J. Trooster, kantoor houdende te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Kramer, kantoor houdende te Haarlem.
De rechtbank merkt als informant aan: [naam05] , pleegzorgmedewerker van Enver.

De Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, is gekend in zijn toetsende en/of adviserende taak.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 december
2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende briefrapportage van de GI van 6 april 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van de pleegouders van 7 april 2023;
- het bericht met bijlage (evaluatie Enver) van de GI van 18 april 2023;
- de brief met bijlagen van mr. Trooster namens de vader van 18 april 2023;
- het bericht met bijlage (brief Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek, hierna
KSCD) van de GI van 19 april 2023;
- de brief met bijlagen van mr. Kramer namens de pleegouders van 19 april 2023;
- de pleitnotities van mr. Kramer namens de pleegouders ter zitting overgelegd en
voorgedragen.
Op 20 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Trooster;
- de moeder;
- [naam06] en [naam07] , namens de GI;
- [naam08] , namens de Raad;
- de pleegmoeder, bijgestaan door mr. M. Kramer;
- [naam05] , namens Enver pleegzorg (als informant).
Opgeroepen en niet verschenen is: de pleegvader.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de (Marokkaans-)Arabische taal, heeft de rechtbank het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam09] en [naam10] , tolken in de (Marokkaans-)Arabische taal. De rechtbank heeft vastgesteld [naam09] is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers. De rechtbank heeft [naam10] beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 1 juli 2019 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 januari 2024.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 juni 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. Op 25 april 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank bij tussenbeschikking de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind01] verlengd tot 1 juni 2023.

De aangehouden verzoeken

Het aangehouden verzoek van de GI - C/10/648084
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. Op dit moment resteert de beslissing over de overige zeven maanden, te weten de periode van 1 juni 2023 tot 1 januari 2024. De GI heeft verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De aangehouden verzoeken van de ouders - C/10/573512
De vader heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] bij hem zal zijn.
De moeder heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] bij haar te bepalen.
De standpunten
Het standpunt van de GI
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het afgelopen jaar heeft de GI alles gedaan wat in haar macht ligt om een thuisplaatsing van [naam kind01] te onderzoeken. Er is een onderzoek door het KSCD aangevraagd om de opvoedvaardigheden van de vader te onderzoeken. Intussen zou het NIKA-traject van Enver in december 2022 starten, maar de enige trainer bij Enver werd ziek en is dat tot op heden. Het KSCD had dit verder kunnen oppakken, maar de vader en de stiefmoeder hebben zich uiteindelijk teruggetrokken uit het KSCD-onderzoek. De vader geeft ter zitting aan wel open te staan voor het onderzoek. Dat is nieuwe informatie. Het KSCD heeft aangegeven de onderzoeksvragen alleen te kunnen beantwoorden met medewerking van zowel de vader als de stiefmoeder. De stiefmoeder is namelijk de hoofdopvoeder van het gezin. Daar komt bij dat door het terugtrekken van de (stief)ouders een eventuele nieuwe aanmelding weer op de wachtlijst terecht komt.
[naam kind01] ontwikkelt zich naar omstandigheden goed bij de pleegouders. Op de donderdagen dat er bezoekmomenten plaatsvinden, wordt een terugval gezien in haar gedrag. [naam kind01] wordt tijdens de bezoeken emotioneel belast door de ouders. Daarnaast vinden de bezoeken onregelmatig plaats. Het is voor [naam kind01] en de ouders van belang dat er duidelijkheid komt over waar [naam kind01] verder zal opgroeien. Het belang van [naam kind01] is op dit moment dermate ernstig in het geding dat een beslissing daarover niet langer kan wachten. De GI heeft het perspectief bepaald bij de pleegouders. In de komende periode is het van belang om te onderzoeken hoe de rol van de ouders op afstand, op een voor [naam kind01] fijne manier, kan worden vormgegeven.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam kind01] recht heeft op duidelijkheid over haar toekomstperspectief. De tijd is een bepalende factor geworden. De ouders hebben de kans gekregen om mee te werken aan het KSCD-onderzoek, maar de vader en de stiefmoeder hebben zich teruggetrokken en de moeder heeft niet getekend voor het onderzoek. Wanneer zij opnieuw op de wachtlijst gezet worden omdat zij alsnog willen meewerken, zal er opnieuw een lange tijd overheen gaan voordat het onderzoek is afgerond. Dat is niet in het belang van [naam kind01] . Daarnaast is het zorgelijk dat de bezoeken tussen [naam kind01] en de ouders onregelmatig plaatsvinden. Dit valt niet te begrijpen gelet op de wens van de ouders om de zorg over hun dochter op zich te nemen en [naam kind01] juist behoefte heeft aan regelmaat.
