6.2.De rechtbank is van oordeel dat een termijn recht moet doen aan de reële mogelijkheden om op het verzoek te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
In dit geval is sprake van bijzondere omstandigheden om van de standaardtermijn van twee weken af te wijken. In algemene zin geldt dat verweerder een veel groter aantal aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen dan was voorzien. Dat geldt ook voor het aantal bezwaren. Deze aanvragen en bezwaarschriften moeten allemaal zorgvuldig worden beoordeeld.
Dit heeft tot gevolg gehad dat het verzoek om herbeoordeling van eiser nog niet is afgehandeld. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een beslistermijn van twaalf weken, die is gaan lopen na de indiening van het verweerschrift. Omdat deze termijn op het moment van de uitspraak al is verstreken, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb af te wijken van de standaardtermijn van twee weken. Verweerder was zich er op het moment van het indienen van het verweerschrift van bewust dat hij de beslistermijn had overschreden en had de procedure zoals omschreven in het verweerschrift toen al kunnen starten. Hij heeft daarmee niet hoeven wachten op deze uitspraak. Verweerder moet daarom, mede gelet op artikel 6.7 Wet hersteloperatie toeslagen, binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek verzenden. Vervolgens moet hij binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend maken. Door snel een zienswijze in te dienen of mee te delen dat geen zienswijze wordt ingediend heeft een aanvrager het in de hand om het tweede deel van deze termijn zo kort als mogelijk te maken.
7. Verweerder verzoekt onder verwijzing naar art. 8:55d lid 3 Awb voorts om in de uitspraak de mogelijkheid op te nemen van verlenging van de termijn bij vertraging door toedoen van eiseres of (andere) omstandigheden, waarop verweerder geen invloed kan uitoefenen.
De rechtbank wijst het verzoek om een uitspraak over verlenging van de termijn wegens omstandigheden buiten de invloed van verweerder af. De wet kent geen onbepaalde, mogelijke verlenging van de termijn vooraf (vanwege nog niet bekende en nog niet ingetreden omstandigheden). Die zou ook teveel rechtsonzekerheid opleveren. In bijzondere omstandigheden zal verweerder achteraf moeten beoordelen of sprake is van omstandigheden die het beroep op verbeurte van een dwangsom onrechtmatig maken. Overigens is in de wet bij het bepalen van maximale termijnen voor besluiten (op bezwaar) de mogelijkheid verdisconteerd dat omstandigheden intreden waar verweerder geen invloed op heeft. Voor zover het de wederpartij van verweerder is die de vertraging veroorzaakt kan verweerder bij verzuim van die wederpartij of in overleg met die wederpartij de termijn opschorten of (aanzeggen dat hij) aan het uitblijven van medewerking/informatie de conclusies (moet) verbinden, die hij gepast acht. Omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van beide partijen komen in beginsel voor rekening van de partij die aan zet is (verweerder, als het gaat om een besluit (op bezwaar)).
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijnen overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag dat de termijnen overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-. Dat betekent dat de dwangsom begint te lopen op het moment dat de verweerder de eerste termijn van twee weken overschrijdt en deze doorloopt tot op het moment dat de vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek is verzonden. Als verweerder vervolgens ook de tweede termijn overschrijdt, gaat de dwangsom weer verder lopen tot het moment dat verweerder een besluit neemt. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hoger bedrag dan € 100,- per dag toe te kennen. De dwangsom is bedoeld om verweerder voldoende te prikkelen om spoedig te beslissen en niet om verweerder te bestraffen, zodat een bedrag van € 100,- per dag overschrijding volstaat.
9. Het beroep is dus gegrond. Verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak de vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek te verzenden en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoedt.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Ouni, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 juni 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: