ECLI:NL:RBROT:2023:5346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/10/647921 / HA ZA 22-920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitvoering aannemingsovereenkomst met vorderingen tot schadevergoeding en betaling restant aanneemsom

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eiser in conventie, wonende te Alphen aan den Rijn, vordert schadevergoeding van gedaagde in conventie, die zijn werkzaamheden niet naar behoren zou hebben uitgevoerd. Gedaagde betwist de tekortkoming en de schade. Na de onttrekking van de advocaat van gedaagde heeft eiser om vonnis gevraagd. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, waardoor de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. In reconventie vordert gedaagde betaling van het restant van de aanneemsom, maar ook deze vordering wordt afgewezen omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat het werk grotendeels was uitgevoerd. De rechtbank wijst de vorderingen van beide partijen af en veroordeelt eiser in de proceskosten van gedaagde. De proceskosten aan de zijde van gedaagde worden vastgesteld op € 2.484,-, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van eiser in reconventie worden eveneens afgewezen, en eiser in reconventie wordt veroordeeld in de proceskosten van verweerder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/647921 / HA ZA 22-920
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Alphen aan den Rijn,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F.E. Boonstra te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde01]h.o.d.n.
[handelsnaam01],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Y.E. Palit te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2022, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • de brief van de rechtbank van 16 februari 2023 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 9 mei 2023;
  • de e-mail van de rechtbank van 5 april 2023 met daarin een zittingsagenda met vragen van de rechtbank voor partijen voor de mondelinge behandeling;
  • het B-formulier van 18 april 2023 waarbij de advocaat van [gedaagde01] zich heeft onttrokken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 13 tot en met 17, die [eiser01] op de mondelinge behandeling wilde indienen;
  • de verwijzing naar de rol van 3 mei 2023 voor het stellen van een nieuwe advocaat aan de zijde van [gedaagde01] ;
  • de verwijzing naar de rol van 17 mei 2023 voor partijberaad;
  • het B-formulier van 8 mei 2023 waarbij [eiser01] de rechtbank vraagt vonnis te wijzen.
1.3.
Voor [gedaagde01] heeft zich op 3 mei 2023 geen nieuwe advocaat gesteld. De zaak is daarop naar de rol van 17 mei 2023 verwezen voor partijberaad. Namens [gedaagde01] heeft zich ook op die roldatum geen nieuwe advocaat gesteld. [eiser01] heeft op de rol van 17 mei 2023 vervolgens voor antwoord in reconventie gediend en om vonnis gevraagd.

2..De vorderingen

in conventie

2.1.
[eiser01] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde01] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser01] te betalen de gevorderde hoofdsom ad € 49.724,43;
[gedaagde01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.267,25, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
2.2.
[gedaagde01] voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer van [gedaagde01] strekt ertoe de vorderingen van [eiser01] af te wijzen, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
in reconventie
2.3.
[eiser02] vordert [verweerder01] te veroordelen:
tot betaling van € 15.108,84, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het te wijzen vonnis;
in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
2.4.
[verweerder01] voert verweer tegen de vordering. Het verweer van [verweerder01] strekt ertoe de voreringen af te wijzen, met veroordeling van [eiser02] in de proceskosten
In conventie en in reconventie
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3..De beoordeling

