Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juli 2013;
- de akte overlegging producties van 23 oktober 2013;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 22 november 2013 met zaaknummer 2438771 CV EXPL 13-49906;
- de verzetdagvaarding van 9 maart 2020, tevens houdende een exceptie van onbevoegdheid, met bijlagen;
- het antwoord in verzet, onder meer inhoudende een niet-ontvankelijkheidsverweer ten aanzien van het verzet, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 21 oktober 2022;
- de akte uitlating ontvankelijkheid van [holding B] .
2.De feiten
3.Het geschil
- primair voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen nietig is;
- subsidiair de overeenkomst tussen partijen te vernietigen;
- [holding B] te veroordelen aan hem te betalen € 21.563,74 met rente;
- [holding B] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.De exceptie van onbevoegdheid
5.Het verweer betreffende de ontvankelijkheid van het verzet
6.De beoordeling
7.Voortgang van de hoofdzaak
8.De beslissing
woensdag 22 februari 2023 om 14.30 uurvoor conclusie van antwoord aan de zijde van [holding B] ;