ECLI:NL:RBROT:2023:5520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
10090930 CV EXPL 22-27812
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onbevoegde aanwezigheid op terrein van ECT

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ECT Delta Terminal B.V. en meerdere gedaagden. ECT vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die onbevoegd op het terrein van de containerterminal aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden op 13 september 2021 onrechtmatig op het terrein waren en aansprakelijk waren voor de schade die ECT had geleden door hun aanwezigheid. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden, waaronder [gedaagde01], [gedaagde06] en [gedaagde08], niet in de procedure verschenen waren, waardoor verstek tegen hen werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de vordering van ECT niet onrechtmatig of ongegrond was en wees de schadevergoeding van € 10.190,75 toe, inclusief wettelijke rente. Daarnaast werden de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan ECT, die in totaal € 2.677,31 bedroegen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10090930 CV EXPL 22-27812
datum uitspraak: 16 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ECT Delta Terminal B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Kroon,
tegen:

1..[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde sub 1,
die niet is verschenen,

2..[gedaagde02] ,

wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. W. Suttorp,

3..[gedaagde03] ,

wonende te [woonplaats03] ,
gedaagde sub 3,
gemachtigde: mr. R.F. Nelisse,

4..[gedaagde04] ,

wonende te [woonplaats04] ,
gedaagde sub 4,
gemachtigde: mr. A. Jhingoer,

5..[gedaagde05] ,

wonende te [woonplaats05] ,
gedaagde sub 5,
gemachtigde: mr. N. Talhaoui,

6..[gedaagde06] ,

wonende te [woonplaats06] ,
gedaagde sub 6,
die niet is verschenen,

7..[gedaagde07] ,

wonende te [woonplaats07] ,
gedaagde sub 7,
gemachtigde: mr. R.R.H.J. Ramakers,

8..[gedaagde08] ,

wonende te [woonplaats08] ,
gedaagde sub 8,
die niet is verschenen.
De partijen worden ‘ECT’, ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde06] ’, ‘ [gedaagde08] ’ en ‘ [gedaagde02] c.s.’ genoemd. [gedaagde02] c.s. betreft gedaagde sub 2 t/m 5 en sub 7. Partijen gezamenlijk (gedaagde sub 1 tot en met 8) worden ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde02] ;
  • het antwoord van [gedaagde03] ;
  • het antwoord van [gedaagde04] ;
  • het antwoord van [gedaagde05] ;
  • het antwoord van [gedaagde07] ;
  • de brief van 9 februari 2023 van ECT, met bijlagen;
  • de brief van 3 mei 2023 van ECT, met een bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van ECT;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde07] .
1.2.
Op 17 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam01] , [naam02] , [naam03] , mr. M.C. Corbeij-Beukers en mr. T. Klijsen;
  • mr. W. Suttorp, mr. R.F. Nelisse, [gedaagde04] met mr. A. Jhingoer, mr. N. Talhaoui en mr. R.R.H.J. Ramakers.

2..De feiten

2.1.
ECT is een containerterminal waar onder andere containers vanaf zeeschepen
worden overgeslagen om vervolgens met vrachtwagens, treinen en binnenvaartschepen
verder vervoerd te worden binnen Nederland of verder doorgevoerd te worden naar het
buitenland.
2.2.
Op 13 september 2021 komt bij de Politie Eenheid Rotterdam om 11:50 uur een melding binnen van een persoon met ademhalingsproblemen. De persoon geeft aan dat hij met 8 andere personen in een container zit opgesloten op het terrein van ECT. De melder kan niet precies zeggen waar de container staat.
2.3.
Het terrein van ECT is opgedeeld in drie operationele delen (DDN, DDW en DDE). Op deze operationele terreinen wordt gewerkt met automatische kranen die containers plaatsen in specifieke vakken (zogenaamde stacks) en met automatisch gestuurde (onbemande) voertuigen (AGV’s) die containers vanaf de kadekranen aan de waterzijde naar deze stacks rijden.
2.4.
De container waarin de personen zich bevinden wordt om 12:15 uur gelokaliseerd op het DDN terrein. Nadat het stack is stilgezet voor de veiligheid kan de brandweer de container openmaken. De aanwezige personen worden uit de container bevrijd en aangehouden door de politie. Het betreft [gedaagde01] c.s. en nog een andere persoon. Zij worden ervan verdacht als zogenoemde uithaler op het terrein aanwezig te zijn. Uithalers zijn personen die in opdracht van criminelen drugs uit containers halen.

