ECLI:NL:RBROT:2023:5493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
10/996706-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door rechtspersoon na valsheid in geschrift

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door een rechtspersoon. De rechtbank concludeert dat, ondanks een formeel onjuiste betekening van de oproeping, de veroordeelde op de hoogte was van de zitting en voldoende gelegenheid heeft gehad om haar aanwezigheidsrecht uit te oefenen. De rechtbank heeft de ontnemingszaak inhoudelijk behandeld en de vordering toegewezen voor een bedrag van € 1.757.195,-. Deze vordering is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift, waarbij zij valse inkoopfacturen had ingediend bij zorgvergoeders, wat leidde tot onterecht ontvangen vergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende een periode van anderhalf jaar valse facturen heeft ingediend, wat resulteerde in een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.757.195,-. De rechtbank legt de verplichting op aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen, waarbij de beslissing is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vastgelegd in de wettige bewijsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996706-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
gevestigd aan de [adres01] , [postcode01] in [plaats01] ,
raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat in Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.
De behandeling van de vordering op de terechtzitting is voorafgegaan door een schriftelijke conclusie van eis door de officier van justitie.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 1 juni 2022 is [veroordeelde01] veroordeeld ter zake van de volgende feiten:
  • medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
  • medeplegen van het opzettelijk afleveren of voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan. Dit vonnis is onherroepelijk. Van het vonnis is een kopie, aangeduid als I, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Hes, strekt tot:
  • het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op een bedrag van € 1.757.195,-;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot eenzelfde bedrag.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e, tweede lid, Sr. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en andere strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat de veroordeelde deze heeft begaan.

4..Voorvragen: betekening oproeping

Namens de veroordeelde [veroordeelde01] is niemand ter terechtzitting verschenen.
In het proces-verbaal van de terechtzitting op 19 januari 2023 staat vermeld dat de rechtbank de zaak aanhoudt tot de terechtzitting op 8 juni 2023 om 13:30 uur en dat de veroordeelde dient te worden opgeroepen, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de raadsman.
In het dossier bevindt zich een akte van uitreiking van de oproeping die is gericht aan [veroordeelde01], maar op de uitreiking staat vermeld dat de gerechtelijke brief niet is uitgereikt, omdat op het adres niemand werd aangetroffen.
De raadsman van de veroordeelde heeft op 5 juni 2023 per e-mail laten weten dat hij contact heeft gehad met de (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van de veroordeelde, [naam01] (hierna: [naam01] ). [naam01] heeft de raadsman aangegeven dat het weinig zin heeft om de vordering inhoudelijk te bestrijden. Daarnaast is er geen ruimte voor het betalen van de raadsman en kan er geen aanspraak worden gemaakt op gefinancierde bijstand. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman geen conclusie van antwoord ingediend en aangekondigd niet te zullen verschijnen op de terechtzitting van 8 juni 2023, alsmede dat [naam01] waarschijnlijk eveneens niet zou verschijnen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank voldoende aanleiding om te concluderen dat, hoewel de oproeping in formele zin niet juist is betekend, de veroordeelde op de hoogte was van de zitting en voldoende gelegenheid heeft gehad om gebruik te maken van haar aanwezigheidsrecht. De rechtbank zal de ontnemingszaak dan ook inhoudelijk behandelen.

5..Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Uit het vonnis en het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport) blijkt het volgende. [1]
De veroordeelde heeft zich, samen met anderen, gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. De veroordeelde heeft inkoopfacturen opgesteld voor het inlenen van personeel en deze ingediend bij zorgvergoeders. Hiermee deed de veroordeelde het voorkomen dat personeel werd ingeleend van uitleenbedrijven voor het verrichten van zorg. In werkelijkheid is geen personeel ingehuurd en werd gebruik gemaakt van valse facturen. De daarop gebaseerde zorg werd dan ook niet geleverd, terwijl de veroordeelde hiervoor wel vergoedingen ontving van zorgvergoeders.
In het rapport is berekend voor welk bedrag de veroordeelde meer heeft ontvangen door het indienen van de valse inkoopfacturen bij zorgvergoeders dan waar zij recht op had. [2]
Vergoede zorg in uren
De veroordeelde heeft in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018, de onderzoeksperiode van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in totaal 94.113 uren individuele zorg gefactureerd. Van deze gefactureerde uren heeft de veroordeelde vergoedingen ontvangen voor 73.704 uren.
Maximale beschikbare capaciteit in uren
In totaal komt de capaciteit van de werknemers, stagiairs, vrijwilligers en overig personeel van de veroordeelde gedurende de onderzoeksperiode uit op een beschikbaarheid van 31.095 uren voor het leveren van individuele zorg.
Op basis van het vonnis en het rapport is aannemelijk geworden dat de dienstverlening genoemd op de inkoopfacturen van de onderaannemers nooit is geleverd. Om deze reden is bij het berekenen van de maximale beschikbare capaciteit van de veroordeelde in het rapport ook geen rekening gehouden met de inkoop van zorg bij onderaannemers.
Verschil vergoede zorg en maximaal beschikbare capaciteit
Het verschil tussen de vergoede zorg in uren en de maximaal beschikbare capaciteit in uren bedraagt:
73.704 uren
31.095 uren-
Totaal 42.609 uren
Berekening prijscomponent
In de onderzoeksperiode is door de veroordeelde € 3.040.078,
-aan facturen ontvangen. Voor de berekening van het gemiddelde tarief is dit bedrag gedeeld door het aantal uren vergoede zorg.
€ 3.040.078,
-ontvangen bedragen
73.704 uren vergoede zorg :
€ 41,24 gemiddeld tarief
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Op basis van het verschil in vergoede zorg en de maximaal beschikbare capaciteit in uren en het gemiddelde tarief is de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt:
42.609 uren
€ 41,24 gemiddeld tarief x
€ 1.757.195,
-berekening voordeel
Tijdens het onderzoek zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen op basis waarvan kosten in mindering kunnen worden gebracht in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat betekent dat het voordeel wordt geschat op een bedrag van € 1.757.195,
-.

6..Vaststelling van de betalingsverplichting

Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken. De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van
€ 1.757.195,-aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 1.757.195,- (zegge: één miljoen zevenhonderdzevenenvijftig duizend honderdvijfennegentig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 1.757.195,- (zegge: één miljoen zevenhonderdzevenenvijftig duizend honderdvijfennegentig euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van dit rapport.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art 36e 2e lid Sr, proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer01] , zaaksdossier Southwest, op 20 december 2019 op ambtsbelofte opgemaakt door [naam02] , opsporingsambtenaar, alsmede de daarbij behorende bijlagen.