ECLI:NL:RBROT:2023:5408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
1022910 CV EXPL 22-4553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfgenaam niet aansprakelijk voor uitvaartkosten door familie gemaakte

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de betaling van uitvaartkosten na het overlijden van [naam01]. De eiseres, [eiseres01], is de jongste zus van de overledene en vordert van de gedaagde, [gedaagde01], die als executeur van de nalatenschap is aangesteld, de betaling van € 7.681,66 aan uitvaartkosten. De eiseres stelt dat deze kosten voor rekening van de nalatenschap komen, omdat de gedaagde als erfgenaam verantwoordelijk is voor de schulden van de nalatenschap, waaronder de uitvaartkosten. De gedaagde betwist deze vordering en stelt dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet bevoegd zou zijn om namens de familie op te treden. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres ontvankelijk is, maar wijst de vordering af. De rechter concludeert dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de gedaagde de door de familie gemaakte uitvaartkosten moet vergoeden, aangezien de familie het heft in eigen hand heeft genomen en de gedaagde buitengesloten heeft van de uitvaartregelingen. In reconventie vordert de gedaagde € 14.925,- voor herstelkosten van schade aan de woning van de overledene, smartengeld en kosten van rechtsbijstand. De rechter wijst de vordering tot herstelkosten af, maar kent wel een bedrag van € 1.500,- toe aan de gedaagde voor immateriële schadevergoeding, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de uitvaart bij te wonen. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10200910 CV EXPL 22-4553
datum uitspraak: 4 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01]
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. F.C. Frederiks,
tegen
[gedaagde01]in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [naam01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J.B. Evenboer.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 november 2022;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis);
  • het antwoord in reconventie;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2.
Op 31 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres01] en [gedaagde01] , bijgestaan door hun gemachtigden. Een broer ( [naam02] , hierna: [naam02] ), zus ( [naam03] , hierna [naam03] ), en nicht ( [naam04] , hierna: [naam04] ) van [eiseres01] en de vader van [gedaagde01] waren ook aanwezig.

2..De feiten

2.1.
Op 6 april 2022 is overleden [naam01] (hierna: overledene). Ten tijde van zijn overlijden was hij ongehuwd en niet geregistreerd als partner. [eiseres01] is de jongste zus van de overledene. Met [gedaagde01] onderhield hij een affectieve relatie.
2.2.
In zijn testament van 20 december 2019 heeft overledene [gedaagde01] tot zijn enig erfgenaam benoemd. Ook heeft hij haar benoemd tot executeur. [gedaagde01] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en haar benoeming tot executeur aanvaard.
2.3.
[naam02] heeft op 6 april 2022 aan [bedrijf01] opdracht gegeven voor de verzorging van de uitvaart van overledene. [naam02] heeft daarbij verklaard als opdrachtgever aansprakelijk te zijn voor de kosten die uit die opdracht voortvloeien. [naam02] heeft de kosten van de uitvaart, in totaal € 7.681,66, betaald.
2.4.
In een e-mailbericht van 20 april 2022 van [naam05] ( [bedrijf01] ) aan [naam04] is het volgende verklaard:
(…) In de nacht van woensdag 6 april 2022 ben ik gebeld door [naam02] met de mededeling dat zijn broer was overleden en kreeg ik de vraag om de uitvaart te willen regelen en begeleiden. Korte tijd later werd ik gebeld met de mededeling dat er nog een persoon was die een collega uitvaartondernemer had gebeld (…)
De volgende ochtend heb ik contact gelegd met CMO en werd ik benaderd door mijn collega. Haar opdrachtgever claimde executeur te zijn en een testament te hebben. Mijn collega was niet overtuigd en zei mij de opdracht niet aan te nemen (…)
2.5.
Op 24 oktober 2022 hebben [naam02] , [naam03] , [naam04] en de zussen [naam06] (hierna: [naam06] ) en [naam07] (hierna: [naam07] ), [eiseres01] gemachtigd om (mede) namens hen de gemaakte uitvaartkosten terug te vorderen bij [gedaagde01] . [naam06] en [naam07] hebben op 23 december 2022 en 23 januari 2023 hun procesvolmacht ingetrokken.
2.6.
Bij e-mail van 17 januari 2023 heeft [bedrijf02] het volgende aan de gemachtigde van [gedaagde01] bericht:
(…) In de nacht van 6 april 2022 werd ik gebeld door [gedaagde01] met de mededeling dat haar vriend/partner [naam01] was overleden. We maakten de afspraak om de volgende ochtend een en ander te bespreken. In de ochtend heb ik contact opgenomen met CMO en aangegeven dat wij meneer in de loop van de ochtend zouden ophalen uit het ziekenhuis (…)
Ondertussen nam CMO contact met mij op dat [bedrijf03] [naam01] opgehaald had, zij konden natuurlijk niet weigeren hem mee te geven.
Ik heb contact opgenomen met [bedrijf03] . Inmiddels was hij in gesprek met de broers en zussen van meneer en was het dus uit onze handen.
Ik heb duidelijk aangegeven bij de collega dat er een testament was, de familie betwiste dit. Ook heb ik gezegd dat ik twijfelde of zij gemachtigd waren om de uitvaart te regelen. De collega gaf aan dat hij de familie kende en er wel vertrouwen in had. Mevrouw was zeker geen vaste vriendin en er zou zeker geen testament zijn.
Ik heb contact opgenomen met [gedaagde01] en aangegeven dat ik vanaf dat moment niets voor haar kon doen. Wel aangegeven dat zij zeker stappen moest ondernemen. Ik was er namelijk wel overtuigd dat zij in haar recht stond. (…)