3..Het geschil

3.1.
ECT eist samengevat:
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 20.624,- met rente vanaf 28 juli 2022;
  • voor recht te verklaren dat [gedaagde01] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die ECT heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad die heeft plaatsgevonden op 13 september 2021;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 981,24 ten aanzien van buitengerechtelijke incassokosten;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en nakosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
ECT baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] c.s. was op 13 september 2021 onbevoegd aanwezig op het terrein van ECT. Dit is onrechtmatig en deze onrechtmatige daad kan aan [gedaagde01] c.s. worden toegerekend. ECT heeft haar bedrijfsprocessen stil moeten leggen en daardoor schade geleden. [gedaagde01] c.s. dient die schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagde02] c.s. is het niet eens met de eis en voert verweer. Daarop zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
3.4.
[gedaagde01] , [gedaagde06] , en [gedaagde08] zijn niet in de procedure verschenen en hebben geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
Tegen [gedaagde01] , [gedaagde06] en [gedaagde08] is verstek verleend. Omdat [gedaagde02] c.s. wel in de procedure is verschenen is dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Rv een vonnis op tegenspraak. Dat betekent dat [gedaagde01] , [gedaagde06] en [gedaagde08] in beginsel niet tegen dit vonnis in verzet kunnen.
4.2.
Nu tegen [gedaagde01] , [gedaagde06] en [gedaagde08] verstek is verleend dient ten aanzien van de tegen hen ingestelde vordering op grond van artikel 139 Rv te worden beoordeeld of deze, gelet op hetgeen ECT in de dagvaarding heeft gesteld, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zodat deze wordt toegewezen met inachtneming van hetgeen hieronder vermeld.
onrechtmatige daad
4.3.
Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad geldt een aantal vereisten. Er moet een onrechtmatige daad hebben plaatsgevonden en de onrechtmatige daad moet toerekenbaar zijn aan de dader omdat het zijn schuld is of voor zijn rekening komt. De wet maakt onderscheid tussen drie handelingen die een onrechtmatige daad opleveren, namelijk (1) een inbreuk op een recht, (2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Er moet verder schade zijn ontstaan en er moet een verband bestaan tussen de onrechtmatige daad en de schade. Er moet aan alle vereisten zijn voldaan. De partij die een vordering instelt op grond van onrechtmatige daad, moet dat stellen en bewijzen (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
4.4.
In deze procedure is gebleken dat is voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid van [gedaagde01] c.s. tegenover ECT op grond van onrechtmatige daad. Hierna wordt toegelicht waarom dat zo is.
onbevoegd aanwezig
4.5.
Het bedrijfsterrein van ECT is gelegen op het Delta schiereiland op de Maasvlakte in de Rotterdamse haven. Het grenst slechts met één kant aan het vaste land en is door middel van een ongeveer 2 meter hoog hekwerk, dat aan de bovenzijde is voorzien van prikkeldraad, afgescheiden van de openbare weg. Het bedrijfsterrein is slechts toegankelijk via een door beveiligingsbeambten bewaakte toegangspoort. Bij de hoofdingang staat een bord waarop staat dat alle bezoekers zich moeten melden bij de beveiliging. Dit volgt uit een verklaring van mr. T. Klijsen (jurist bij ECT) en een drietal door ECT in het geding gebrachte foto’s (productie 6). De inhoud van deze verklaring en de ingebrachte foto’s zijn door [gedaagde02] c.s. niet betwist.
4.6.
Uit de door ECT overgelegde bij verklaring van [naam04] , Districtchef Zeehavenpolitie van de Politie Eenheid Rotterdam verstrekte politiegegevens volgt dat [gedaagde01] c.s. is aangehouden op het terrein van ECT. Deze gegevens zijn verstrekt op grond van artikel 18 Wet Politiegegevens ten behoeve van deze procedure. [gedaagde01] c.s. had geen verklaring voor zijn aanwezigheid en had zich niet gemeld bij de beveiliging. Het zonder toestemming betreden van het terrein, terwijl duidelijk is aangegeven dat dat niet is toegestaan, is onrechtmatig. Dit is immers strafbaar gesteld op grond van artikel 461 Wetboek van Strafrecht en dus in strijd met een wettelijke plicht.
