In deze zaak vordert De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), terugbetaling van een voorschot van € 40.000,- dat onterecht is uitgekeerd aan [gedaagde01] in het kader van de TVL-subsidie. De Staat stelt dat dit bedrag is betaald naar aanleiding van een frauduleuze aanvraag en eist terugbetaling van € 25.000,-, plus bijkomende kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] erkend dat hij het bedrag heeft ontvangen, maar heeft hij betwist dat hij het volledige bedrag moet terugbetalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de subsidie onverschuldigd is betaald en dat [gedaagde01] € 41.421,75 aan De Staat verschuldigd is, maar heeft de vordering beperkt tot € 25.000,-. De rechter heeft ook de proceskosten toegewezen, die samen met de beslagkosten in totaal € 3.523,41 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat De Staat nakoming kan verlangen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.