ECLI:NL:RBROT:2023:5693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
KTN-10176330_26052023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door huurachterstand

In deze huurzaak heeft de kantonrechter op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Custodian Vesteda Fund I B.V. en [gedaagde01] en [gedaagde02]. De eiseres, Custodian Vesteda, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand. De gedaagden zijn in deze procedure niet verschenen, waarbij [gedaagde01] verstek heeft laten verlenen. De eiseres heeft gesteld dat de huurachterstand is opgelopen tot € 9.040,77, wat door [gedaagde02] is erkend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van herhaalde wanprestatie, aangezien de gedaagden eerder zijn veroordeeld tot betaling van huurachterstanden. De rechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagden opgelegd, die in totaal zijn vastgesteld op € 1.078,43. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10176330 CV EXPL 22-33726
datum uitspraak: 26 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Custodian Vesteda Fund I B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen

1..[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01],
gedaagde,
die niet is verschenen
,
en

2..[gedaagde02] ,

woonplaats: [woonplaats02],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden.
De partijen worden ‘Custodian Vesteda’, [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2022, met bijlagen;
  • het antwoord namens [gedaagde02] , tevens eis in reconventie;
  • de e-mail van Custodian Vesteda van 31 maart 2023, met bijlage.
1.2.
Op 7 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig mr. J.A. van Emden namens de gemachtigde voor Custodian Vesteda, [gedaagde02] en haar gemachtigde.

2..Het geschil

in conventie
2.1.
Custodian Vesteda eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde01] en [gedaagde02] met betrekking tot de woning aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: de woning) te ontbinden;
[gedaagde01] en [gedaagde02] te veroordelen tot ontruiming van de woning;
[gedaagde01] en [gedaagde02] te veroordelen tot betaling aan haar van:
- € 3.383,52 aan huur, rente en buitengerechtelijke incassokosten, plus de rente over € 3.013,59 vanaf 19 oktober 2022;
- € 1.004,53 per maand aan huur vanaf november 2022 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
- € 1.004,53 per maand aan schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan tot aan de ontruiming van de woning;
- de proceskosten.
2.2.
Custodian Vesteda baseert de eis op de omstandigheid dat een huurachterstand is ontstaan, waardoor [gedaagde01] en [gedaagde02] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Geprobeerd is het openstaande bedrag te incasseren waardoor kosten zijn gemaakt. Ook is rente verschuldigd geworden. Er is sprake van herhaalde wanprestatie. [gedaagde01] en [gedaagde02] zijn eerder bij vonnissen van 21 oktober 2020 en 29 april 2022 veroordeeld tot betaling van huurachterstanden. Een en ander rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning.
2.3.
[gedaagde02] is het niet eens met de eis.
in reconventie
2.4.
[gedaagde02] eist samengevat, zo begrijpt de kantonrechter, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primairde huurovereenkomst tussen partijen partieel te ontbinden, zodat zij ontheven wordt van haar verbintenis tot betaling van de maandelijkse huur vanaf 1 augustus 2022,
subsidiairaan haar een terme de grâce te geven voor de duur van drie maanden, een en ander met veroordeling van Custodian Vesteda in de proceskosten.
2.5.
[gedaagde02] stelt dat de woning gebreken heeft en dat Custodian Vesteda tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichting tot het plegen van onderhoud. Omdat de gebreken niet verholpen zijn, stelt [gedaagde02] dat zij de huur niet hoeft te voldoen.
2.6.
Custodian Vesteda is het niet eens met de eis.

