Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiseres02] voorheen handelend onder de naam [handelsnaam01],
1..De procedure
- de dagvaarding van 3 maart 2022, met producties 1 tot en met 16;
- het herstelexploot van 26 april 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
- de akte inbrengen productie van Shell, met productie 6;
- de aanvullende producties 17 en 18 van [eiseressen01] ;
- de mondelinge behandeling van 21 november 2022.
2..De feiten
3.aAfkoop milieuvervuiling
3..Het geschil
4..De beoordeling
(“rapport voor de 550m² grond zal ik U toe laten komen”) bedoelde [naam01] dat hij de rapporten aan NN zou doen toekomen
zodrahij zelf in het bezit was van de rapporten, zo verklaarde [naam01] tijdens de mondelinge behandeling. Hij had het Heidemij 1993 rapport op dat moment niet. [eiseressen01] heeft op de mondelinge behandeling aangeboden alle correspondentie over te leggen waaruit blijkt dat zij, zonder resultaat, Shell veelvuldig om een afschrift van het Heijdemij 1993 rapport heeft verzocht. Pas na meerdere verzoeken heeft [eiseressen01] in mei 2019 de volledige rapporten van Shell ontvangen (r.o.2.15). Op dat moment is [eiseressen01] erachter gekomen dat Shell opzettelijk informatie omtrent de bodemverontreiniging heeft achtergehouden.
“toe laten komen”in de fax van 24 juni 1994 op twee manieren kan worden uitgelegd. Zowel de lezing van [naam01] als de lezing van Shell is mogelijk. De fax van 24 juni 1994 is daarmee niet ondersteunend voor het standpunt van Shell.
“De relevante resultaten uit het onderzoek zijn tevens verwerkt in onderhavige rapportage”onder de opsomming van de Heidemij onderzoeken uit 1989 en 1993. Onbetwist is dat [eiseressen01] opdrachtgever was van De Klinker. Shell heeft aangevoerd dat de verwerking van het Heidemij 1993 rapport in het rapport van De Klinker van 1999 en de positie van [eiseressen01] als opdrachtgever van De Klinker leidt tot de logisch gevolgtrekking dat De Klinker het Heidemij 1993 rapport wel van haar opdrachtgever [eiseressen01] moet hebben ontvangen. [eiseressen01] heeft tijdens de mondelinge behandeling dit standpunt van Shell slechts betwist met de blote stelling dat zij het Heidemij 1993 rapport nooit aan De Klinker gegeven heeft. Gelet op de gemotiveerde stellingname van Shell had van [eiseressen01] verwacht mogen worden dat zij haar verweer gemotiveerd had onderbouwd. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen door een verklaring in het geding te brengen van De Klinker die haar standpunt ondersteunt dat het Heidemij 1993 rapport via een andere weg dan [eiseressen01] bij De Klinker terecht was gekomen. Ook had [eiseressen01] dit kunnen doen door voorafgaand aan de mondelinge behandeling de stukken in het geding te brengen ter onderbouwing van haar stelling dat zij meermaals bij Shell om het Heidemij 1993 had rapport had gevraagd, maar dit niet had gekregen. Nu [eiseressen01] dit niet heeft gedaan, heeft zij de gemotiveerde stelling van Shell dat zij ten tijde van het rapport van De Klinker over het Heidemij 1993 rapport beschikte, onvoldoende gemotiveerd betwist. Op basis hiervan wordt dan ook als vaststaand aangenomen dat [eiseressen01] in 1999 in het bezit was van het Heidemij 1993 rapport. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan het door [eiseressen01] tijdens de mondelinge behandeling gedane bewijsaanbod niet toe.
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat