In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eiseressen en een gedaagde over een huurachterstand van anderhalf jaar. De eiseressen, vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, hebben de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. Alamyar, aangeklaagd wegens een aanzienlijke huurachterstand van € 55.246,37. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2023 heeft de gedaagde erkend dat er sprake is van een huurachterstand, maar heeft hij verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de bedrijfsruimte te ontruimen binnen veertien dagen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 49.746,37, rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de eis van de eiseressen tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks eventuele hoger beroep procedures. De eiseressen zijn door de kantonrechter in het gelijk gesteld, en de gedaagde moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 2.123,22.