ECLI:NL:RBROT:2023:5695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
KTN-10238820_23052023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betaling van TVL-subsidie door De Staat der Nederlanden

In deze zaak vordert De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), terugbetaling van een voorschot van € 40.000,- dat onterecht is uitgekeerd aan [gedaagde01] in het kader van de TVL-subsidie. De Staat stelt dat dit bedrag is betaald naar aanleiding van een frauduleuze aanvraag en eist terugbetaling van € 25.000,-, plus bijkomende kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] erkend dat hij het bedrag heeft ontvangen, maar heeft hij betwist dat hij het volledige bedrag moet terugbetalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de subsidie onverschuldigd is betaald en dat [gedaagde01] € 41.421,75 aan De Staat verschuldigd is, maar heeft de vordering beperkt tot € 25.000,-. De rechter heeft ook de proceskosten toegewezen, die samen met de beslagkosten in totaal € 3.523,41 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat De Staat nakoming kan verlangen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10238820 CV EXPL 22-37871
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 23 mei 2023
in de zaak van
De Staat der Nederlanden, meer bijzonder het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat, meer bijzonder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO),woonplaats: Den Haag,
eiser,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01],
gedaagde,
gemachtigde: [naam01] .
De partijen worden ‘De Staat’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
De kantonrechter is mr. I.K. Rapmund en de griffier is mr. R.A.M. van der Heijde.
Aanwezig zijn:
- mr. J.A. de Swart (GGN) namens eiser;
- [gedaagde01] , bijgestaan door [naam01] , schuldhulpverlener en beoogd bewindvoerder.

1..De beoordeling

waar gaat de zaak over?
1.1.
De Staat heeft in coronatijd naar aanleiding van een frauduleuze aanvraag voor TVL-subsidie een voorschot van € 40.000,- overgemaakt op een bankrekening op naam van [gedaagde01] en wil terugbetaling van het gehele bedrag. Met € 1.421,75 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) komt de vordering uit op € 41.421,75. Zonder afstand te doen van het meerdere eist De Staat veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 25.000,-, met rente, plus € 2.145,98 aan beslagkosten, de proceskosten en nakosten. Volgens De Staat is sprake van onverschuldigde betaling of schade als gevolg van een onrechtmatige daad.
1.2.
[gedaagde01] betwist de eis niet. Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] verklaard dat € 40.000,- aan hem betaald is, waarvan hij € 38.000,- zelf heeft gehouden en
€ 2.000,- heeft afgestaan aan een ander aan wie hij zijn bankrekening ter beschikking had gesteld en die de aanvraag had gedaan.
over de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten, en de rente
1.3.
Gezien de eis en de reactie daarop door [gedaagde01] , waaruit volgt dat de hoogte van de vordering noch de rechtstitel wordt betwist, stelt de kantonrechter vast dat de TVL-subsidie van € 40.000,- onverschuldigd is betaald en dat De Staat € 1.421,75 aan buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Tezamen levert dit een bedrag op van € 41.421,75 dat [gedaagde01] aan De Staat verschuldigd is.
1.4.
Omdat de eis beperkt is tot € 25.000,- wordt dat bedrag toegewezen met de rente vanaf de dag van de dagvaarding, te weten 2 december 2022. Opgemerkt wordt dat De Staat nadrukkelijk geen afstand heeft gedaan van het deel van haar vordering boven dat bedrag.
over de kosten
1.5.
De Staat heeft kosten gemaakt. Er is conservatoir derdenbeslag gelegd onder [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) op de bankrekening van de destijds nog onbekende rekeninghouder waarop de TVL-subsidie is overgemaakt. Dit is nodig geweest om te achterhalen dat de bankrekening op naam van [gedaagde01] staat. Daarom worden de kosten verband houdend met de beslagprocedure als proceskosten beschouwd. Deze kosten komen samen met de proceskosten van deze procedure voor toewijzing in aanmerking, op de wijze zoals hierna bepaald, te weten:
  • € 1.384,- aan griffierecht. Daarbij wordt overwogen dat het griffierecht van € 676,- in de beslagprocedure in mindering strekt op het griffierecht van € 1.384,- in deze procedure, zodat [gedaagde01] niet beide bedragen maar alleen het bedrag van € 1.384,- aan griffierecht hoeft te betalen.
  • € 265,64 aan explootkosten voor de betekening aan [bedrijf01] van het beslag.
  • € 90,34 aan explootkosten voor de betekening aan [bedrijf01] van de dagvaarding in deze zaak.
  • € 127,43 aan dagvaardingskosten.
  • € 598,- aan salaris voor de gemachtigde in de beslagprocedure (1 punt x € 598,- tarief, conform het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, tarief II, verzoek van onbepaalde waarde).
  • € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde in deze procedure (2 punten x € 529,- tarief, conform het liquidatietarief kanton).
In totaal gaat het om € 3.523,41. Voor kosten die De Staat maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
1.6.
Dit vonnis wordt, zoals De Staat vordert, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat De Staat van het vonnis nakoming kan verlangen, ook wanneer daarvan hoger beroep wordt ingesteld (hoger beroep schort de uitvoerbaarheid van het vonnis niet op).

2..De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan De Staat te betalen € 25.000,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
2.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van De Staat tot vandaag vastgesteld op € 3.523,41;
2.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst al het andere af.
Dit proces-verbaal is op 25 mei 2023 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.