in conventie

3.1.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van een aannemingsovereenkomst die partijen met elkaar zijn aangegaan. Op grond van die overeenkomst diende [gedaagde01] tegen betaling door [eiser01] werkzaamheden te verrichten aan onder meer het huis en de tuin van [eiser01] . Volgens [eiser01] zijn de werkzaamheden door [gedaagde01] niet goed uitgevoerd en niet afgemaakt. [eiser01] heeft de overeenkomst daarom ontbonden. Met zijn vorderingen wil [eiser01] de schade die hij door het tekortschieten van [gedaagde01] heeft geleden vergoed krijgen van [gedaagde01] . Die vorderingen kunnen niet worden toegewezen. Hieronder wordt toegelicht hoe de rechtbank tot dat oordeel is gekomen.
3.2.
Als een partij een overeenkomst door zijn toedoen of voor zijn rekening komende omstandigheden niet correct nakomt, is hij in beginsel verplicht de schade die de wederpartij daardoor lijdt te vergoeden (artikel 6:74 BW). Het ligt op de weg van degene die schade vordert om te stellen en bij betwisting te onderbouwen dat hij schade heeft geleden en waaruit de schade bestaat die hij heeft geleden door de niet (correcte) nakoming van de overeenkomst door de andere partij.
3.3.
[eiser01] vordert vergoeding door [gedaagde01] van een bedrag van in totaal € 49.724,43. Uit de dagvaarding (onder 14) volgt dat dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
1. factuur van 3 augustus 2022 van Bouw Advies v.d. Steuijt € 874,23
2. facturen van 20 en 25 juni 2022 van Laminaat Plaza € 3.101,23
3. factuur van 15 juni 2022 van Karwei, laminaat € 1.342,90
4. factuur van 22 juli 2022 van Maxaro, fonteinkraan € 134,95
5. factuur van 8 mei 2022 van Maxaro, vloertegels € 1.009,68
6. factuur van 8 mei 2022 van Maxaro, ligbad € 2.345,00
7. L'Amie, verbeteren van waterleiding voor vloerverwarming € 1.017,50
8. offerte herstelwerkzaamheden ABGN € 28.529.00
Daarnaast vordert [eiser01] een bedrag van € 10.188,20 vanwege “schade aan tuin en schuur” (zie onder 16 van de dagvaarding; hierna te noemen post 9) en een “teveel betaald bedrag” van € 2.200,- (hierna te noemen post 10).
3.4.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser01] een rapport overgelegd van Bouw Advies v.d. Steuijt van 2 augustus 2022 (hierna: het rapport van BAS). Hierin is een groot aantal foto’s opgenomen van gebreken die volgens BAS aan de woning en tuin kleven. Daarnaast heeft [eiser01] een offerte overgelegd van ABGN van 22 juli 2022. In die offerte is een kostenbegroting opgenomen voor diverse werkzaamheden in en aan de woning van [eiser01] . Tenslotte heeft [eiser01] de facturen voor de hiervoor onder 3.3 nummers 1 tot en met 7 genoemde posten overgelegd en een begroting van Efe Bouw & Aannemers in verband met de schade aan tuin en schuur.
3.5.
[gedaagde01] heeft bij conclusie van antwoord de vorderingen van [eiser01] betwist. Die betwisting komt voor de hiervoor onder 3.3 weergegeven schadeposten (met uitzondering van post 1 en post 10) op het volgende neer.
- post 2 en 3: Volgens [gedaagde01] heeft hij de laminaatvloer niet beschadigd en wijst het rapport van BAS er hoe dan ook niet op dat vervanging van de gehele laminaatvoer noodzakelijk is.
- post 4 en 6: Volgens [eiser01] zijn de fonteinkraan en het ligbad niet door [gedaagde01] geleverd en was [gedaagde01] ook niet de leverancier. In het rapport van BAS is een foto opgenomen van het ligbad, waaruit volgt dat dit wel geleverd is.
- post 5 en 7: Uit het rapport van BAS blijkt niet dat er iets mis is met de vloertegels. [gedaagde01] heeft de vloerverwarming niet gelegd, zodat hij niet aangesproken kan worden voor verbetering daarvan.
- post 8: Volgens [eiser01] is de offerte van ABGN gebaseerd op het rapport van BAS. Het rapport van BAS is evenwel van eerdere datum dan de offerte van ABGN. De offerte van ABGN gaat uit van een volledig nieuwe renovatie, terwijl het rapport van BAS vooral op kleine herstellingen wijst. In de offerte van ABGN en in het rapport van BAS zijn bovendien werkzaamheden opgenomen die niet tot de opdracht van [gedaagde01] behoorde, zoals werkzaamheden aan de keuken en bepaald loodgieterswerk.
