ECLI:NL:RBROT:2023:549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/10/647515 / JE RK 22-2573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van vier kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering om vier kinderen uit huis te plaatsen. De kinderen, die bij hun moeder wonen, hebben verschillende ontwikkelingsproblemen en de jeugdbescherming heeft zorgen over de thuissituatie. De moeder heeft hulp nodig, maar er zijn twijfels over de effectiviteit van de huidige hulpverlening. Tijdens de zitting is gesproken met de jeugdbescherming, de ouders en hun advocaten. De jeugdbescherming heeft aangegeven dat de situatie van de kinderen niet verbetert en dat er meer ondersteuning nodig is. De moeder en haar advocaat zijn van mening dat de kinderen zich goed ontwikkelen en dat uithuisplaatsing niet nodig is. De vader steunt het verzoek van de jeugdbescherming, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie bij de moeder kan verbeteren met de juiste ondersteuning. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er eerst gezocht moet worden naar alternatieve oplossingen voor de thuissituatie van de kinderen. De kinderrechter benadrukt dat uithuisplaatsing een laatste redmiddel moet zijn en dat de kosten van uithuisplaatsing voor de samenleving aanzienlijk zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/647515 / JE RK 22-2573
datum uitspraak: 13 januari 2023

beschikking afwijzing verzoek uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam.
De zaak gaat over

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] ,
[naam kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen [naam kind02] ,
[naam kind03],
geboren op [geboortedatum03] 2018 te [geboorteplaats03] , hierna te noemen [naam kind03] ,
[naam kind04],
geboren op [geboortedatum04] 2019 te [geboorteplaats04] , hierna te noemen [naam kind04] .
In deze zaak merkt de kinderrechter als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een geheim adres,
advocaat mr. K. Logtenberg,

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. A.C. van Seventer.
De ouders hebben het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
Op 11 maart is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 18 maart 2023. Dit betekent dat de jeugdbeschermer samen met de ouders belangrijke beslissingen neemt over de kinderen.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 9 november 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 16 december 2022, ingekomen bij de griffie op 20 december 2022.

Het verzoek

De GI heeft op 27 oktober 2022 aan de rechtbank gevraagd om [naam kind01] en [naam kind02] bij Ipse de Brugge of in een gezinshuis te plaatsen en [naam kind03] en [naam kind04] in een pleeggezin.
Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter met de jeugdbescherming, de ouders en hun advocaten gesproken. Voor de jeugdbescherming was [naam03] aanwezig.
De kinderrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan en tegen de partijen gezegd wat het oordeel is van de kinderrechter.

Het standpunt van de jeugdbescherming

De jeugdbescherming heeft tijdens de zitting het volgende tegen de rechter gezegd.
De jeugdbescherming is al sinds maart 2019 betrokken bij het gezin. De ontwikkeling van de kinderen gaat steeds op en neer. Er worden door de inzet van hulpverlening kleine stapjes gezet, maar er is geen sprake van een echte verbetering. De kinderen worden erg vaak ziekgemeld op school. Ook is niet duidelijk of de ouders elkaar nog zien, terwijl zij wel veel ruzie met elkaar maken. Ook waar de kinderen bij zijn. Er moet iets veranderen in de situatie. Bij de oudste twee kinderen is een verstandelijke beperking met autisme vastgesteld. De jongste twee vertonen kenmerken hiervan. Dit vraagt heel veel van moeder. Het lukt niet om te zorgen voor structurele verbetering. De hulp van Ipse de Bruge is na anderhalf jaar in juli 2022 gestopt, omdat de stappen niet groot genoeg zijn om in de individuele hulp van de kinderen te voorzien. De moeder is door de dagelijkse dag drukbezet en heeft persoonlijke problematiek, waardoor behandeling niet goed lukte.
De jeugdbescherming heeft gezocht naar een weekendpleeggezin om de moeder te ontlasten. De oudste twee kinderen hebben te zware problematiek voor reguliere pleegzorg. Voor een huis in Naaldwijk was een lange wachtlijst. Er was een gezin gevonden voor de andere kinderen, maar de moeder kon de kinderen niet brengen en halen. De moeder komt nu zelf met de organisatie Kroost+. Zij zouden de moeder in het weekend kunnen ondersteunen, maar de jeugdbescherming heeft twijfels over deze organisatie. Ook vraagt de jeugdbescherming zich af of de inzet van Kroost+ of weekendpleegzorg wel zin heeft, omdat de huidige hulp eigenlijk al niet goed loopt. De ondersteuning van Groei wordt veel afgezegd omdat de kinderen en de moeder veel ziek zijn.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met het verzoek. De moeder en haar advocaat hebben hierover het volgende gezegd.
De kinderen ontwikkelen zich steeds beter. [naam kind04] gaat naar het reguliere basisonderwijs en voor [naam kind03] is een goede dagbesteding gevonden waar hij direct terecht kan. [naam kind01] en [naam kind02] hebben ernstige problematiek, maar zij zetten wel stapjes. Dit blijkt uit de stukken die bij de rechtbank zijn ingediend. De moeder is bang dat de kinderen achteruit gaan als zij uit huis worden geplaatst. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de kinderen dol zijn op elkaar en op hun ouders. Zij moeten niet uit elkaar worden gehaald. De advocaat van de moeder had gehoopt dat er goede hulp ingezet zou worden en dat de moeder ontlast zou worden, maar dat is niet gebeurd. Kroost+ kan veel meer bieden dan Groei. Zij zijn veel flexibeler en kunnen de moeder ook in het weekend ondersteunen. De moeder en haar advocaat zijn daarom van mening dat het verzoek moet worden afgewezen en dat Kroost+ moet worden ingezet. Ook is nog geprobeerd om de kinderen in het weekend ergens anders te laten zijn, zodat de moeder in het weekend kan opladen. De moeder heeft contact gehad met een pleeggezin en het pleeggezin kon halen en brengen. Ook moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt over de omgang tussen de vader en de kinderen. Onderling wil de moeder liever geen contact met de vader.