3..De beoordeling

procedure
3.1.
Bij beschikkingen van 4 februari 2022 zijn [gedaagde01] en [gedaagde02] onder bewind
gesteld, met benoeming van [naam01] als bewindvoerder. De bewindvoerder is in die hoedanigheid als formele procespartij in deze procedure gedagvaard. Beide onderbewindstellingen zijn echter inmiddels opgeheven. Dat betekent dat de bewindvoerder [gedaagde01] en [gedaagde02] niet meer in rechte vertegenwoordigt en dus ook niet meer kan worden aangemerkt als de formele procespartij. Dit vonnis zal daarom worden gewezen tegen [gedaagde01] en [gedaagde02] in persoon. [gedaagde01] is niet in de procedure verschenen, zodat tegen hem verstek wordt verleend. Tussen Custodian Vesteda en [gedaagde02] wordt voortgeprocedeerd, waarbij wordt uitgegaan van het verweer dat de bewindvoerder namens haar heeft gevoerd. Op grond van artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal tussen alle partijen in deze zaak één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak geldt.
verstek
3.2.
Zoals al overwogen, wordt tegen [gedaagde01] verstek verleend. Omdat de tegen hem gerichte vorderingen niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, worden deze op de hierna omschreven wijze toegewezen.
reconventie
3.3.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen vanwege de samenhang gezamenlijk worden besproken. Om te beginnen met de vordering van [gedaagde02] . Zij stelt dat de woning gebreken heeft. Dat is echter niet onderbouwd en wordt betwist. Custodian Vesteda heeft op zitting gezegd dat sinds 2019 geen meldingen over gebreken bekend zijn. Ook is aangevoerd dat in de procedure die geleid heeft tot het vonnis van 29 april 2022 nooit geklaagd is over gebreken. Deze reactie van Custodian Vesteda is niet weersproken. Daarom staat niet vast dat de woning gebreken heeft, zodat de daarop gebaseerde vordering om [gedaagde02] te ontheffen van haar huurbetalingsverplichting wordt afgewezen. Voor de, subsidiair, gevorderde terme de grâce wordt gelet op de hoogte van de huurachterstand, de herhaalde wanprestatie en het ontbreken van een concreet aflossingsperspectief onvoldoende aanleiding gezien. Die vordering wordt daarom ook afgewezen.
huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.4.
Dan de conventie. Custodian Vesteda heeft op zitting gesteld en onderbouwd dat de huurachterstand tot en met april 2023 is opgelopen tot € 9.040,77. Deze achterstand heeft [gedaagde02] erkend en zal dan ook worden toegewezen. Dat geldt ook voor de rente die is gevorderd, omdat Custodian Vesteda genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde02] dat niet heeft betwist.
3.5.
Custodian Vesteda maakt verder aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarvoor heeft zij een aanmaning van 15 augustus 2022 overgelegd. Vastgesteld wordt dat deze voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat daarin een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt genoemd dan is gevorderd. Meer dan het in de brief vermelde bedrag van € 182,32 kan en zal niet worden toegewezen.
ontbinding huurovereenkomst en ontruiming
3.6.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn als huurders verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat is niet gebeurd. De huurachterstand is tijdens deze procedure alleen maar opgelopen tot negen maanden huur. Hierbij komt dat dit niet de eerste keer is. Een en ander leidt tot de conclusie dat de tekortkoming van [gedaagde01] en [gedaagde02] zodanig ernstig is dat het een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Die vordering van Custodian Vesteda wordt dan ook toegewezen, net zoals de vordering tot ontruiming van de woning. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
lopende huur en schadevergoeding
3.7.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn verplicht tot de dag van ontruiming voor de woning te betalen. De vorderingen van Custodian Vesteda tot betaling van de lopende huur en een bedrag gelijk aan die huur als schadevergoeding wordt daarom toegewezen.
proceskosten
3.8.
[gedaagde01] en [gedaagde02] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten in conventie en reconventie betalen (artikel 237 Rv). Deze kosten worden aan de kant van Custodian Vesteda tot vandaag vastgesteld op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 464,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 232,-). Dit is totaal
€ 1.078,43. Voor kosten die Custodian Vesteda maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [gedaagde02] een bedrag betalen van € 116,- (1/2 punt x € 232,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
hoofdelijkheid en uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn als contractuele medehuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Zij worden daarom hoofdelijk veroordeeld. Dat betekent dat Custodian Vesteda ze beiden voor de volledige betalingen kan aanspreken, maar dat als de ene betaalt de ander dat niet meer hoeft te doen.
3.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing in conventie en reconventie

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] , hoofdelijk, om aan Custodian Vesteda te betalen € 9.233,37, bestaande uit huur tot en met april 2023, € 5,28 aan rente en € 182,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.013,59 vanaf 19 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hen bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Custodian Vesteda te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] , hoofdelijk, aan Custodian Vesteda te betalen € 1.004,53 met ingang van de maand mei 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] , hoofdelijk, in de proceskosten in conventie en in reconventie die aan de kant van Custodian Vesteda tot vandaag worden vastgesteld op
€ 1.078,43;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
465