ECLI:NL:RBROT:2023:5192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/10/657849 / KG ZA 23-413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een huurwoning in kort geding met betrekking tot huurachterstand en overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. Eiser, eigenaar van de woning, heeft de huurders, waaronder [gedaagde01], gedagvaard vanwege een huurachterstand en overlast. De huurovereenkomst was op 13 juli 2022 gesloten, maar de huurders hebben sinds januari 2023 geen huur meer betaald. Eiser heeft meerdere klachten ontvangen over overlast vanuit de woning, waaronder harde muziek en huiselijk geweld. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2023 zijn de gedaagden [gedaagde02], [gedaagde03] en [gedaagde04] niet verschenen, terwijl [gedaagde01] wel aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming, gezien de huurachterstand en de overlast. De rechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst waarschijnlijk in een bodemprocedure zal worden ontbonden, en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens aan de zijde van eiser toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657849 / KG ZA 23-413
Vonnis in kort geding van 16 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. J. Wijnja te Dordrecht,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats03] ,
niet verschenen,
3.
[gedaagde03],
wonende te [woonplaats03] ,
niet verschenen,
4.
[gedaagde04],
wonende te [woonplaats03] ,
niet verschenen,
gedaagden.
Eiser wordt hierna aangeduid met [eiser01] . Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid met [gedaagde01] c.s. en ieder afzonderlijk met [gedaagde01] , [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 mei 2023, met producties 1 tot en met 10;
  • de mondelinge behandeling op 2 juni 2023.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is eigenaar van een gemeubileerde woning aan de [adres01] te Rotterdam (hierna: de woning). [eiser01] heeft de woning bij huurovereenkomst van 13 juli 2022 (hierna: de huurovereenkomst) aan [gedaagde01] verhuurd. De huurovereenkomst is op 13 juli 23022 door [gedaagde01] ondertekend en namens [eiser01] door zijn zoon [naam01] . [gedaagde02] en haar minderjarige dochter waren aanwezig bij de ondertekening van de huurovereenkomst.
2.2.
In de huurovereenkomst wordt [eiser01] aangeduid met ‘Verhuurder’ en [gedaagde01] met ‘Huurder’ en is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
1. Huurder is een bedrijf die behoefte heeft aan woonruimte waarin zij buitenlandse werknemers kan huisvesten. Verhuurder is eigenaar van een locatie die daartoe geschikt zou zijn.
2. Huurder wenst deze locatie van Verhuurder te huren zodat zij deze kan onderverhuren c.q. in gebruik geven aan haar opdrachtgevers voor het huisvesten van buitenlandse uitzendkrachten.
(…)
Artikel 1: Het gehuurde en de bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en verstrekt in gebruik de zelfstandige woning in gemeubileerde staat, alsmede de onroerende aanhorigheden, op het adres
[adres01] , [postcode01] , Rotterdam
(…)
Artikel 3: Duur, verlenging en opzegging
3.1
Deze huurovereenkomst gaat in op 15 juli 2022 voor de duur van 1 jaar.
(…)
Artikel 4: Huurprijs & Servicekosten
4.1
Met ingang van de ingangsdatum van deze huurovereenkomst bestaat de betalingsverplichting van huurder uit:
  • De huurprijs
  • De vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten (servicekosten)
(…)
4.4.
De overeengekomen huurprijs bedraagt bij aanvang € 1.295,00 per maand, exclusief gas, water en licht.
(…)
Artikel 7: Waarborgsom
7.1
Huurder betaalt bij aanvang van de huur aan de verhuurder een waarborgsom van een bedrag van € 1.295,00 als zekerheid voor de nakoming door huurder van alle verplichtingen en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst,
(…)
Artikel 8: Betaling
(…)
De Huurder dient uiterlijk de 25e van de maand voor de maand daarop te betalen.
De eerste rekening bedraagt borg + maand Juli (€ 1.295,- + € 648,-) = € 1.942,-.”
2.3.
De verschuldigde huur voor de maand juli 2022 en de waarborgsom zijn bij de ondertekening van de huurovereenkomst (op 13 juli 2022) contant betaald aan [naam01] . .
2.4.
[gedaagde01] heeft zelf nooit in de woning gewoond. Na ondertekening van de huurovereenkomst hebben [gedaagde02] en haar minderjarige dochter de woning betrokken. Op enig moment hebben [gedaagde03] en [gedaagde04] zich daarbij gevoegd.
2.5.
De huurtermijnen voor de maanden augustus tot en met december 2022 zijn door [gedaagde02] aan [eiser01] betaald.
2.6.
Sinds 1 januari 2023 heeft [eiser01] geen huur meer ontvangen.
2.7.
Bij e-mailberichten van 16 maart 2023 en 26 april 2023 heeft een buurtbewoonster bij respectievelijk Zomer VvE Beheer en bij [eiser01] haar beklag gedaan over overlast vanuit de woning in de vorm van onder meer harde muziek, huiselijk geweld en vreemde chemische geuren.
2.8.
Op 1 april 2023 heeft [eiser01] de woning bezocht. Op verzoek van [eiser01] heeft [gedaagde02] op die dag het volgende schriftelijk verklaard:
“HIERBIJ
TEKEN IK
DAT IK MAANDAG
3 APRIL ’23 GA
VERHUIZEN
1 APRIL 2023
ROTTERDAM”
2.9.