Het standpunt van de vader
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [naam kind01] had al veel eerder thuisgeplaatst moeten worden bij de vader. Het is nog steeds duidelijk dat de vader een goede vader is, maar hij krijgt geen eerlijke kans om dit te laten zien. De vader en zijn partner hebben een normaal gezinsleven en een gezamenlijk kind van vier jaar oud, waar het goed mee gaat. De vader heeft in de afgelopen jaren het vertrouwen in de hulpverlening verloren. Hij heeft altijd overal aan meegewerkt, maar de situatie is onveranderd. De partner van de vader wil niet meer meewerken aan het KSCD-onderzoek. Zij is bang dat haar kind ook uit huis geplaatst wordt. Vorig jaar maart, toen de rechtbank de GI opdroeg om haar standpunt nader te onderbouwen, leek er schot in de zaak te komen. De onderzoeken zijn echter verzand. Intussen verstrijkt de tijd en is [naam kind01] steeds meer gaan hechten aan haar pleegouders.
De vader heeft de bezoeken niet geweigerd. Eén keer was hij in de onmogelijkheid in verband met zijn werk, één keer wilde [naam kind01] zelf niet en één keer verbleef hij in het buitenland. Hij heeft toen met [naam kind01] gevideobeld. Verder is het onjuist dat [naam kind01] niet bij hem thuis op bezoek mag komen. [naam kind01] is altijd welkom bij hem thuis.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij het moeilijk vindt om een standpunt in te nemen, omdat zij geen advocaat heeft die haar bijstaat. Zij is op zoek naar een advocaat die haar boodschap goed kan overbrengen. De moeder staat open voor ieder onderzoek, maar zij wil wel de inhoud van het onderzoek goed kunnen begrijpen. Dat is de reden dat zij nog niet heeft getekend voor het KSCD-onderzoek. De moeder wenst dat [naam kind01] in de toekomst bij haar vader en moeder, die ieder een eigen leven leiden, kan opgroeien. Die wens betekent niet dat de moeder wil dat zij en de vader weer bij elkaar komen. Beide ouders willen het beste voor [naam kind01] , maar zij hebben geen eerlijke kans gekregen. De moeder hoopt dat zij meer tijd kan krijgen om een goede advocaat te zoeken die haar kan bijstaan.
Het standpunt van de pleegouders
Door en namens de pleegmoeder is het volgende naar voren gebracht. Het klopt dat het NIKA-traject geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege ziekte van de trainer, maar daaraan voorafgaand heeft het traject geen doorgang kunnen vinden omdat de vader niet wilde dat het bij hem thuis plaatsvond. Het is van belang om te benadrukken dat [naam kind01] met een enorme achterstand bij de pleegouders werd geplaatst. De Raad heeft eerder op zitting gezegd dat [naam kind01] kampt met hechtingsproblematiek vanwege het belaste verleden en dat een KSCD-onderzoek van groot belang is om te bepalen of de vader in staat is om aan te sluiten bij de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind01] . Het gaat er daarbij om of de vader kan inzien wat [naam kind01] heeft meegemaakt in het verleden. De verhalen zijn tegengesteld. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie heeft destijds gezegd dat er bij de vader voldoende opvoedvaardigheden lijken te zijn, maar de zorgen zien op de transparantie die er niet is. Het is jammer dat de stiefmoeder haar medewerking aan het KSCD-onderzoek heeft geweigerd, te meer nu de stiefmoeder de hoofopvoeder zal zijn. Ook de moeder heeft haar medewerking tot op heden geweigerd. De vader geeft ter zitting aan dat hij wel wil medewerken, maar op de brief van de psycholoog heeft hij niet gereageerd.
De pleegouders hebben zich buiten de strijd willen houden, maar zij willen niet langer zwijgen over de ontwikkelingsschade die zij zien ontstaan bij [naam kind01] vanwege de onduidelijkheid over haar perspectief. De samenwerking met de ouders is positief en daar blijven de pleegouders zich voor inzetten. De pleegouders voelen echter dat er aan [naam kind01] getrokken wordt. Zij begrijpen heel goed dat de ouders graag voor [naam kind01] willen zorgen, maar [naam kind01] is ingegroeid in het pleeggezin en is aan de pleegouders en de eigen kinderen van de pleegouders gehecht. [naam kind01] woont inmiddels bijna drie jaar bij de pleegouders, maar de pleegouders kunnen [naam kind01] nog altijd geen antwoord geven op haar vraag of zij bij hen mag blijven wonen. [naam kind01] vraagt om duidelijkheid. Zij laat op school, de opvang en na bezoekmomenten veel boosheid en frustratie zien. Dit doet een appèl op de draagkracht van de pleegouders. De bezoeken met de vader zijn vorig jaar uitgebreid, maar de vader is ruim drie maanden de omgangsregeling niet nagekomen. Daarnaast vonden de bezoeken niet bij de vader thuis plaats omdat de vader dat niet wilde. Het is jammer dat er zoveel tijd is verstreken terwijl het perspectief is uitgebleven. Er is, behoudens het NIKA-traject dat geen doorgang kon vinden, evident gebrek aan medewerking van de ouders. Het is van belang om nu het belang van [naam kind01] voorop te stellen en haar de noodzakelijke duidelijkheid over haar perspectief te geven. De advocaat van de pleegouders verwijst hierbij naar artikel 3 van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en de toolkit “Het beste besluit” van de kinderombudsman. De stem van [naam kind01] moet gehoord worden.
