In deze zaak heeft D&S Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] en [gedaagde02] met betrekking tot een woning waar [gedaagde01] sinds 1998 woont. D&S Vastgoed stelt dat er geen huurovereenkomst bestaat tussen hen en de gedaagden, en eist dat zij de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Daarnaast vordert D&S Vastgoed betaling van een achterstand in gebruiksvergoeding van € 7.328,64, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de vordering, terwijl [gedaagde02] wel heeft gereageerd en stelt dat alleen [gedaagde01] verantwoordelijk is voor de betalingsachterstand.
De kantonrechter heeft in overweging genomen dat er mogelijk een huurovereenkomst bestaat tussen D&S Vastgoed en [gedaagde01], ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De rechter heeft D&S Vastgoed in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de overwegingen van de kantonrechter met betrekking tot de mogelijke huurovereenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij D&S Vastgoed uiterlijk op de dag voor de rolzitting een schriftelijke reactie moet indienen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.