[eiser01] heeft eind mei 2023 bij [gedaagde01] het einde van de huurovereenkomst per
15 juli 2023 aangezegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert - samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde01] c.s. te veroordelen om de woning, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin van hunnentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en onder overgave van de sleutels en wat daartoe verder behoort ter beschikking van [eiser01] te stellen;
[gedaagde01] te veroordelen om aan [eiser01] te voldoen € 7.095,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.505,- vanaf 12 april 2023 tot de dag van betaling en over
€ 1.295,- vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling en over een bedrag van € 1.295,- vanaf 1 juni 2023 tot de dag van betaling en te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 696,36;
3. [gedaagde01] c.s. te veroordelen in de (na)kosten van dit kort geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde01] voert verweer.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Gelet op de huurachterstand die oploopt en de gestelde overlast in de woning, heeft [eiser01] voldoende spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening.
[gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04]
4.2.
[gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] verstek wordt verleend. Nu [gedaagde01] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
4.3.
Op grond van de door [eiser01] ingenomen stellingen en bij gebreke van verweer daartegen gaat de voorzieningenrechter uit van de juistheid van de stellingen van [eiser01] . Daarbij is van belang dat – alhoewel [gedaagde02] een minderjarige dochter heeft en een ontruiming daarmee een zeer ingrijpende maatregel betreft – de bewoners in het contact met [eiser01] meerdere malen hebben toegezegd de woning te zullen verlaten, waaronder via Whatsapp maar ook door middel van een verklaring door [gedaagde02] (zie 2.8). [eiser01] heeft verklaard dat [gedaagde02] in het contact met hem heeft aangegeven voldoende mensen in de buurt te hebben waar zij terecht kan. Bovendien heeft [eiser01] het einde van de huurovereenkomst tijdig aangezegd, dus eindigt de huurovereenkomst per 15 juli 2023 en moeten [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] hoe dan ook de woning op korte termijn verlaten. De vordering komt de voorzieningenrechter dan ook niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt toegewezen. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
[gedaagde01]
Ontruiming
4.4.
Een vordering tot ontruiming van een verhuurd pand is in kort geding slechts toewijsbaar als met de vereiste hoge mate van aannemelijkheid valt te verwachten dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure wordt ontbonden, terwijl niet van de verhuurder kan worden gevraagd dat hij de beslissing in een eventuele bodemprocedure afwacht.
4.5.
Niet in geschil is dat [eiser01] de huurovereenkomst met [gedaagde01] heeft gesloten en dat hij zelf nooit in de woning heeft gewoond. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat hij slechts [gedaagde02] en haar dochter heeft willen helpen met het vinden van een huurwoning en dat
het de bedoeling was dat de bewoners het contract met [eiser01] zouden overnemen. [gedaagde01] wijst daarbij ook op het feit dat [gedaagde02] in 2022 meerdere maanden de huur zelf heeft betaald. Alhoewel [eiser01] wist en daarmee ook heeft geaccepteerd dat de woning door [gedaagde02] werd bewoond, is [gedaagde01] met [eiser01] de huurovereenkomst aangegaan. [gedaagde01] blijft daarmee aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst, waaronder de betaling van de huur. Wat hij vervolgens al dan niet met de bewoners is overeengekomen, komt voor zijn eigen rekening en risico.
4.6.
[eiser01] heeft onbetwist gesteld dat sprake is van een huurachterstand vanaf 1 januari 2023 tot heden, te weten € 7.095,-. Een huurachterstand van ten minste drie maanden levert volgens vaste rechtspraak een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst, als bedoeld in artikel 6:265 BW, die in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Gelet op de hoogte van de huurachterstand (ruim 5 maanden) is het zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. Daar komt bij dat [eiser01] onbetwist heeft gesteld dat sprake is van overlast vanuit de woning. Aldus is met de vereiste hoge mate aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure wordt ontbonden. Nu de huurovereenkomst per 15 juli 2023 eindigt is het overigens de vraag of er nog een bodemprocedure volgt. De voorzieningenrechter acht het gelet op het voorgaande gerechtvaardigd om de vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Huurachterstand
4.7.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.8.
[gedaagde01] heeft niet heeft betwist dat sprake is van een huurachterstand van in ieder geval vijf maanden (ofwel € 7.095,-). [gedaagde01] heeft nog wel aangevoerd dat [gedaagde02] in 2022 de huur betaalde en dat hij mede daarom niet is gehouden de overige termijnen te voldoen, maar mede gelet op wat onder 4.5 is overwogen gaat dit verweer niet op.
4.9.
Daarnaast is het door [eiser01] gemotiveerde spoedeisend belang niet weersproken en wordt het risico van onmogelijkheid van terugbetaling als aanvaardbaar ingeschat. De vordering tot veroordeling tot betaling van de achterstallige huur wordt daarom toegewezen.
4.10.
De gevorderde rente is niet betwist en wordt toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
Buitengerechtelijke kosten
4.11.
[eiser01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. [eiser01] heeft aan [gedaagde01] op 5 april 2023 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van het gevorderde bedrag is bovendien in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde01] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,86
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
697,00
Totaal € 2.127,86
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing is bepaald. Op grond van r.o. 2.3. van het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853) wordt in dit vonnis geen aparte beslissing genomen over nakosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde02] , [gedaagde03] en
[gedaagde04] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. om het gehuurde staande en gelegen aan het adres
[adres01] te [postcode01] Rotterdam, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin van hunnentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te voldoen een bedrag van € 7.095,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.505,- vanaf 12 april 2023 tot de dag van betaling en over een bedrag van € 1.295,- vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling en over een bedrag van € 1.295,- vanaf 1 juni 2023 tot de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te voldoen de buitengerechtelijke kosten van
€ 696,36;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 2.127,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.
[3070/1573]