ECLI:NL:RBROT:2023:529

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
9928440 CV EXPL 22-18046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat voor niet-ontvankelijk verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.V. Rafaela, een vordering ingesteld tegen haar voormalige advocaat, [advocatenkantoor01], vertegenwoordigd door mr. E.A. den Boer. Eiseres stelt dat haar advocaat toerekenbaar tekortgeschoten is door haar niet te informeren over een verstekvonnis, waardoor zij niet tijdig verzet heeft kunnen instellen. De achtergrond van de zaak gaat terug naar een veroordeling in 2018 tot betaling van een schadevergoeding aan een derde partij, [naam], in verband met een auto-ongeluk. Eiseres heeft in december 2019 juridische bijstand gevraagd van [advocatenkantoor01] na ontvangst van een brief van een deurwaarder over beslag op haar inboedel. De advocaat heeft verzet ingesteld, maar dit werd als te laat beschouwd, omdat de termijn voor verzet al was verstreken. Eiseres vordert nu schadevergoeding van haar advocaat, omdat zij meent dat deze een beroepsfout heeft gemaakt door haar niet tijdig te informeren over het verstekvonnis.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat [advocatenkantoor01] niet toerekenbaar tekortgeschoten is en niet onrechtmatig heeft gehandeld. De rechter concludeerde dat eiseres tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat haar advocaat haar wel degelijk had geïnformeerd over het verstekvonnis. Bovendien was het aan eiseres om aan te tonen dat zij op de hoogte was van het verstekvonnis, wat niet het geval was. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn, omdat de hoofdvordering is afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, vastgesteld op € 746,00, met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9928440 CV EXPL 22-18046
datum uitspraak: 20 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.V. Rafaela,
tegen
[gedaagde01],
die handelt onder de naam
[advocatenkantoor01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.A. den Boer.
De partijen worden hierna [eiseres01] en [advocatenkantoor01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de pleitnota’s van de gemachtigden.
1.2.
Op 22 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren [eiseres01] met mr. J. Dekker en [advocatenkantoor01] met mr. Den Boer aanwezig.

2.De zaak in het kort

Wat is er gebeurd?
2.1.
[eiseres01] heeft in december 2019 advocaat [advocatenkantoor01] gevraagd om juridische bijstand. De aanleiding was de ontvangst van een brief van 20 november 2019 van een deurwaarder over beslag op de inboedel en/of auto van [eiseres01] in verband met een openstaand bedrag van ruim € 11.000. Op 13 december 2019 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen [eiseres01] en [advocatenkantoor01] . Uit navraag door [advocatenkantoor01] diezelfde dag bij de deurwaarder bleek dat [eiseres01] in maart 2018 bij verstek is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van ruim € 10.000 aan mevrouw [naam] in verband met schade door een auto-ongeluk. Omdat [eiseres01] het niet eens was met het verstekvonnis, heeft [advocatenkantoor01] namens haar verzet ingesteld en een verzetdagvaarding laten betekenen op 6 januari 2020. In de verzetprocedure is op 15 juli 2020 een vonnis gewezen. In dat vonnis is geoordeeld dat het verzet te laat is ingesteld, omdat de termijn van vier weken voor het instellen van verzet was verstreken op het moment dat de verzetdagvaarding werd betekend. In het vonnis wordt toegelicht dat de termijn niet op 13 december 2019 is begonnen, maar al op 21 november 2019, omdat [eiseres01] op die datum contact heeft gehad met de deurwaarder en toen op de hoogte is geraakt van het verstekvonnis.
Wat wil [eiseres01] ?
2.2.
[eiseres01] wil dat [advocatenkantoor01] een schadevergoeding aan haar betaalt en dat voor recht wordt verklaard dat [advocatenkantoor01] toerekenbaar is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld. [eiseres01] vindt namelijk dat [advocatenkantoor01] als advocaat een beroepsfout heeft gemaakt (toerekenbaar is tekortgeschoten), omdat zij de termijn voor het instellen van verzet heeft laten verstrijken. Als er geen sprake is van een beroepsfout, dan vindt [eiseres01] dat het handelen van [advocatenkantoor01] moet worden aangemerkt als onrechtmatig.
[eiseres01] verwijt [advocatenkantoor01] dat zij had moeten weten dat er een verstekvonnis bestond en dat zij [eiseres01] daarover had moeten informeren. [eiseres01] vindt dat [advocatenkantoor01] ook de stukken bij de deurwaarder had moeten opvragen om de verzettermijn in de gaten te houden.
Als gevolg van het nalaten van [advocatenkantoor01] heeft [eiseres01] geen verweer kunnen voeren in de rechtszaak tussen haar en [naam] en blijft de veroordeling tot betaling van ruim € 10.000 aan schadevergoeding ten onrechte in stand, aldus [eiseres01] .
De schadevergoeding die [eiseres01] wil, bestaat uit het bedrag van de schadevergoeding die [eiseres01] aan [naam] moet betalen en bijkomende kosten, inmiddels in totaal € 12.663,22.
Wat vindt [advocatenkantoor01] daarvan?
2.3.
[advocatenkantoor01] vindt dat de eisen van [eiseres01] moeten worden afgewezen. Zij spreekt de verwijten van [eiseres01] tegen. [advocatenkantoor01] zegt dat zij [eiseres01] in het intakegesprek heeft verteld dat zij op basis van de informatie die [eiseres01] haar heeft gegeven vermoed dat er sprake is van een verstekvonnis, dat zij meerdere keren heeft gevraagd of [eiseres01] daar iets van af wist en dat het antwoord van [eiseres01] telkens was dat [eiseres01] in de eerdere strafrechtzaak in verband met het auto-ongeluk was vrijgesproken en verder niets wist van een vonnis of een rechtszaak. [advocatenkantoor01] heeft op de dag van het intakegesprek de stukken opgevraagd bij de deurwaarder. Bovendien gaat het er voor het beginnen van de verzettermijn niet om dat er een verstekvonnis bestaat, maar gaat het erom dat [eiseres01] op de hoogte is van het bestaan van het verstekvonnis, aldus [advocatenkantoor01] . Volgens [advocatenkantoor01] kreeg zij pas na het betekenen van de verzetdagvaarding informatie van de advocaat van [naam] , waaruit bleek dat er op 20 en 21 november 2019 contact was geweest tussen [eiseres01] en de deurwaarder.