3..Het geschil

In conventie

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
- [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 7.681,66 met rente;
- [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. De uitvaartkosten behoren op grond van artikel 4:7 lid 1 BW tot de schulden van de nalatenschap en zijn voor rekening van [gedaagde01] als erfgenaam. [eiseres01] stelt dat zij en haar familie rond het overlijden van overledene niet meer met [gedaagde01] hebben gesproken, maar dat er contact is geweest tussen de door [naam familie01] en de door [gedaagde01] benaderde uitvaartondernemers, waarna besloten is dat de door [naam familie01] gekozen uitvaartondernemer de uitvaart zou gaan verzorgen. [gedaagde01] heeft er expliciet dan wel impliciet mee ingestemd dat de familie de uitvaart ging regelen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis. Zij vindt ten eerste dat [eiseres01] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De dagvaarding maakt volgens [gedaagde01] namelijk geen onderscheid in formele en materiële procespartijen. Evenmin is volgens [gedaagde01] sprake van een lastgeving of opdrachtrelatie en blijft onbekend of [eiseres01] procedeert ten behoeve van andermans rechten en belangen.
Wanneer [eiseres01] wel ontvankelijk zou zijn, voert [gedaagde01] het verweer dat [naam familie01] niet bevoegd was om de uitvaartopdracht te geven. Al gedurende de ziekte van overledene, heeft [gedaagde01] aan [naam familie01] laten weten dat zij door overledene was benoemd tot erfgenaam en was aangewezen als (uitvaart)executeur. En kort voor het overlijden heeft zij aan [naam06] en [naam02] kenbaar gemaakt dat zij bij uitsluiting de uitvaart moest en wilde regelen. De eigengereide en onrechtmatige handelwijze moet daarom voor rekening en risico van [naam02] dan wel [naam familie01] blijven.
in reconventie
3.4.
[gedaagde01] eist samengevat:
- [eiseres01] te veroordelen aan haar te betalen € 14.925,- met rente;
- [eiseres01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist bestaat uit € 7.425,- herstelkosten aluminiumschuifpui, € 5.000,- smartengeld en € 2.500,- exclusief BTW kosten rechtsbijstand.
3.5.
[gedaagde01] baseert de eis op het volgende. [naam02] en twee andere familieleden hebben zich kort voor het overlijden van overledene, op hardhandige wijze toegang verschaft tot zijn woning. Zij hebben daarbij de schuifpui vernield, een bovenraam ingeslagen en de voordeur beschadigd. Vervanging van de schuifpui heeft ongeveer € 7.500,- gekost.
In de nacht van overlijden heeft de familie, zonder [gedaagde01] daarover te informeren, het lichaam van overledene laten overbrengen naar het door hen ingeschakelde uitvaartbedrijf. [gedaagde01] en haar familie en kennissen zijn vervolgens niet in de gelegenheid gesteld om de uitvaartplechtigheid bij te wonen. [gedaagde01] is op geen enkele wijze gekend in de uitvaartplechtigheid, zij ontving geen uitnodiging en staat niet vermeld in het overlijdensbericht. Dit heeft emotionele schade aangericht bij [gedaagde01] en haar kinderen, die overledene als hun vader zagen. Voor immateriële schade (smartengeld) vraagt zij € 5.000,-.
3.6.
[eiseres01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiseres01] en de andere directe familieleden zijn in de weken voorafgaand aan het overlijden van hun broer/oom door [gedaagde01] gepasseerd in het onderhouden van contact met hem. De familie werd overal buitengehouden en in het gedrag van [gedaagde01] naar hun broer/oom toe zagen zij liefdeloosheid. De familie zag geen andere weg dan het heft in eigen hand te nemen en een verzorgde uitvaart te regelen. [gedaagde01] heeft de familie, die nette kleding voor de uitvaart uit zijn woning wilde halen, onrechtmatig de toegang tot de woning geweigerd/verhinderd. De familie was daarom gedwongen om het slot van de voordeur te vervangen. [eiseres01] betwist dat de familie een schuifpui van de woning heeft vernield. Tegen de gevraagde immateriële schadevergoeding voert [eiseres01] aan dat [gedaagde01] in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan de besloten crematieplechtigheid afscheid van overledene te nemen.

