ECLI:NL:RBROT:2023:5741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/10/645152 / HA ZA 22-767
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst indeplaatsstelling en terugbetaling van ontvangen bedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Ultee Bouw en Management B.V. (eiseres) en Rijks Invest B.V. (gedaagde). De zaak betreft de ontbinding van een overeenkomst indeplaatsstelling en de terugbetaling van reeds ontvangen betalingen, waaronder een waarborgsom van € 50.000,00. De procedure is gestart na een koopovereenkomst tussen Rijks en de Parochie, waarbij Rijks een onroerende zaak heeft gekocht. Ultee is in de plaats gesteld van Rijks in deze koopovereenkomst, maar na het inroepen van een ontbindende voorwaarde door Ultee, heeft Rijks de overeenkomst indeplaatsstelling ontbonden. Ultee vorderde in deze procedure de terugbetaling van de door haar betaalde bedragen aan Rijks, die zich niet heeft verdedigd in de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van Ultee toewijsbaar zijn, aangezien Rijks geen verweer heeft gevoerd en de ontbinding van de overeenkomst indeplaatsstelling door Rijks zelf is bevestigd. De rechtbank heeft Rijks veroordeeld tot betaling van € 80.000,00 aan Ultee, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/645152 / HA ZA 22-767
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ULTEE BOUW EN MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.M. Roepel te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJKS INVEST B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Friedberg te Amstelveen, die zich heeft onttrokken.
Partijen worden hierna Ultee en Rijks genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis in incident van 22 februari 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De advocaat aan de zijde van Rijks, mr. Friedberg, heeft zich op 5 april 2023 onttrokken, waarna de zaak naar de rol is verwezen van 19 april 2023 voor het stellen van een nieuwe advocaat en het nemen van een conclusie van antwoord. Op de rolzitting van 19 april 2023 heeft zich voor Rijks geen advocaat gesteld en heeft Rijks geen conclusie van antwoord genomen. Op diezelfde rolzitting is Rijks daarom akte niet dienen verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 25 april 2022 heeft Rijks een koopovereenkomst gesloten met de Parochie van de [parochie01] (verder: de Parochie) waarbij de Parochie aan Rijks
“of (een) nader door haar aan te wijzen meester(s)”een onroerende zaak heeft verkocht.
2.2.
Artikel 4 van de koopovereenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt:
“De koper geeft uiterlijk veertien (14) dagen na ondertekening van deze koopovereenkomst zekerheid voor het nakomen van de afspraken uit deze koopovereenkomst in de vorm van:
- een waarborgsom van vijftigduizend euro (€ 50.000,00); of
[…]”
2.3.
Artikel 14 van de koopovereenkomst bevat de volgende ontbindende voorwaarde:
“De koop kan door koper tot de datum gelegen op acht (8) weken na ondertekening van deze koopovereenkomst door koper worden ontbonden, indien op die datum geen onherroepelijke toestemming dan wel benodigde vergunningen zijn verkregen van de daartoe bevoegde overheidsinstanties, benodigd voor het in artikel 5 lid 6 van deze overeenkomst genoemde voorgenomen gebruik van het verkochte.
[…]”
2.4.
Op 17 juni 2022 hebben Ultee en Rijks een overeenkomst indeplaatsstelling gesloten. Daarin staat, voor zover relevant, het volgende:
“Dat Ultee als koper in de plaats wordt gesteld door Rijks Invest. Alle rechten en verplichtingen (incl. het storten van de borg direct na ondertekening van deze overeenkomst) gaan van Rijks Invest over op Ultee na ondertekening van deze overeenkomst. Rijks Invest zal de notaris op de hoogte stellen van deze indeplaatsstelling doordat zij Ultee aanwijst als de nader te noemen meester.
Ultee zal op haar beurt een eenmalige vergoeding aan Rijks Invest betalen ter grootte van € 60.000,- (zegge: zestig duizend euro). Ultee zal 50% van dit bedrag overmaken na het verlenen van uitstel door verkoper met minimaal 8 weken met betrekking tot de ontbindende voorwaarde aangaande het wijzigen van de bestemming. De resterende 50% zal worden overgemaakt ten tijde van de juridische levering.
Indien de bestemmingswijziging niet tot stand komt en Ultee derhalve de koopovereenkomst dient te ontbinden, komen partijen expliciet overeen dat Rijks Invest op eerste verzoek binnen vijf werkdagen de reeds betaalde eenmalige vergoeding aan Ultee zal terugbetalen.
[…]
Deze overeenkomst is onverbrekelijk en geen der partijen kan enig recht op ontbinding van deze overeenkomst vorderen.”
