ECLI:NL:RBROT:2023:5497
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking over onroerende zaak in Dordrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak in Dordrecht voor het belastingjaar 2021. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Bax, heeft beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht, die de waarde op € 418.000,- heeft vastgesteld. Eiser betoogt dat de waarde te hoog is en stelt dat deze € 314.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 mei 2023, waarbij verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en taxateur, de waarde heeft verdedigd.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2020 in geschil is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen grondstaffel heeft verstrekt en dat de vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om een grondstaffel te verstrekken, aangezien deze niet is gebruikt bij de waardering. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de vergelijkingsobjecten, hoewel ze in andere wijken liggen, voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen in ligging, onderhoud en voorzieningen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.