ECLI:NL:RBROT:2023:519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
10/095394-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting van online-bedrijven en achterafbetaalservices en voor witwassen

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van verschillende online-bedrijven en aan witwassen. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het oplichten van meerdere bedrijven door gebruik te maken van valse persoonsgegevens en het plaatsen van online bestellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022, samen met anderen, opzettelijk goederen heeft besteld met de persoonsgegevens van anderen, waarbij hij gebruik maakte van achterafbetaaldiensten. De verdachte heeft de bestelde goederen laten afleveren op afhaalpunten, waar deze door medeverdachten zijn opgehaald. De rechtbank heeft de verdachte voor een deel van de tenlastelegging vrijgesproken, maar heeft de oplichting en het witwassen wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan benadeelde partijen, maar heeft de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat niet vaststond dat deze partij gerechtigd was om de vordering in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/095394-22
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
22 december 2022 en van 12 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • (partiële) vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde oplichting van [bedrijf10] en [bedrijf11];
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde oplichting van [bedrijf01], [bedrijf02], [bedrijf03], [bedrijf04], [bedrijf05], [bedrijf06] en [bedrijf07], alsmede bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van (opzet)witwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde oplichting van [bedrijf10] en [bedrijf11] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering (partieel) zal worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde oplichting van [bedrijf04] niet wettig en overtuigend is bewezen, omdat niet is gebleken dat bij de online bestellingen van de goederen bij deze webshop gebruik is gemaakt van persoonsgegevens of adresgegevens van een ander. De verdachte lijkt de goederen te hebben besteld onder zijn eigen naam en met gebruikmaking van zijn eigen adres. De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [bedrijf05] heeft opgelicht nu het dossier geen aangifte van [bedrijf05] bevat en evenmin kan worden vastgesteld dat [bedrijf05] schulden heeft overgenomen in de zaken waarin de betrokkenheid van de verdachte is vastgesteld. De verdachte zal derhalve voor die twee onderdelen (partieel) worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen (verder) zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
in de periode 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022
in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen
[bedrijf01] en [bedrijf02] en [bedrijf03] en [bedrijf06] en [bedrijf07], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
en/ofhet aangaan van een schuld
, te weten de afgifte van onder meer pannen
en/of schoenen en/of kleding en/of tot het
aangaan van een of meer schuld(en), door
- online bestellingen te plaatsen met de persoonsgegevens en/of adresgegevens
van een ander en/of
- een fictief email-adres aan te maken met de persoonsgegevens van een ander
en
- met dat fictieve email-adres (een) online-bestelling(en) te plaatsen bij een of
meer van die bedrijven en
- voor de betaling van die bestellingen te kiezen voor de optie uitgesteld / achteraf
online betalen via [bedrijf06] en/of [bedrijf07] en
- ná die bestelling het bezorgadres te wijzigen/routeren naar een afleverpunt van
[bedrijf10] en/of [bedrijf11] en
- hierbij gebruik te maken van de e-mailadres(sen) [e_mail01]
en/of [e_mail02] en/of [e_mail03] en
- die bestellingen/postpakketten op te halen en/of te laten ophalen bij die
afhaalpunten,
als gevolg waarvan [bedrijf01] en/of [bedrijf02] en/of
[bedrijf03] en en/of
[bedrijf06] en/of [bedrijf07], (telkens) werden bewogen tot de
afgiften van een of meer goederen en/of het aangaan van schulden.
2
hij
in de periode 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022
te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een ander
voorwerp
(en)((onder meer kleding, pannensets en schoenen), heeft verworven
en/ofvoorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit eigen misdrijf.
en
hij
in de periode 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022
te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een ander
(van) voorwerp
(en)((ondermeer kleding, pannensets en/of schoenen)en/of geldbedragen (ongeveer €76.672,05), - heeft verworven
en/ofheeft omgezet
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen
en de geldbedragen- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
medeplegen van oplichting;
feit 2:
medeplegen van eenvoudig witwassen en medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar samen anderen schuldig gemaakt aan oplichting en witwassen van voornamelijk kleding en schoenen.
