ECLI:NL:RBROT:2023:5449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10155512
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering wegens onvoldoende bewijs van arbeidsovereenkomst en werktijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en Vispaleis Hoek van Holland B.V. [eiser01] vorderde betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld, evenals afgifte van loonstroken over de jaren 2019, 2020 en 2021. Hij stelde dat hij een arbeidsovereenkomst had met Vispaleis voor 16 uur per week tegen een salaris van € 1.200,00 netto per vier weken. Vispaleis betwistte echter dat er een dergelijke overeenkomst bestond en voerde aan dat [eiser01] als oproepkracht werkte zonder vaste werktijden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2023 werd duidelijk dat [eiser01] geen schriftelijke arbeidsovereenkomst had en dat hij in de meeste maanden geen € 1.200,00 had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren en salaris was overeengekomen. De vordering tot betaling van loon en vakantiegeld werd dan ook afgewezen.

Daarnaast vorderde [eiser01] afgifte van zijn loonstroken, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat hij niet voldoende had onderbouwd wat er onjuist was aan de door Vispaleis overgelegde loonstroken. De kantonrechter oordeelde dat Vispaleis weliswaar verplicht was om loonstroken te verstrekken, maar dat de vordering tot afgifte alleen werd toegewezen voor de maanden waarin loon was betaald, met een dwangsom voor het geval Vispaleis in gebreke bleef. Tot slot werd [eiser01] veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10155512 \ CV EXPL 22-32056
datum uitspraak: 23 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W.P. Bekenkamp,
tegen
Vispaleis Hoek van Holland B.V.,
vestigingsplaats: ’s-Gravenhage,
gedaagde,
gemachtigde: [naam01] (Pavlov Administratiekantoor).
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Vispaleis’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 oktober 2022, met bijlagen;
  • het schriftelijke verweer, met bijlagen;
  • de akte overleggen producties van [eiser01] , met bijlagen.
1.2.
Op 20 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en [naam02] namens Vispaleis. Namens Vispaleis is na de zitting een volmacht overgelegd waaruit volgt dat [naam02] bevoegd was om Vispaleis te vertegenwoordigen ter zitting. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..Het geschil

2.1.
[eiser01] eist, na tijdens de mondelinge behandeling zijn eis te hebben verminderd:
  • Vispaleis te veroordelen tot betaling aan [eiser01] van achterstallig salaris over de maanden januari tot en met juni 2022 ten bedrage van € 1.200,00 netto per maand (opgeteld: € 7.200,00 netto), vermeerderd met de vakantietoeslag ad 8% over de periode van 1 juni 2018 tot en met 31 juli 2022 ten bedrage van € 4.800,00 netto, beide bedragen vermeerderd met de verhoging wegens te late uitbetaling op de voet van artikel 7:625 BW alsmede de wettelijke rente over genoemde bedragen en doorbetaling van het aan [eiser01] verschuldigde salaris met toebehoren tot het rechtsgeldige einde van het dienstverband tussen partijen;
  • Vispaleis te veroordelen tot betaling aan [eiser01] van hem toekomende, door hem opgebouwde doch niet opgenomen vakantiedagen over de periode van 1 juli 2020 tot en met 1 augustus 2022, ingevolge het bepaalde in de CAO Horeca zijnde 160 uren ten bedrage van € 18,75 netto per uur, zijnde € 3.000,00 netto;
  • Vispaleis op te dragen om binnen uiterlijk veertien dagen na het vonnis aan [eiser01] (afschriften van) zijn loonstroken over de jaren 2019, 2020 en 2021 te doen toekomen, op straffe van verbeurte van een aan [eiser01] te betalen dwangsom van € 50,00 per dag tot een maximum van € 5.000,00;
  • Vispaleis te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [eiser01] is van 2004 tot en met 2011 als medewerker algemene dienst (schoonmaak, bediening, keuken) in dienst geweest bij Vispaleis. In 2014 is [eiser01] opnieuw voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Vispaleis, welk dienstverband momenteel nog steeds voortduurt. Laatstelijk was hij 16 uur per week werkzaam tegen een salaris van € 1.200,00 netto per vier weken exclusief 8% vakantietoeslag. Het salaris werd doorgaans contant voldaan. Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca-CAO van toepassing. Slechts één keer (in augustus 2017) heeft [eiser01] een loonstrook van Vispaleis ontvangen. Op 5 december 2021 is [eiser01] door Vispaleis naar huis gestuurd met de mededeling dat er op dat moment geen werk was. Vispaleis heeft, ondanks aanmaning, het salaris over de maanden januari tot en met juni 2022 niet betaald. Begin juli 2022 is [eiser01] weer opgeroepen om te komen werken. Het salaris over juli 2022 is contant voldaan. Op 6 augustus 2022 ontving [eiser01] bericht van Vispaleis dat hij het daaropvolgende weekend niet hoefde te komen werken. Sindsdien heeft [eiser01] geen salaris meer ontvangen.
2.3.
Vispaleis is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiser01] was werkzaam als oproepkracht voor een brutoloon van € 10,00 per uur. Er bestonden geen afspraken over vaste werktijden en -dagen. Bovendien was [eiser01] vaak niet beschikbaar voor werk. In de corona-periode en in de wintermaanden werkte [eiser01] ook minder omdat er geen/minder werk was. Vispaleis betwist dan ook dat [eiser01] gemiddeld voor € 1.200,00 netto per maand heeft gewerkt. Ook heeft Vispaleis tijdig loonstroken verstrekt aan [eiser01] .