4..De beoordeling

in conventie

ontvankelijkheid [eiseres01]
4.1.
Uit de ‘procesvolmacht’ blijkt dat een aantal directe familieleden [eiseres01] hebben gemachtigd om (mede) namens hen een procedure te starten tegen [gedaagde01] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van overledene, waarin zij (mede) namens hen:
- betaling vordert van de door de familie voorgeschoten en door [naam02] betaalde uitvaartkosten;
- verweer voert tegen dat wat [gedaagde01] in deze procedure naar voren brengt;
- schriftelijke stukken in het geding kan brengen;
- ter zitting mag verschijnen en namens de familie het woord mag voeren;
- alle andere noodzakelijke informatie mag verstrekken en alle noodzakelijke beslissingen mag nemen.
De kantonrechter is, gelet op die procesvolmacht, van oordeel dat [eiseres01] in haar vordering ontvankelijk kan worden verklaard.
uitvaartkosten
4.2.
Vaststaat dat [gedaagde01] enig erfgenaam en executeur van de nalatenschap van overledene is. Artikel 4:7 lid 1 BW bepaalt dat de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, schulden van de nalatenschap zijn. Op basis van dit wettelijk uitgangspunt is het voor te stellen dat [eiseres01] meent dat [gedaagde01] de door [naam02] betaalde uitvaartkosten voor haar rekening moet nemen, althans dat die kosten voor rekening van de nalatenschap moeten komen.
4.3.
Vaststaat ook dat [naam02] en [gedaagde01] na het overlijden van hun broer en partner ieder afzonderlijk contact hebben opgenomen met een uitvaartondernemer. [eiseres01] stelt dat [gedaagde01] na contact tussen de beide uitvaartondernemers ermee heeft ingestemd dat [naam familie01] de uitvaart zou regelen, maar [gedaagde01] betwist dat. Een instemming valt ook niet op te maken uit de door de uitvaartondernemers afgelegde schriftelijke verklaringen. Met name de verklaring van [bedrijf02] wijst op het tegenovergestelde.
[gedaagde01] voert daarnaast aan dat zij op geen enkele wijze is gekend bij de uitvaart, zij is niet genoemd in het overlijdensbericht en zij en haar familie zijn niet in de gelegenheid gesteld om de uitvaartplechtigheid bij te wonen.
De kantonrechter volgt [eiseres01] niet waar zij aanvoert dat [gedaagde01] wél in de gelegenheid zou zijn gesteld om voorafgaand aan de besloten crematieplechtigheid afscheid te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] gezegd dat zij geen afscheid kon nemen omdat iedereen een kaart moest kunnen tonen. Dit is niet door [eiseres01] tegengesproken.
4.4.
[eiseres01] en haar broer en zus hebben tijdens de mondelinge behandeling herhaaldelijk gezegd dat zij niet eerder wisten dat er een testament was. In hun ogen was hun broer niet iemand die een testament zou laten opstellen. Dat hij [gedaagde01] tot zijn enig erfgenaam had benoemd, hadden ze niet kunnen bedenken. Volgens hen waren er diverse signalen dat het juist niet goed ging tussen hun broer en [gedaagde01] .
Zoals al tijdens die mondelinge behandeling aan [eiseres01] c.s. is voorgehouden, moet uit het feit dat overledene wél een testament heeft laten opstellen de conclusie worden getrokken dat de familie hem toch niet zo goed kende en zal de familie moeten aanvaarden dat hij de zaken anders heeft geregeld dan zij hadden verwacht.
Na het overlijden van hun broer hebben zij, ondanks de mededelingen van [gedaagde01] dat zij als executeur de uitvaart moest en wilde regelen, het heft in eigen hand genomen. Het is daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde01] de door [naam02] betaalde uitvaartkosten voor haar rekening moet nemen, althans dat de uitvaartkosten ten laste van de nalatenschap zouden worden gebracht, buiten het feit dat [gedaagde01] zich - zoals zij heeft aangegeven - geconfronteerd ziet met hogere uitvaartkosten dan in het geval zij de uitvaart zelf had kunnen regelen. Dit leidt ertoe dat de vordering van [eiseres01] wordt afgewezen.