Door de verdachte zijn, met persoons- en adresgegevens van anderen, op naam van die anderen goederen besteld bij webwinkels. De verdachte koos bij het plaatsen van de bestelling voor een achterafbetaaldienst, zoals [bedrijf06] en [bedrijf07]. Na aankomst van de bestelde goederen bij het postorderbedrijf, wijzigde de verdachte het oorspronkelijk door hem opgegeven adres (waar de goederen normaliter bezorgd zouden worden) naar een afhaallocatie. Daar werden de goederen door medeverdachten afgehaald. De aldus verkregen goederen zijn daarna door de verdachte en een medeverdachte witgewassen door deze goederen via internetsites als Marktplaats en Vinted te verkopen.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat webwinkels en postorderbedrijven aan hun klanten geven. Dit vertrouwen is essentieel in het handelsverkeer. De verdachte heeft op de hiervoor omschreven wijze een groot aantal bestellingen geplaatst en heeft de achterafbetaaldiensten voor aanzienlijke bedragen benadeeld.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij niet alleen bedrijven heeft benadeeld, maar ook dat hij de persoonsgegevens van een groot aantal particulieren onrechtmatig heeft gebruikt. Hij heeft deze mensen daarmee veel overlast en zorgen bezorgd. Zij ontvingen ten onrechte rekeningen en aanmaningen voor goederen die zij niet hadden besteld, hebben de nodige moeite moeten doen om de levering van deze goederen te voorkomen, dan wel moesten zij aantonen dat zij het slachtoffer waren geworden van oplichting.
Met het bewezenverklaarde eenvoudige witwassen is in de strafoplegging geen rekening gehouden nu ook het tevens ten laste gelegde gronddelict ook bewezen is verklaard.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 december 2022. Dit rapport houdt, onder meer, het volgende in.
De verdachte zit sinds februari 2017 zonder enige vorm van dagbesteding thuis en hij beschikt niet over een inkomen.
De verdachte laat zelfbepalend gedrag zien, hij laat zich niet makkelijk aansturen door zijn omgeving en (ook) op het gebied van schoolgang of werk trekt hij zijn eigen plan.
De verdachte heeft, zeker gezien zijn leeftijd, een aanzienlijk justitieel verleden. In het verleden is er ook geprobeerd hulpverlening in te schakelen, zonder of met zeer beperkt resultaat.
Op 5 december 2022 heeft op verzoek van de afdeling Detentie en Re-integratie een gesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en een medewerker van het Jongerenloket, waarin de mogelijkheid van het volgen van een drie á vier maanden durend traject bij het Techniekcollege na afloop van de detentie van de verdachte is besproken. Daarbij wordt de verdachte ook hulp geboden bij het zoeken naar een baan.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de verplichte deelname van de verdachte aan actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, de verplichte medewerking van de verdachte aan de controle op het gebruik van cannabis en een inspanningsverplichting van de verdachte tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich op grote schaal en gedurende een periode van meer dan een jaar op een geraffineerde wijze bezig heeft gehouden met het oplichten van webshops en achterafbetaaldiensten. De verdachte heeft daar een initiërende en aansturende rol in gehad. Hij heeft anderen bij zijn activiteiten betrokken en ingezet in die zin dat zij tegen betaling de door verdachte bestelde pakketten hebben afgehaald. Uit het dossier blijkt dat de verdachte een dreigende houding jegens één van hen heeft aangenomen toen deze te kennen gaf met het afhalen van pakketten te willen stoppen. De rechtbank acht het niet aannemelijk geworden dat de verdachte zelf door derden onder druk is gezet om de feiten te plegen en zal daar in de strafoplegging, anders dan verzocht, dan ook geen rekening mee houden.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis.
De rechtbank volgt de raadsman daarin niet. Gelet op de ernst van de feiten, de duur van de periode dat de verdachte zich met het plegen daarvan heeft beziggehouden en de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan, kan met een straf als de verdediging voor ogen staat niet worden volstaan.
Wel zal de rechtbank een aanmerkelijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de eis van de officier van justitie de rechtbank te hoog voorkomt.
Gelet op de leeftijd van de verdachte en omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om de verdachte er gedurende langere tijd van te weerhouden om strafbare feiten te plegen en om aan de op te leggen voorwaarden gedurende langere tijd uitvoering te kunnen geven, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel, zoals ook gevorderd door de officier van justitie, een proeftijd van drie jaar verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen

De benadeelde partij [bedrijf06]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [bedrijf08] / [bedrijf09], handelend onder de naam [bedrijf06], (hierna: [bedrijf06]) ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 23.326,62 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Zij heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er feitelijk geen vordering door [bedrijf06] is ingediend. Subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat niet blijkt dat [naam01] gemachtigd is om namens [bedrijf06] een vordering in te dienen. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is, omdat de hoogte van de schade niet blijkt.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet vast staat dat [naam01] gerechtigd is [bedrijf06] in deze procedure te vertegenwoordigen.