2.5.
Na ondertekening van de overeenkomst indeplaatsstelling heeft Ultee een bedrag van € 50.000,00 overgemaakt naar de notaris en een bedrag van € 30.000,00 overgemaakt naar Rijks.
2.6.
De termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde was in onderling overleg tussen Rijks en de Parochie verlengd tot en met 27 juli 2022. Eén dag daarvoor, op 26 juli 2022, heeft Ultee een e-mail gestuurd aan (de tussenpersoon van) Rijks met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
“Hierbij doen wij een beroep op art 14.1 van de koopovereenkomst inzake […].
Helaas hebben we geen onherroepelijke vergunning voor het gebruik zoals verwoord in art 5.6 in de onderhavige overeenkomst.
[…]
Graag zien wij de gestelde gelden per omgaande retour op ons bankrekening:
[…]”
2.7.
Op 27 juli 2022 heeft Rijks een e-mail gestuurd aan Ultee met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
“Hierbij bevestigen wij de ontbinding van de in de plaatsstelling.
Het risico valt terug naar Rijks Invest BV.”
2.8.
Bij e-mail van 9 augustus 2022 heeft Ultee Rijks gesommeerd om een bedrag van in totaal € 80.000,00 nog diezelfde dag aan haar te betalen.
2.9.
Op 23 augustus 2022 heeft Ultee ten laste van Rijks conservatoir beslag laten leggen onder Bunq Bank en de notaris.

3.Het geschil

3.1.
Ultee vordert – samengevat – dat Rijks bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 80.000,00 aan Ultee en wordt veroordeeld in de beslag- en proceskosten, een en ander te vermeerderen met rente.
3.2.
Ultee baseert haar eis op het volgende. Rijks is een koopovereenkomst aangegaan met de Parochie. Bij die overeenkomst heeft de Parochie een onroerend goed verkocht aan Rijks of een nader te noemen meester. De koopovereenkomst bevat een ontbindende voorwaarde. Na het sluiten van de koopovereenkomst hebben Ultee en Rijks een indeplaatsstellingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst zou Ultee in de plaats van Rijks als koper treden in de met de Parochie gesloten koopovereenkomst. Vervolgens heeft Ultee een waarborgsom van € 50.000,00 overgemaakt naar de rekening van de notaris die de leveringsakte zou passeren. Ultee heeft ook een vergoeding van € 30.000,00 overgemaakt naar Rijks. Rijks heeft de Parochie niet van de indeplaatsstelling op de hoogte gesteld. Ultee heeft Rijks op zeker moment te kennen gegeven dat zij de ontbindende voorwaarde uit de koopovereenkomst inroept. Rijks heeft vervolgens bevestigd dat de overeenkomst indeplaatsstelling is ontbonden en heeft erkend dat zij gehouden is de door Ultee aan haar betaalde bedragen terug te betalen. Rijks blijft echter nalatig in de terugbetaling.
3.3.
Rijks voert geen verweer. De vorderingen van Ultee worden dus niet weersproken.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Aangezien Rijks geen conclusie van antwoord heeft genomen, zijn de vorderingen van Ultee toewijsbaar, tenzij die vorderingen de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Bedrag van € 30.000,00
4.2.
De vordering tot (terug)betaling van het bedrag van € 30.000,00 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal die vordering daarom toewijzen.
4.3.
De rechtbank merkt nog het volgende op. Uit de dagvaarding leidt de rechtbank af dat Rijks zich jegens Ultee heeft beroepen op de clausule in de overeenkomst indeplaatsstelling waarin staat dat geen van partijen ontbinding van die overeenkomst kan vorderen. Voor zover Rijks daarmee wil betogen dat de ontbinding van Ultee niet het door haar beoogde effect heeft gehad, kan dat betoog niet slagen. Rijks heeft de ontbinding van de overeenkomst indeplaatsstelling namelijk zelf bevestigd in haar e-mail van 27 juli 2022. Daarmee heeft Rijks ingestemd met een afwijking van de betreffende clausule. Dat Rijks de overeenkomst indeplaatsstelling ook daadwerkelijk als ontbonden beschouwde, blijkt overigens wel uit haar eigen handelen. Ultee heeft immers onbetwist gesteld dat Rijks, nadat Ultee de ontbindende voorwaarde had ingeroepen, ervoor koos de koopovereenkomst nog niet te ontbinden maar de ontbindende voorwaarde in overleg met de Parochie nogmaals te verlengen. Daaruit volgt dat Rijks ervan uitging dat zij zelf contractspartij was van de Parochie en dus dat Ultee ‘ertussenuit’ was. Daarin ligt besloten dat de Parochie ervan uitging dat de overeenkomst indeplaatsstelling rechtsgeldig was ontbonden.