proceskosten
4.5.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] vast op € 660,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
in reconventie
herstelkosten schuifpui
4.6.
[gedaagde01] stelt dat [naam familie01] kort voor het overlijden van haar partner zijn woning zijn binnengedrongen en daarbij op meerdere plaatsen schade hebben veroorzaakt. Uit coulance beperkt zij de vordering tot de herstelkosten van de schuifpui.
[eiseres01] heeft betwist dat de familie schade aan de schuifpui heeft toegebracht. Omdat [gedaagde01] de familieleden de toegang tot de woning heeft geweigerd, hebben zij zich de toegang tot de woning verschaft met als enige doel om kleding van hun broer op te halen. In de ogen van de familie is dat een rechtvaardiging van mogelijke schade aan de voordeur.
4.7.
Op grond van de wet rust de bewijslast op de partij die zich op een bepaald rechtsgevolg van gestelde feiten beroept als die feiten worden betwist. In dit geval stelt [gedaagde01] dat [naam familie01] schade heeft veroorzaakt aan de schuifpui. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een aantal foto’s en een factuur van [bedrijf04] overgelegd, waaruit de schade aan de schuifpui zou blijken, maar dat is niet voldoende. Uit de foto’s blijkt namelijk niet wanneer en waar deze zijn gemaakt en dat de op de foto’s zichtbare schade is veroorzaakt door [naam familie01] . Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [naam familie01] de gestelde schade aan de schuifpui heeft veroorzaakt. Dit deel van de tegeneis wordt daarom afgewezen.
smartengeld
4.8.
[gedaagde01] stelt dat de immateriële schade letterlijk bestaat uit smartengeld, namelijk het niet mogen verzorgen en bijwonen van de uitvaart en de ontneming van de mogelijkheid voor [gedaagde01] en haar kinderen tot een waardig afscheid van hun geliefde/stiefvader. Door het handelen van [naam familie01] is het rouwproces voor hen in de kiem gesmoord.
[eiseres01] verwijst als verweer nogmaals naar de rouwkaart. [gedaagde01] en haar familie hadden op maandag 11 april 2022 afscheid kunnen nemen. Daarnaast betwist zij dat de kinderen van [gedaagde01] een bijzondere band met overledene hadden.
4.9.
Het lijdt geen twijfel dat door het niet mogen bijwonen van de uitvaart en de ontneming van een afscheidsmogelijkheid voor [gedaagde01] en haar kinderen, zij verdriet lijden/hebben geleden. Immateriële schadevergoeding (smartengeld) vormt een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Bij de begroting wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval, maar in ieder geval de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan [naam familie01] te maken verwijt en het verdriet van [gedaagde01] en haar familie. De toekenning van een bedrag wegens immateriële schadevergoeding kan het verdriet niet compenseren, maar onderstreept wel dat het verdriet erkenning verdient. Het toe te wijzen bedrag wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.500,-.
kosten rechtsbijstand
4.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de kosten van rechtsbijstand, door [gedaagde01] begroot op € 2.500,- exclusief BTW, voor vergoeding in aanmerking komen.
proceskosten
4.11.
Omdat geen van partijen in reconventie in overwegende mate in het ongelijk is gesteld en ook gelet op de gelijktijdige behandeling met de vordering in conventie, worden de in reconventie gemaakte proceskosten gecompenseerd.
in conventie en in reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv.).

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vordering van [eiseres01] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 660,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van de volledige betaling;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiseres01] om aan [gedaagde01] te betalen € 1.500,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken.
452