Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 9 november 2022;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis);
- het antwoord in reconventie;
- de door partijen overgelegde producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de betaling van uitvaartkosten na het overlijden van [naam01]. De eiseres, [eiseres01], is de jongste zus van de overledene en vordert van de gedaagde, [gedaagde01], die als executeur van de nalatenschap is aangesteld, de betaling van € 7.681,66 aan uitvaartkosten. De eiseres stelt dat deze kosten voor rekening van de nalatenschap komen, omdat de gedaagde als erfgenaam verantwoordelijk is voor de schulden van de nalatenschap, waaronder de uitvaartkosten. De gedaagde betwist deze vordering en stelt dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet bevoegd zou zijn om namens de familie op te treden. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres ontvankelijk is, maar wijst de vordering af. De rechter concludeert dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de gedaagde de door de familie gemaakte uitvaartkosten moet vergoeden, aangezien de familie het heft in eigen hand heeft genomen en de gedaagde buitengesloten heeft van de uitvaartregelingen. In reconventie vordert de gedaagde € 14.925,- voor herstelkosten van schade aan de woning van de overledene, smartengeld en kosten van rechtsbijstand. De rechter wijst de vordering tot herstelkosten af, maar kent wel een bedrag van € 1.500,- toe aan de gedaagde voor immateriële schadevergoeding, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de uitvaart bij te wonen. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.