relativiteitsvereiste
4.7.
Aan het relativiteitsvereiste is voldaan. Art. 461 Wetboek van Strafrecht heeft immers als doel bescherming van een rechthebbende (dit hoeft niet de eigenaar te zijn) tegen ongewenste toetreding van onbevoegden op zijn terrein.
toerekenbaar
4.8.
De onrechtmatige daad kan aan [gedaagde01] c.s. worden toegerekend. [gedaagde01] c.s. heeft zich immers niet op de voorgeschreven wijze als reguliere bezoeker bij de hoofdingang gemeld. Gelet op het 2 meter hoge hekwerk met prikkeldraad is het onaannemelijk dat iemand onbewust op de terminal terecht komt. [gedaagde03] voert aan dat hij voor de grap in de container is gaan zitten en zo plotseling op het terrein terecht kwam. Voor zover dat juist is, komt deze omstandigheid voor rekening van [gedaagde03] . Hij is immers zelf in een container gestapt waar hij niets te zoeken had.
schade
4.9.
ECT heeft onweersproken gesteld dat wanneer er een melding binnenkomt van een onbevoegd persoon op een bepaald terreindeel van ECT, op dat terreindeel alle voertuigen en kranen worden uitgeschakeld. Dit om te voorkomen dat er door een in beweging staand apparaat letsel wordt toegebracht aan een persoon. ECT heeft vanwege de onbevoegde aanwezigheid van [gedaagde01] c.s. haar bedrijfsproces op het DDN terrein stilgelegd. Vanwege die stilstand heeft zij schade geleden.
interne loonkosten en vaste kosten
4.10.
De schade die ECT vordert bestaat uit interne loonkosten en een opslag voor vaste kosten.
4.11.
De Hoge Raad heeft bevestigd dat interne loonkosten als schade voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Dat de kosten zien op reguliere werktijd van de werknemers van ECT maakt dat niet anders. Het gaat erom dat werknemers van ECT tijdens ECT betaalde arbeidstijd niet hun reguliere werkzaamheden hebben kunnen verrichten en ECT tegenover de door hen betaalde loonkosten het resultaat van die reguliere werkzaamheden heeft moeten missen. De schade wordt berekend door de uren die de werknemers van ECT niet hebben kunnen werken te vermenigvuldigen met de loonkosten per uur van de desbetreffende werknemers. [1]
duur stilstand
4.12.
Vaststaat dat ECT het operationele proces op het DDN terrein rond 12:15 uur heeft stilgezet. Dat blijkt uit de verklaring van [naam04] en is door [gedaagde02] c.s. niet betwist. [gedaagde01] c.s. is uit de container bevrijd en werd om 13:15 uur van het terrein afgevoerd. De telefoon waarmee de melding werd gedaan was toen nog niet gevonden. Bij de politie ontstond het idee dat er mogelijk een tweede container was met daarin personen in ademnood. [gedaagde01] c.s. heeft ondanks verzoek daartoe van de politie geen duidelijkheid willen geven over waar de telefoon zich bevond. De politie was genoodzaakt om daarom door te zoeken naar de telefoon. Om 13:57 uur is de hondenpatrouille gestart en om 14:00 uur is de telefoon aangetroffen in de container waar [gedaagde01] c.s. zich bevond. Vervolgens is het gebied DDN vrijgegeven en konden de operationele werkzaamheden weer worden opgestart. De kantonrechter acht aannemelijk dat dit opstartproces ongeveer drie kwartier heeft geduurd. De totale stilstand op het DDN terrein komt dan neer op 2,5 uur.
4.13.
ECT verklaart dat zij ook het operationele proces op het terrein DDE moest stilleggen. Rond 15.30 uur kwamen er diverse interne meldingen dat ‘op het aangrenzend operationeel gebied DDE iets aan de hand zou zijn.’ Welk verband die meldingen hebben met de aanwezigheid van [gedaagde01] c.s. op het DDN terrein is onduidelijk. Dit wordt door ECT ook niet toegelicht. Het stilleggen van het DDE terrein kan daarom niet aan [gedaagde01] c.s. worden toegerekend.
4.14.
De conclusie is dat het operationele proces op het DDN terrein, vanwege de onbevoegde aanwezigheid van [gedaagde01] c.s., ongeveer 2,5 uur heeft stilgelegen.
rekentool
4.15.