Weliswaar bevindt zich bij de vordering een volmacht van [naam02] namens [bedrijf08] h.o.d.n. [bedrijf06] aan [naam01] , maar uit het uittreksel van de kamer van koophandel blijkt niet dat de heer [naam02] bestuurder is, dan wel anderszins bevoegd is om die vennootschap te vertegenwoordigen. Daarnaast blijkt uit de tekst van voornoemde volmacht dat deze ziet op het doen van aangifte van fraude en oplichting bij de politie. Nu noch uit de volmacht, noch uit andere bij de vordering gevoegde stukken (waaronder een uittreksel uit de Kamer voor Koophandel) blijkt dat [naam01] is gemachtigd tot het indienen van een vordering als benadeelde partij namens [bedrijf06], is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
De benadeelde partij [bedrijf07]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [bedrijf07] B.V. (hierna: [bedrijf07]) ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 24.566,23 aan materiële schade.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 15.200,55 en tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het meer gevorderde. Zij heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
8.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat deze onvoldoende duidelijk is, gelet op het verschil in de bedragen genoemd met betrekking tot zowel de betaalkosten als de afronding.
8.7.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit tot een bedrag van € 14.175,55 rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht (proces-verbaal nummer [proces-verbaalnummer01] . AMB en het daarbij als bijlage gevoegde Excel-bestand) en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering tot dit bedrag worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu hiervoor nader onderzoek noodzakelijk zou zijn hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar vordering om aan de verdachte te maatregel van schadevergoeding op te leggen, nu de benadeelde partij zelf over voldoende middelen beschikt en in staat moet worden geacht om de incasso van het toegewezen bedrag te effectueren.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 14.175,55, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan (partieel) vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mocht het middelengebruik daartoe aanleiding geven kan er ingezet worden op een leefstijltraining of ambulante behandeling, dit ter beoordeling van de reclassering. Betrokkene houdt zich dan aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
3. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
4. de veroordeelde zal zich inspannen tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding. Zo nodig met hulp van het Jongerenloket of een andere daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. Hij geeft toestemming aan de toezichthouder tot het onderhouden van contact met school en/of werk. De veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben van een inkomen bij voorkeur uit werk. Hij geeft daarbij de reclassering openheid over en inzicht in zijn financiën. Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van betrokkene te verbeteren, is hij verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [bedrijf06] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [bedrijf06] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [bedrijf07], te betalen een bedrag van
€ 14.175,55 (zegge: veertienduizend eenhonderdvijfenzeventig euro en vijfenvijftig eurocent), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. N. Freese en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten en J.P. van der Wijden, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 januari 2023.
De griffier mr. A.K.J. van Zanten is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022
te [plaats01] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijf01] en/of [bedrijf02] en/of [bedrijf03] en/of
[bedrijf04], en/of [bedrijf10] en/of [bedrijf11] en/of [bedrijf05] en/of [bedrijf06] en/of [bedrijf07], in elk
geval een of meer (online)bedrijven en/of transporteurs en/of
achterafbetaalservices heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van ondermeer pannen
en/of schoenen en/of kleding, in elk geval een of meer goederen en/of tot het
aangaan van een of meer schuld(en), door
- ( online) bestellingen te plaatsen met de persoonsgegevens en/of adresgegevens
van een ander en/of
- een (fictief) email-adres aan te maken met de persoonsgegevens van een ander
en/of
- met dat (fictieve) email-adres (een) online-bestelling(en) te plaatsen bij een of
meer van die bedrijf(ven) en/of
- voor de betaling van die bestelling(en) te kiezen voor de optie uitgesteld / achteraf
online betalen via [bedrijf05] en/of [bedrijf06] en/of [bedrijf07] en/of
- ná die bestelling het bezorgadres te wijzigen/routeren naar een afleverpunt van
[bedrijf10] en/of [bedrijf11] en/of
- ( hierbij) gebruik te maken van het/de e-mailadres(sen) [e_mail01]
en/of [e_mail02] en/of [e_mail03] en/of
- die bestelling(en)/postpakketten op te halen en/of te laten ophalen bij die
afhaalpunten,
als gevolg waarvan [bedrijf01] en/of [bedrijf02] en/of
[bedrijf03] en/of [bedrijf04], en/of [bedrijf10] en/of [bedrijf11] en/of [bedrijf05] en/of
[bedrijf06] en/of [bedrijf07], in elk geval die een of meer (online)bedrijven en/of die
transporteurs en/of die achterafbetaalservices (telkens) werden bewogen tot de
afgiften van een of meer goederen en/of het aangaan van schuld(en);
2
hij
in of omstreeks de periode 19 april 2021 tot en met 22 juni 2022
te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een voorwerp ((ondermeer kleding, pannensets en of schoenen), althans een
of meer voorwerpen en/of een of meer geldbedragen (ongeveer €76.672,05), althans
enig geldbedrag,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte
heeft gemaakt;