ECLI:NL:RBROT:2023:5689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
ROT 22/4667
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) en de beoordeling van brondocumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht over de wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp). Eiseres had verzocht om correctie van haar geregistreerde persoonsgegevens, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Verweerder had de persoonsgegevens van eiseres ambtshalve gewijzigd en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 3 mei 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Eiseres voerde aan dat de door haar overgelegde documenten, waaronder paspoorten en notariële akten, als brondocumenten moesten worden erkend. Verweerder betwistte echter de authenticiteit van deze documenten en stelde dat er twijfels bestonden over de juistheid van de persoonsgegevens.

De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiseres onvoldoende brondocumenten had overgelegd die voldeden aan de eisen van de Wet brp. Hoewel de paspoorten als brondocumenten werden erkend, was er onvoldoende bewijs dat voorafgaand aan de afgifte van deze documenten een behoorlijk onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de gegevens in de brp niet konden worden gewijzigd op basis van de overgelegde documenten. Eiseres werd in het ongelijk gesteld, maar de rechtbank constateerde wel een motiveringsgebrek in het bestreden besluit van verweerder, wat leidde tot een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. K.L. Sett,
en

het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. J.L.M. van der Broek en mr. J.W. van Kleij.

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot correctie van de in de basisregistratie personen (brp) geregistreerde persoonsgegevens afgewezen. Tevens heeft verweerder ambtshalve de persoonsgegevens van eiseres in de brp gewijzigd in [naam 1], geboren op [geboortedatum 1].
Bij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Eiseres staat in de brp ingeschreven als [naam eiseres], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]. Deze gegevens zijn ontleend aan een door haar onder ede afgelegde verklaring.
1.2
Op 22 mei 2021 heeft eiseres verweerder verzocht haar identiteit in de brp te wijzigen in
[naam 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft zij de volgende documenten overgelegd:
  • een kopie van haar verblijfsvergunning afgegeven op haar huidige identiteit;
  • een kopie van twee Chinese paspoorten, afgegeven op 31 augustus 2009 en 7 maart 2019 met de identiteit: [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 3];
  • een notarieel certificaat Household Register, nr. 324 (Hokou);
  • een notarieel certificaat, certificate of family relation (PSB-verklaring), nr. 325;
  • een notarieel geboortecertificaat, nr 326;
  • een DNA-verwantschapsonderzoek uitgevoerd door Verilabs te Gouda;
  • een gezichtvergelijkend onderzoek uitgevoerd door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau te Hilversum.
2. Bij het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek afgewezen. Daaraan ligt ten grondslag dat in rechte is vastgesteld dat de persoonsgegevens van eiseres zijn [naam 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]. Voorts is niet gebleken dat buiten redelijke twijfel uit de door eiseres overgelegde (bron)documenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. In dat verband stelt verweerder zich op het standpunt dat de twee paspoorten weliswaar zijn aan te merken als brondocumenten, maar dat grote twijfels bestaan of de op de paspoorten opgenomen persoonsgegevens juist zijn, of deze op eiseres zien en of controle van de identiteit van eiseres heeft plaatsgevonden voordat tot afgifte van de paspoorten is overgegaan. Ten aanzien van de Hokou en het certificaat of family relation stelt verweerder zich op het standpunt dat dit geen originele documenten zijn, zodat deze documenten niet als brondocumenten zijn aan te merken. Hoewel het geboortecertificaat echt is en als origineel document wordt gekwalificeerd kan hieraan geen doorslaggevende betekenis aan worden gehecht omdat de geboorteakte ontbreekt. Door het ontbreken daarvan kan het geboortecertificaat niet als brondocument worden aangemerkt. Bovendien is ook ten aanzien van dit document niet inzichtelijk gemaakt op grond waarvan de notariële akte is opgesteld en hoe de identiteit is gecontroleerd.
3. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op haar gronden tegen de ambtshalve wijziging van de persoonsgegevens. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder haar wijzigingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe betoogt zij dat de authenticiteit van de door haar overgelegde paspoorten niet wordt betwist en deze als brondocumenten dienen te worden aangemerkt. Verweerder heeft in dit geval niet concreet onderbouwd waarom twijfel bestaat over de afgifte van de paspoorten. Bovendien komen de in de paspoorten vermelde persoonsgegevens overeen met de in de door haar overgelegde gelegaliseerde Chinese notariële aktes, zodat ook ten aanzien van die documenten van de authenticiteit moet worden uitgegaan en ook als brondocumenten aangemerkt dienen te worden. Met betrekking tot de notariële akten voert eiseres aan dat deze gelegaliseerd zijn en dat de geboorteakte de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en -plaats en de namen van vader en moeder bevat en daarmee voldoet aan de gestelde vereisten. Voors volstaat volgens eiseres voor legalisatie een gewaarmerkte kopie. Nu niet is gebleken dat de akten vervalst zijn, dient van de authenticiteit uit te worden gegaan en heeft verweerder deze ten onrechte niet als brondocumenten aangemerkt. Met betrekking tot de gelegaliseerde notariële geboorteakte stelt eiseres zich bovendien op het standpunt dat het overleggen van het onderliggende document niet is vereist om de akte als brondocument aan te kunnen merken. Door middel van het DNA-verwantschapsonderzoek en het gezichtsvergelijkend onderzoek is het verband tussen eiseres en de persoon in deze brondocumenten gelegd. Daarmee is volgens eiseres buiten redelijke twijfel dat de in de brondocumenten vermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de thans in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, zodat verweerder haar persoonsgegevens had moeten wijzigen.