Het standpunt van de vader

De vader is het eens met het verzoek. De vader en zijn advocaat hebben hierover het volgende gezegd.
De vader maakt zich zorgen over de kinderen. Hij denkt dat het niet goed met ze gaat bij de moeder thuis. De vader ziet dit in hun gedrag tijdens de bezoeken maar leest dit ook in het eindverslag van Ipse. Daarin wordt gezegd dat de moeder ontzettend haar best doet, maar dat de kinderen bovengemiddelde zorg nodig hebben die de moeder niet kan geven. De vader denkt daarom dat het beter is als de kinderen naar een pleeggezin gaan. De vader heeft nagedacht over de mogelijkheid om de kinderen bij hem te laten wonen, maar daarvoor is geen draagvlak bij de moeder. Naar het gevoel van de vader zou dat ook meer strijd opleveren tussen de ouders. Dat is ook niet goed voor de kinderen. Op termijn zou de vader de kinderen misschien in het weekend kunnen opvangen. Dat brengt wel kosten met zich mee en dat moet dan worden besproken.

Wat vindt de rechter?

De kinderrechter zal het verzoek van de jeugdbescherming afwijzen.
Uit het dossier en het gesprek op zitting blijkt dat de kinderen zich op hun manier ontwikkelen. [naam kind04] gaat naar regulier basisonderwijs, [naam kind03] is aangemeld bij een opvang en daar gaat hij binnenkort starten. Ook de andere kinderen zetten stapjes. Het is duidelijk dat de ontwikkeling van de kinderen nog beter kan, maar de dagelijkse begeleiding van Groei slaat gaan alarm over de huidige situatie. In de verslagen van Groei leest de kinderrechter ook terug dat de moeder in staat is om op een goede manier de kinderen te begrenzen. Ook de overburen die de moeder regelmatig ondersteunen met allerlei praktische zaken en oppassen op de jongste twee kinderen zijn positief over de situatie bij de moeder. De kinderrechter concludeert dat de situatie bij de moeder beter kan, maar dat de moeder dit niet alleen kan.
Het is dan ook belangrijk dat eerst wordt gezocht naar een andere manier om een betere thuissituatie voor de kinderen te regelen. De moeder geeft duidelijk aan dat Kroost+ en weekendpleegzorg haar zouden ontlasten. Dit is belangrijk, omdat de moeder al langere tijd aangeeft overbelast te zijn. Ook Ipse de Brugge geeft in haar eindverslag aan dat zij gestopt zijn om een signaal af te geven dat de moeder ondersteuning nodig heeft, bijvoorbeeld door logeren of weekendpleegzorg. Daarom is de kinderrechter ook benieuwd naar de grotere rol die de vader kan spelen.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat eerst wordt geprobeerd om de moeder verder te ondersteunen voordat wordt nagedacht over een uithuisplaatsing. Een uithuisplaatsing is een laatste redmiddel. De kinderrechter begrijpt dat Kroost+ ook een kwestie is van geld, omdat dit een intensieve vorm is van ondersteuning maar merkt op dat een uithuisplaatsing van vier kinderen de samenleving per definitie meer geld zal kosten. Daarnaast vraagt de kinderrechter zich hardop af of de kinderen daadwerkelijk beter af zullen zijn bij een uithuisplaatsing, gelet op de kritische rapporten die de afgelopen periode zijn verschenen.
De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.