Op 19 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kinderrechter overwoog dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [voornaam minderjarige01] niet langer gerechtvaardigd kon worden, gezien het gebrek aan regie door een vaste jeugdbeschermer en de afwezigheid van een meerwaarde van de ondertoezichtstelling voor de minderjarige.
De ouders van [voornaam minderjarige01] zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij zijn moeder. De Raad had eerder een ondertoezichtstelling uitgesproken tot 27 mei 2023, maar de kinderrechter concludeerde dat er op dat moment geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar was en dat de rol van de vader in de hulpverlening onduidelijk bleef. De kinderrechter merkte op dat de situatie van [voornaam minderjarige01] niet verbeterde en dat de ouders, ondanks hun wens om hulpverlening in te schakelen, beperkt werden in hun gezag door de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter benadrukte dat de zorgen over [voornaam minderjarige01] nog steeds aanwezig zijn en dat het contact tussen de vader en de minderjarige niet hersteld is. De ouders werden aangespoord om samen met hun advocaat afspraken te maken over de hulpverlening, zodat de minderjarige de nodige ondersteuning kan krijgen. De kinderrechter wees het verzoek van de Raad af, met de hoop dat de ouders met de hulp van de aangemelde instanties tot een oplossing kunnen komen voor de situatie van [voornaam minderjarige01].