3..De beoordeling

Loonvordering

3.1.
[eiser01] baseert zijn vordering tot loondoorbetaling over de maanden januari tot en met juni 2022 en vanaf augustus 2022 op de stelling dat hij een arbeidsovereenkomst heeft met Vispaleis met een omvang van 16 uur per week tegen een (vast) salaris van
€ 1.200,00 netto per vier weken. Vispaleis heeft dit gemotiveerd betwist; volgens haar werkte [eiser01] slechts op oproepbasis en hadden partijen geen vaste arbeidsomvang afgesproken.
3.2.
Vaststaat dat partijen geen arbeidsovereenkomst op schrift hebben gesteld. Uit de door [eiser01] in dit verband overgelegde rekeningafschriften blijkt dat [eiser01] in het merendeel van de maanden waarin hij voor Vispaleis heeft gewerkt, geen € 1.200,00 heeft ontvangen. Hij heeft ook geen belastingaangiften/ -aanslagen overgelegd waaruit de omvang van het door hem (contante en overgemaakte) ontvangen salaris zou kunnen blijken terwijl hij naar zijn zeggen die aangiften wel heeft gedaan evenwel zonder te beschikken over jaaropgaven van Vispaleis. Tussen partijen is verder niet in geschil dat [eiser01] op het bericht van Vispaleis van 5 december 2021 met de mededeling dat er geen werk meer was heeft gereageerd met “OK” en dat hij ook zo heeft gereageerd op het bericht van Vispaleis van 6 augustus 2022.
3.3.
Tegen deze achtergrond komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiser01] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen een werktijd van laatstelijk 16 uur per week met een salaris van € 1.200,- netto zijn overeengekomen. Voor bewijslevering is daarom geen reden. Niet uitgesloten kan worden dat [eiser01] , zoals de kantonrechter uit het verweer van Vispaleis begrijpt, werkzaam was als invalkracht-nuluren in de zin van artikel 1.9A van de Horeca-CAO zodat hij op grond van artikel 4.18 van die CAO geen recht heeft op doorbetaling van loon als er, zoals in dit geval volgt uit de mededelingen van 5 december 2021 en 6 augustus 2022, geen werk beschikbaar is. Hierop strandt de vordering van [eiser01] tot (door)betaling van het loon van € 1.200,- netto over de maanden januari tot en met juni 2022 en vanaf augustus 2022, evenals de hiermee samenhangende vorderingen tot betaling van vakantietoeslag, wettelijke verhoging, wettelijke rente en vakantiedagen.
3.4.
In het voorgaande ligt besloten dat ook de vordering tot betaling van vakantiegeld over de periode van 1 juni 2018 tot 1 januari 2022 en de tegenwaarde van opgebouwde, niet genoten vakantiedagen over de periode van 1 juli 2020 tot 1 januari 2022 wordt afgewezen. Deze vordering is immers ook gebaseerd op de onvoldoende onderbouwde stelling dat [eiser01] steeds 16 uur per week heeft gewerkt tegen een salaris van € 1.200,- per week. Bovendien heeft [eiser01] ook de stelling van Vispaleis onvoldoende betwist dat in zijn salaris al een vergoeding voor vakantiedagen en vakantiebijslag was opgenomen (ingevolge artikel 3.22 van de CAO).
Loonstroken
3.5.
[eiser01] vordert afgifte van zijn loonstroken over de jaren 2019, 2020 en 2021. Hij heeft aangevoerd dat de door Vispaleis bij antwoord overgelegde loonstroken over 2019 (februari, maart, april, juni, juli, september, oktober), 2020 (januari tot en met december) en 2021 (januari tot en met maart) onjuist zijn, maar hij heeft onvoldoende onderbouwd wát er onjuist is aan die loonstroken. De vordering tot afgifte van die loonstroken zal daarom worden afgewezen.
3.6.
Over de maanden januari, mei, augustus, november en december 2019, alsmede de maanden april tot en met december 2021, heeft Vispaleis geen loonstroken in het geding gebracht. Vispaleis is op grond van artikel 7:626 BW verplicht om [eiser01] loonstroken te verstrekken bij elke voldoening van loon. De vordering om die loonstroken binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan [eiser01] te doen toekomen zal worden toegewezen uiteraard mits in de betreffende maand loon is betaald, op straffe van verbeurte van een aan [eiser01] te betalen dwangsom van € 50,00 per dag dat Vispaleis in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van € 5.000,00.
Proceskosten
3.7.
[eiser01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Vispaleis tot vandaag vast op € 396,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 396,00), nu de gemachtigde niet ter zitting is verschenen maar alleen een conclusie van antwoord heeft ingediend. Voor kosten die Vispaleis maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
Dit vonnis wordt, voor wat betreft de veroordeling tot afgifte van de loonstroken, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Vispaleis om de loonstroken over de maanden januari, mei, augustus, november en december 2019, alsmede over de maanden april tot en met december 2021 binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan [eiser01] te doen toekomen, mits in de betreffende maand loon is betaald, op verbeurte van een aan [eiser01] te betalen dwangsom van € 50,00 per dag dat Vispaleis in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van € 5.000,00;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van Vispaleis tot vandaag worden vastgesteld op € 396,00;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
48637