De verdere beoordeling
Machtiging tot uithuisplaatsing
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 december 2022 een deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] aangehouden in afwachting van het perspectiefonderzoek door het KSCD. Intussen zou het NIKA-traject van start gaan, waarbij de interactie tussen [naam kind01] en de vader geobserveerd zou worden. Gebleken is echter dat de situatie in de afgelopen periode onveranderd is gebleven. Het NIKA-traject ving eerst niet aan omdat de vader niet mee werkte aan bezoeken bij hem thuis en heeft vervolgens vanwege langdurige ziekte van de trainster geen doorgang kunnen vinden. Die ziekte valt de vader niet te verwijten. Het KSCD-onderzoek is daarentegen niet van de grond gekomen, omdat de vader en de stiefmoeder hieraan geen medewerking willen verlenen. Ook de moeder heeft hiervoor nog niet willen tekenen. Ter zitting heeft de vader aangegeven wel mee te willen werken, maar het is voor het KSCD niet mogelijk om de onderzoeksvragen te beantwoorden zonder de medewerking van de stiefmoeder die de hoofdopvoeder van [naam kind01] zou zijn. Daar komt bij dat de bezoeken met de ouders in de afgelopen periode onregelmatig zijn verlopen. Meerdere bezoeken zijn door de ouders afgezegd. De vader heeft een nieuwe baan en is daarvoor veel in het buitenland. Daarnaast wordt [naam kind01] tijdens de bezoekmomenten emotioneel door de ouders belast. [naam kind01] ervaart hierdoor al lange tijd veel onduidelijkheid en spanning en vertoont rondom de bezoekmomenten zorgelijk gedrag.
[naam kind01] is vijf jaar oud. Ondertussen verblijft zij bijna drie jaar - meer dan de helft van haar leven - in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Zij heeft behoefte aan duidelijkheid over de plek waar zij verder zal opgroeien. De rechtbank betreurt het dat door diverse oorzaken - wachtlijsten, ziekte en gebrek aan transparantie en medewerking van de (stief)ouders – noodzakelijk onderzoek lang op zich heeft laten wachten en dat ondertussen de tijd is verstreken. Een perspectiefonderzoek door het KSCD is door dat tijdsverloop inmiddels een gepasseerd station. De (stief)ouders hebben in de afgelopen periode de kans gekregen om te laten zien dat zij over voldoende opvoedvaardigheden beschikken, maar zij hebben deze kans niet gegrepen. De zorgen over de opvoedvaardigheden van de (stief)ouders en daarmee de zorgen over de (emotionele) veiligheid van [naam kind01] in de opvoedingssituatie bij de (stief)ouders blijven hierdoor in stand. [naam kind01] is, mede door haar belaste verleden, een kwetsbaar meisje en gelet op haar problematiek is het in strijd met haar belang om haar nog langer in onzekerheid te laten verkeren over haar perspectief.
De rechtbank concludeert dat de ouders niet in staat zijn gebleken om - binnen een voor [naam kind01] aanvaardbare termijn - de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding
weer zelfstandig op zich te nemen. Het perspectief van [naam kind01] ligt bij de
pleegouders en de rechtbank acht het in het belang van [naam kind01] dat de plaatsing in het
pleeggezin wordt voortgezet en bestendigd. De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de resterende zeven maanden, te weten tot 1 januari 2024.
Hoofdverblijfplaats
Nu het perspectief van [naam kind01] bij de pleegouders is bepaald en er niet langer teruggewerkt moet worden naar een thuisplaatsing bij de ouders, zal de rechtbank de verzoeken van de ouders tot het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] bij de desbetreffende ouder afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken van de ouders tot het bepalen van de hoofdverblijfplaats af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, en
mrs. M. de Geus en T. van den Akker, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op
17 mei 2023, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.