In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker01] tegen Partner in Rail B.V. (PiR). [verzoeker01] heeft van 10 januari 2022 tot 10 augustus 2022 gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hij verzoekt PiR te veroordelen tot betaling van een aanzegvergoeding van € 2.600,00 bruto, omdat PiR in strijd met artikel 7:668 lid 1 BW hem niet tijdig schriftelijk heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en dat PiR niet aan de aanzegverplichting heeft voldaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker01] recht heeft op de gevorderde vergoeding van één maandsalaris, omdat de aanzegverplichting een belangrijke waarborg biedt voor werknemers om tijdig duidelijkheid te krijgen over hun arbeidspositie. PiR heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft PiR veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft PiR ook in de proceskosten veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.