In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2023, heeft JEX Verloning B.V. (hierna: JEX Verloning) een vordering ingesteld tegen Hoveniers- en Stratenmakersbedrijf Randstad B.V. (hierna: Randstad) wegens onbetaalde facturen. JEX Verloning vorderde een bedrag van € 25.000,-, dat voortkwam uit een overeenkomst van opdracht tot uitlening van een uitzendkracht aan Randstad. Randstad had een deel van de facturen niet betaald, wat leidde tot een openstaand bedrag van € 26.145,-. Randstad voerde aan dat zij niet hoefde te betalen vanwege een onrechtmatige daad gepleegd door JEX Verloning, maar de kantonrechter oordeelde dat Randstad geen recht had op verrekening van deze schade met de vordering van JEX Verloning.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat JEX Verloning gerechtigd was om de vordering in te stellen, ondanks de overdracht van de vorderingen aan een derde partij. De rechter oordeelde dat Randstad moest betalen en dat de vordering van JEX Verloning toewijsbaar was, met wettelijke handelsrente vanaf de datum van de uitspraak. In reconventie had Randstad een vordering ingesteld tegen JEX Verloning wegens schade die zij zou hebben geleden door onrechtmatig handelen. De kantonrechter wees deze vordering af, omdat er geen bewijs was dat JEX Verloning onrechtmatig had gehandeld.
De rechter heeft Randstad veroordeeld tot betaling van € 25.000,- aan JEX Verloning, evenals de proceskosten, die in totaal op € 2.550,26 werden vastgesteld. De vordering in reconventie van Randstad werd afgewezen, en ook hier moest Randstad de proceskosten betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.