In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2023, gaat het om een huurgeschil tussen [naam01] (verhuurder) en [naam02] (huurder). De huurovereenkomst voor de woonruimte aan de [adres01] in Schiedam is ingegaan op 4 juli 2017. De aanvangshuurprijs was € 600,- per maand. De huurder had op het moment van dagvaarding een betalingsachterstand van € 1.200,-, maar heeft later een deel van de huur betaald. De verhuurder vorderde een huurachterstand van € 2.450,-, reparatiekosten van € 700,- en kosten voor elektriciteit van € 7.400,-, en vroeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder afgewezen, omdat de huurachterstand niet groot genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter oordeelde dat de huurder recht had op huurprijsvermindering vanwege een stroomstoring, maar slechts voor één dag, wat resulteerde in een vermindering van € 6,24. De huurder had ook een tegenvordering ingesteld voor te veel betaalde huur, die werd toegewezen, maar met de bepaling dat dit bedrag verrekend moest worden met de huurprijs. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder geen recht had op de gevorderde reparatiekosten en elektriciteitskosten, omdat er geen contractuele basis voor deze vorderingen was. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd eveneens afgewezen, omdat de tekortkomingen van de huurder niet ernstig genoeg waren. De proceskosten werden toegewezen aan de huurder.