4.1
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2799) moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor het wijzigen van in de brp geregistreerde gegevens is niet langer vereist dat onomstotelijk vast staat dat die gegevens onjuist zijn. De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, deze voorheen gehanteerde toetsingsmaatstaf genuanceerd in die zin dat voortaan beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
4.2
Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
5.1
Eiseres heeft in dit geval een drietal notariële verklaringen overgelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze niet als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp worden aangemerkt.
5.2
Zoals de Afdeling heeft overwogen in voormelde uitspraak van 4 mei 2022 mag van de aanvrager worden verlangd dat hij brondocumenten en andere documenten in origineel overlegt. Ten aanzien van de notariële akten 324 en 325 heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de documenten waar deze akten betrekking op hebben slechts fotokopieën zijn, zodat echtheid, opmaak en afgifte van de onderliggende documenten niet zijn te beoordelen. Hoewel kopieën niet per definitie zijn uitgesloten als bewijsmiddel, is in dit geval niet gebleken dat eiseres de originelen niet kon overleggen. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat de Hokou China niet zou mogen verlaten is daartoe onvoldoende. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de notariële akten 324 en 325 geen brondocumenten zijn. Dat de akten zijn gelegaliseerd kan eiseres niet baten. Dit geeft immers alleen maar aan dat de documenten door een bevoegde instantie zijn opgemaakt en de betreffende nationale autoriteiten voor de geldigheid daarvan instaan. Legalisatie betekent niet zonder meer dat dat overeenkomstig plaatselijke voorschriften is gebeurd en dat het document op betrouwbare gegevens is gebaseerd en een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
5.3
Ten aanzien van de notariële akte die betrekking heeft op het geboortecertificaat (326) stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat dit document weliswaar echt is bevonden en dus als origineel document wordt gekwalificeerd, maar omdat de geboorteakte ontbreekt kan het document niet als brondocument worden aangemerkt. Daarbij komt dat de akte niet inzichtelijk maakt op basis van welke brondocumenten de verklaring is afgegeven en hoe de notaris tot de in de akte vermelde conclusie is gekomen.
6.1.
Eiseres heeft twee paspoorten overgelegd waarin de naam, de geboorteplaats en de geboortedatum worden vermeld waarover het verzoek tot wijziging gaat. Omdat verweerder niet twijfelt aan de echtheid van de paspoorten moeten deze worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet brp.
6.2
Dat een geschrift een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan (vergelijk ABRvS 4 mei 2022).
6.3
Hoewel in beginsel van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval concrete aanwijzingen zijn om eraan te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest. Daartoe heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres haar paspoorten pas in de onderhavige procedure heeft overgelegd. Sinds haar verblijf in Nederland hebben er verschillende procedures en/of handelingen plaatsgevonden waarbij de persoonsgegevens van eiseres centraal stonden. Zo heeft zij niet alleen bij haar asielaanvraag, maar ook op 11 september 2013 een verklaring onder ede afgelegd omtrent haar persoonsgegevens en heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst op 3 oktober 2013 een verklaring inzake de – volgens eiseres onjuiste – identiteit van eiseres afgegeven. Nu eiseres haar paspoorten met daarin de volgens haar juiste personalia al sinds 2009, respectievelijk 2019 in haar bezit heeft, kon van haar worden verwacht dat zij deze ter onderbouwing van haar gestelde juiste identiteit zo snel mogelijk zou overleggen. Dat eiseres de paspoorten pas nu heeft overgelegd wekt bevreemding en doet twijfel rijzen over de juistheid van de persoonsgegevens. Verweerder heeft voorts gewezen op de in de Algemene ambtsberichten China 2012 en 2020 beschreven aanvraagprocedures voor paspoorten. Eiseres heeft de onderliggende stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de aangifte van de paspoorten niet overgelegd. Het feit dat het op 7 maart 2019 afgegeven paspoort de mededeling bevat dat het is afgegeven ter vervanging van het op 31 augustus 2009 afgegeven paspoort, heeft slechts feitelijke betekenis. Hieruit kan niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van het op 7 maart 2019 afgegeven paspoort ook een nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de juistheid van de in het op 31 augustus 2009 afgegeven paspoort vermelde gegevens. De stukken die eiseres naar gesteld aan de aanvraag voor het paspoort uit 2009 heeft overgelegd heeft zij niet ingediend, zodat onduidelijk is op basis waarvan de Chinese autoriteiten de identiteit van eiseres hebben vastgesteld. Dit klemt temeer nu de Afdeling in voormelde uitspraak van 4 mei 2022 op basis van de informatie uit de Algemene ambtsberichten China 2012 en 2020 reeds heeft overwogen dat ten aanzien van Chinese paspoorten die zijn afgegeven vóór 2012, niet als uitgangspunt kan worden genomen dat het aan de afgifte voorafgaande onderzoek behoorlijk en volgens plaatselijke voorschriften is geweest. Verweerder heeft om duidelijkheid te verkrijgen meerdere keren navraag gedaan bij de Chinese ambassade die de paspoorten heeft afgegeven, maar geen reactie daarop gekregen.