ECT heeft voor de berekening van de schade een rekentool laten ontwikkelen door ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkheidstelling (SODA). Deze tool gaat uit van het gemiddeld aantal fte x de loonkosten (uurtarief) op basis van gegevens over 2019/2020.
4.16.
[gedaagde02] voert aan dat het aantal fte over 2019/2020 geen juist beeld geeft, omdat in 2021 sprake was van een ‘lockdown’ vanwege de coronapandemie. ECT brengt daartegenin dat op de open terreinen van ECT, ook tijdens de coronapandemie, zoveel mogelijk werd doorgewerkt en dat het gemiddeld aantal fte over 2021 niet of nauwelijks verschilt t.o.v. 2019/2020. Dat is door [gedaagde02] verder niet betwist.
4.17.
Het aantal fte en het uurtarief waarmee is gerekend wordt door [gedaagde02] c.s. in algemene zin betwist. [gedaagde02] c.s. geeft echter niet aan waarom de gegevens niet kloppen. De kantonrechter heeft geen reden om aan de gegevens te twijfelen en zal uitgaan van het gemiddeld aantal fte en de uurtarieven zoals in de rekentool weergegeven.
De berekening is dan als volgt:
FTE
tarief
Uur
Schade
Operationele staf buitendienst terminal
33
€ 74,50
2,5
€ 6.146,25
Servicedienst
8
€ 64,-
1
€ 512,-
Onderhoudsdienst
6
€ 64,-
2,5
€ 960,-
Kleine contractor
3
€ 58,-
2,5
€ 435,-
Security
4
€ 36,-
2,5
€ 360,-
Terminal management
6
€ 88,50
2,5
€ 1.327,50
Delta reefer care
3
€ 60,-
2,5
€ 450,-
totaal
€ 10.190,75
De totale toewijsbare schade aan interne loonkosten bedraagt € 10.190,75.
opslag vaste kosten
4.18.
ECT stelt ook schade te hebben geleden in de vorm van vaste kosten, zoals “equipment” en de huur van het gebouw en het terrein, terwijl daar geen productie tegenover stond. ECT heeft voor de berekening van die schade een percentage van 15% over de interne loonkosten berekend. ECT heeft de opbouw van dit percentage niet toegelicht. Ze heeft deze schade op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt en verwijst slechts naar de rekentool. De heer [naam05] , Business Valuator bij [naam05] accountants en betrokken bij het maken van de rekentool, verklaart echter nu juist dat een berekening voor deze schade niet tot de opdracht behoorde.
conclusie
4.19.
De conclusie is dat [gedaagde01] c.s. aansprakelijk is voor de door ECT geleden schade vanwege de onrechtmatige daad op 13 september 2021. De gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen. [gedaagde01] c.s. wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan ECT van € 10.190,75. De wettelijke rente over dat bedrag wordt toegewezen, omdat ECT voldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat de wettelijke rente moet worden betaald en [gedaagde01] c.s. dat niet heeft betwist.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.20.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. ECT heeft pas recht op een vergoeding als aan [gedaagde01] c.s. een brief is gestuurd waarin hij de kans heeft gekregen om binnen de in de wet genoemde termijn alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In de brief die aan [gedaagde01] c.s. is gestuurd staat een termijn die niet voldoet aan de wet (ECLI:NL:HR:2016:2704).
proceskosten
4.21.
[gedaagde01] c.s. krijgt voor het grootste deel ongelijk en wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan ECT. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van ECT tot vandaag vast op € 105,31 aan dagvaardingskosten, € 1.384.- aan griffierecht en € 1.188,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 396,-). Dit is totaal € 2.677,31. Voor kosten die ECT maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.22.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die ECT heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad die heeft plaatsgevonden op 13 september 2021;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk om aan ECT te betalen € 10.190,75 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 28 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten die aan de kant van ECT tot vandaag worden vastgesteld op € 2.677,31 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
47636

Voetnoten

1.Hoge Raad 24 juni 2016, ECLI: NL: HR: 2016:1278,