3.De beoordeling

De verklaring voor recht en schadevergoeding worden afgewezen
3.1.
De geëiste verklaring voor recht en schadevergoeding worden afgewezen, omdat er geen grondslag bestaat voor toewijzing van die eisen. [advocatenkantoor01] is namelijk niet toerekenbaar tekortgeschoten en heeft ook niet onrechtmatig gehandeld. Dat wordt hieronder toegelicht.
3.1.1.
[advocatenkantoor01] is niet toerekenbaar tekortgeschoten. De verwijten van [eiseres01] kloppen namelijk niet. Hoewel [eiseres01] [advocatenkantoor01] in de dagvaarding verwijt dat zij haar niet heeft verteld dat er mogelijk een verstekvonnis is, heeft [eiseres01] tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de advocaat haar dat wel heeft verteld in het intakegesprek. Daarnaast staat vast dat [advocatenkantoor01] op dezelfde dag als het intakegesprek de stukken heeft opgevraagd bij de deurwaarder. [eiseres01] heeft ook niet weersproken dat [advocatenkantoor01] in het intakegesprek aan haar heeft gevraagd of zij iets wist van een vonnis of een rechtszaak en dat het antwoord van [eiseres01] daarop ‘nee’ was. Daarom staat dat in deze procedure vast.
In tegenstelling tot wat [eiseres01] zegt, begint de verzettermijn niet als er een verstekvonnis is gewezen. Die termijn vangt pas aan als ergens uit blijkt dat [eiseres01] op de hoogte is van het bestaan van het verstekvonnis en volgens het vonnis van 17 juli 2020 is dat gebleken uit het contact tussen [eiseres01] en de deurwaarder op 21 november 2019.
Dat [advocatenkantoor01] had kunnen weten of meer had moeten doen om erachter te komen dat [eiseres01] op 21 november 2019 wetenschap had van het verstekvonnis blijkt nergens uit.
3.1.2.
[advocatenkantoor01] heeft niet onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseres01] . Zoals hiervoor al is beoordeeld, kloppen de verwijten van [eiseres01] niet. [eiseres01] heeft in het kader van een vermeende onrechtmatige daad niets anders of meer aangevoerd dan zij al naar voren heeft gebracht in het kader van de vermeende tekortkoming.
De rente en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen
3.2.
De geëiste rente over de schadevergoeding en de geëiste buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat er geen grond voor toewijzing van die eisen bestaat nu de verklaring voor recht en schadevergoeding worden afgewezen.
[eiseres01] moet de proceskosten betalen
3.3.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [advocatenkantoor01] tot vandaag vast op € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,00). Voor kosten die [advocatenkantoor01] maakt na deze uitspraak moet [eiseres01] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022 met kenmerk ECLI:NL:HR:2022:853).
De geëiste wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
3.4.
Dit vonnis wordt, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de eisen van [eiseres01] af;
4.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten die aan de kant van [advocatenkantoor01] tot vandaag worden vastgesteld op € 746,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
34286