6.4
Zoals hierboven reeds is overwogen zijn de door eiseres overgelegde notariële akten niet als brondocumenten aan te merken. Nu de authentieke geboorteakte ontbreekt en slechts een kopie van de hokou en de PSB-verklaring slechts in kopie is overgelegd waarbij niet aannemelijk is gemaakt dat het niet mogelijk is om de originelen over te leggen, kan daarom ook in dit verband aan deze documenten niet de waarde worden toegekend die eiseres daaraan toegekend wenst te zien, zodat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat de paspoorten betrekking op haar hebben. Ook het DNA-onderzoek en het gezichtsvergelijkend onderzoek zegt onvoldoende over de inhoudelijke juistheid van de brondocumenten of de koppeling tussen de paspoorten en eiseres. Dit geldt temeer nu verweerder ter zitting heeft aangegeven dat eiseres volgens de hokou een zus heeft, zodat niet uitgesloten is dat de paspoorten op die zus betrekking hebben.
7. De rechtbank komt niet meer toe aan de beoordeling van wat eiseres voor het overige heeft aangevoerd over het DNA-onderzoek en de fotovergelijkingsrapportage. De uitkomsten van zulke onderzoeken hebben immers een ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen en kunnen op zichzelf niet tot de conclusie leiden dat verweerder de persoonsgegevens dient te wijzigen.
8. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres, met uitzondering van de door haar overgelegde paspoorten, geen documenten heeft overgelegd die als brondocument zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp aangemerkt kunnen worden waarvan de daarop vermelde feiten moeten worden verwerkt in de brp. Ten aanzien van de paspoorten geldt dat dit weliswaar brondocumenten zijn, maar dat voorafgaand aan de afgifte van deze paspoorten kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Derhalve is niet buiten redelijke twijfel uit de door eiseres overgelegde brondocumenten gebleken dat de daarin vermelde persoonsgegevens, waarvan zij wijziging in het brp vraagt, juist zijn. Verweerder heeft het verzoek van eiseres derhalve terecht afgewezen.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op de namens eiseres aangevoerde bezwaargronden tegen de ambtshalve wijziging. Het bestreden besluit bevat aldus een motiveringsgebrek en de beroepsgrond is in zoverre terecht aangedragen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding dit gebrek te passeren op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
9.1
De rechtbank stelt vast dat uit verweerders besluitvorming blijkt dat eiseres in 2012 op basis van een verklaring onder ede is ingeschreven in de gemeente Katwijk onder de naam [naam eiseres], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1]. In haar bezwaarschrift heeft eiseres dit bevestigd. Bij het primaire besluit zijn de persoonsgegevens van eiseres vervolgens ambtshalve gewijzigd in [naam 1], geboren op [geboortedatum 1]. Daarmee ziet de ambtshalve wijziging – anders dan eiseres kennelijk veronderstelt - uitsluitend op de voor- en achternaam van eiseres. Omdat de ambtshalve wijziging niet ziet op de geboortedatum van eiseres, kunnen de in bezwaar daartegen aangevoerde gronden haar niet baten. Daarnaast is de ambtshalve gewijzigde achternaam ‘[achternaam]’ conform haar eigen verzoek, zodat eiseres in zoverre geen belang heeft bij het ongedaan maken van die wijziging. Daarnaast heeft eiseres in bezwaar geen concrete gronden gericht tegen de ambtshalve gewijzigde voornaam. Verweerder heeft zich aldus ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de stelling van eiseres dat de ambtshalve gewijzigde persoonsgegevens onjuist zijn enkel verband houdt met haar zelfstandige verzoek om wijziging en daarmee alsnog een dragende motivering gegeven.
10. Gelet op het onder 9. geconstateerde gebrek bestaat aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 juni 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.