- post 9: [gedaagde01] betwist schade te hebben veroorzaakt bij de uitvoering van werkzaamheden aan de tuin. De offerte van Efe gaat uit van een volledige reenovatie van de tuin en bevat werkzaamheden die geen onderdeel van de overeenkomst tussen partijen waren.
3.6.
In zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser01] gereageerd op een aantal van de door de rechtbank in de zittingsagenda aangekondigde bespreekonderwerpen voor de mondelinge behandeling. Tot die mondelinge behandeling is het niet gekomen omdat [eiser01] om vonnis heeft gevraagd (zie hiervoor sub 1.2 en 1.3). [eiser01] is alleen ingegaan op (vragen van de rechtbank over) de totstandkoming van de overeenkomst, de inhoud van de afspraken tussen partijen en het ontstaan van het geschil tussen partijen gaan. [eiser01] is niet ingegaan op de overige in de zittingsagenda opgenomen bespreekonderwerpen zoals de totstandkoming van het rapport van BAS, de vraag of de door BAS geconstateerde gebreken op de overeengekomen werkzaamheden zien en hoe de offerte van ABGN aansluit op het rapport van BAS, mede gezien de data van de beide rapporten.
3.7.
Op de hiervoor onder 3.5 verwoorde betwisting is [eiser01] niet ingegaan. [gedaagde01] heeft met die betwisting weerlegd dat de door [eiser01] gevorderde schadeposten door hem dienen te worden vergoed. [eiser01] heeft daar niets tegenover gesteld. Het was aan [eiser01] om, gezien de betwisting door [gedaagde01] , nader toe te lichten dat de gebreken in het rapport van BAS zien op werk dat [gedaagde01] op grond van de overeenkomst moest uitvoeren. Het was ook aan [eiser01] om duidelijk te maken hoe de uitkomsten van het rapport van BAS leiden tot de kosten opgenomen in de offerte van ABGN (post 8) en tot de schadeposten 2 tot en met 7 en 9. [eiser01] heeft in zijn conclusie van antwoord in reconventie aangegeven dat hij een oplossing zocht nadat [gedaagde01] het werk had neergelegd en eerst een offerte door ABGN heeft laten opstellen voor het afmaken van de verbouwingswerkzaamheden. Na inschakeling van juridische bijstand is BAS ingeschakeld om de bestaande situatie vast te leggen, aldus [eiser01] . Hiermee is niet duidelijk gemaakt hoe de kostenopgave van ABGN te herleiden is tot de gebreken in het rapport van BAS. Zonder nadere toelichting, die [eiser01] niet heeft gegeven, staat niet vast dat [gedaagde01] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en daarmee aansprakelijk zou zijn voor de door [eiser01] gestelde schade.
3.8.
Omdat de door [eiser01] gevorderde schadevorderingen worden afgewezen, is er ook geen plaats om de vordering tot vergoeding door [gedaagde01] van de kosten voor het rapport van BAS (post 1) toe te wijzen.
3.9.
In post 10 vordert [eiser01] betaling door [gedaagde01] van een teveel betaald bedrag van € 2.200,-. In de dagvaarding is niet duidelijk gemaakt waarop dit bedrag ziet. Uit de door [eiser01] overlegde brief van 11 augustus 2022 volgt dat [eiser01] er bij de berekening van dit bedrag kennelijk vanuit is gegaan dat de aanneemsom moest worden verlaagd van € 20.000,- naar € 13.500,- omdat het aanleggen van de vloerverwarming uit de opdracht was gehaald en door [eiser01] zelf werd uitgevoerd. Uit de verdere correspondentie tussen de advocaten van partijen (de brieven van 15 september en 21 september 2022) volgt evenwel dat [eiser01] ermee heeft ingestemd dat de aanneemsom met € 4.000,- werd verlaagd, omdat [gedaagde01] de vloer wel heeft geëgaliseerd en dichtgesmeerd ten behoeve van de vloerverwarming. [eiser01] legt niet uit waarom hij toch meent dat hij € 2.200,- te veel heeft betaald. Dit onderdeel van de vordering is dus niet voldoende onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
3.10.
De vorderingen van [eiser01] worden afgewezen. Dat betekent dat er geen grond is voor toekenning aan [eiser01] van een bedrag voor buitengerechtelijke kosten. Ook die vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
3.11.
[eiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten bestaan uit € 1.301,- aan vastrecht en € 1.183,- aan salaris advocaat. Het laatste bedrag ziet op de conclusie van antwoord die is genomen door [gedaagde01] vóór de onttrekking van de advocaat van [gedaagde01] . In totaal wordt dus 2.484,- toegewezen.
3.12.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na de datum van het vonnis. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
3.13.
Aangezien [gedaagde01] dat niet heeft gevorderd, zal de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in reconventie
3.14.
[eiser02] vordert dat [verweerder01] het restant van de overeengekomen aanneemsom betaald. Dat is volgens € 24.420,- inclusief BTW (€ 20.000,- exclusief BTW) minus het door [verweerder01] al betaalde bedrag van € 11.050,-, dus € 13.370,-.
3.15.
De vorderingen van [eiser02] worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.16.
Volgens [eiser02] was het overeengekomen werk grotendeels uitgevoerd. Dat rechtvaardigt volgens [eiser02] , zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen, dat het restant van de overeengekomen aanneemsom wordt betaald door [verweerder01] . [verweerder01] heeft onder verwijzing naar het rapport van BAS in zijn conclusie van antwoord in reconventie betwist dat het werk grotendeels gereed was. [eiser02] heeft de gelegenheid voorbij laten gaan om hier op te reageren. Voor [eiser02] had zich een nieuwe advocaat kunnen stellen, maar [eiser02] heeft de mogelijkheden daartoe onbenut gelaten (zie hiervoor sub 1.2 en 1.3). [eiser02] had ook kunnen vragen de mondelinge behandeling door te laten gaan. Dat heeft [eiser02] niet gedaan.
3.17.
Nu [eiser02] in zijn conclusie van antwoord bovendien ook zelf aangeeft dat niet alle werkzaamheden gereed waren (het dak van de dakbedekking moest nog afgebrand worden, een deur moest nog gemonteerd worden en er waren nog afwerkingswerkzaamheden te verrichten), staat niet vast dat [eiser02] nog recht heeft op een nadere betaling voor de tot dusverre door hem uitgevoerde werkzaamheden. De vordering tot betaling door [verweerder01] van € 13.370,- wordt daarom afgewezen.
3.18.
[eiser02] vordert ook dat [verweerder01] wordt veroordeeld om een bedrag van € 1.738,84 te betalen voor door [eiser02] betaalde materialen. Volgens [eiser02] heeft hij voor een bedrag van € 6.288,84 aan materialen gekocht voor de werkzaamheden bij [verweerder01] en heeft [verweerder01] daarvan maar een bedrag van € 4.650,- betaald.
3.19.
Bij conclusie van antwoord in reconventie onder 7 en 8 heeft [verweerder01] aangevoerd dat hij diverse bedragen aan [eiser02] heeft betaald voor materiaalkosten. De betaalbewijzen daarvan heeft [verweerder01] (deels) bij dagvaarding (productie 5) overgelegd.
3.20.
Ook hier geldt dat [eiser02] niet op deze stellingen heeft gereageerd. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat de door [verweerder01] gestelde betalingen hebben plaatsgevonden en dienden tot betaling van door [eiser02] aangekochte materialen. De bedragen die [verweerder01] onder 7 en 8 van zijn conclusie van antwoord in reconventie noemt, tellen op tot een bedrag van € 7.675,02. Dat is meer dan het bedrag van € 6.288,84 dat volgens [eiser02] in totaal verschuldigd is door [verweerder01] . Voor toewijzing van een bedrag aan [eiser02] voor materiaalkosten is dan ook geen plaats.
Proceskosten
3.21.
[eiser02] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die proceskosten komen neer op een bedrag van € 598,- (één punt van tarief II) aan salaris voor de advocaat van [verweerder01] . Nu [verweerder01] dat vordert zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4..De beslissing

De rechtbank,
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] , vastgesteld op
€ 2.484,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
In reconventie
4.3.
wijst de vorderingen van [eiser02] af;
4.4.
veroordeelt [eiser02] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder01] , vastgesteld op
€ 598,-;
4.5.
verklaart 4.4 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
1861/3455