Bedrag van € 50.000,00
4.4.
Ook de vordering tot betaling van het bedrag van € 50.000,00 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de rechtbank ook die vordering zal toewijzen. De rechtbank ziet aanleiding dat toe te lichten.
4.5.
Rijks heeft een koopovereenkomst met de Parochie gesloten. Uit hoofde van die koopovereenkomst rustte op Rijks de verplichting om een waarborgsom van € 50.000,00 over te maken naar de rekening van de notaris. Vervolgens heeft Rijks – nog voordat zij de waarborgsom aan de notaris had voldaan – een overeenkomst indeplaatsstelling gesloten met Ultee. Daarin spraken Rijks en Ultee af dat niet Rijks, maar Ultee de waarborgsom zou overmaken naar de notaris. Ultee heeft dat vervolgens ook gedaan, wat niet in geschil is.
4.6.
De kennelijke bedoeling van partijen was dat de betaling van Ultee aan de notaris zou hebben te gelden als een betaling van Ultee aan de Parochie. Uit de overeenkomst indeplaatsstelling volgt immers dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst van Rijks zouden overgaan naar Ultee. Om de betaling van Ultee aan de notaris te laten gelden als een betaling van Ultee aan de Parochie, was vereist dat de notaris – en daarmee de Parochie [1] – van de indeplaatsstelling op de hoogte zou worden gebracht (zie artikel 3:67 BW). In de overeenkomst indeplaatsstelling heeft Rijks zich jegens Ultee verplicht om een daartoe strekkende mededeling aan de notaris te doen. Ultee zegt dat Rijks die mededeling niet heeft gedaan en dat is door Rijks niet gemotiveerd betwist. [2] De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze mededeling niet heeft plaatsgevonden. Daarmee heeft de betaling van Ultee aan de notaris nooit het karakter gekregen van een betaling aan de Parochie, maar heeft die betaling te gelden als een betaling aan Rijks. Nu de overeenkomst indeplaatsstelling is ontbonden, [3] rust op Rijks de verplichting om de ontvangen prestatie ongedaan te maken (artikel 6:271 BW). Dat betekent dat Rijks een bedrag van € 50.000,00 aan Ultee moet betalen. Dat sluit ook aan bij de e-mail van Rijks aan Ultee van 27 juli 2022 waarin Rijks erkent dat het risico weer naar haar terugvalt.
Wettelijke rente
4.7.
De gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW komt de rechtbank ongegrond voor, aangezien de betalingsplicht van Rijks zijn grondslag vindt in een ongedaanmakingsverbintenis. Artikel 6:119a BW is niet van toepassing op ongedaanmakingsverbintenissen. In plaats van het toewijzen van de wettelijke handelsrente, zal de rechtbank de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen, zoals gevorderd vanaf 10 augustus 2022.
Beslagkosten
4.8.
Ultee vordert Rijks te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. De vordering is, gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv, toewijsbaar. Op basis van de overgelegde stukken is aan beslagkosten toewijsbaar:
- griffierecht € 676,00
- beslagexploten € 439,08 (2 x € 219,54)
- salaris
€ 598,00(1 punt x tarief € 598,00)
Totaal € 1.713,08
4.9.
De over de beslagkosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.10.
Rijks zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Ultee worden veroordeeld. Deze begroot de rechtbank tot op heden op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht € 2.161,00 [4]
- salaris advocaat €
1.183,00(1 punt × tarief € 1.183,00)
Totaal € 3.452,41
4.11.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853, rechtsoverweging 2.3) leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten.
4.12.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Rijks om aan Ultee te betalen een bedrag van € 80.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 10 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Rijks in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.713,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Rijks in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Ultee begroot op € 3.452,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
3655/1876

Voetnoten

1.Aangezien partijen woonplaats hebben gekozen bij de notaris.
2.Rijks heeft in haar incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring gesteld dat zij gebruik heeft gemaakt van haar recht een door haar aan te wijzen derde aan te wijzen. Voor zover daarin de stelling moet worden gelezen dat Rijks de notaris over de meesteraanwijzing heeft geïnformeerd, heeft Rijks die stelling onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Zeker in het licht van haar e-mail aan Ultee van 12 augustus 2022 waarin zij zelf schrijft:
3.Zie in dit verband overweging 4.3.
4.€ 2.837,00 aan griffierecht civiel minus € 676,00 aan griffierecht verzoekschrift beslag.