ECLI:NL:RBROT:2023:5014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10247103 CV EXPL 22-38642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over bewoning en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de verhuurder, aangeduid als [eiser01], ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte aan de [straatnaam01] in Rotterdam. De verhuurder stelt dat er sprake is van overbewoning, omdat er meer personen in het gehuurde wonen dan de twee huurders die in de huurovereenkomst zijn vermeld. De gedaagden, bestaande uit [gedaagde01], [gedaagde02], [gedaagde03] en [gedaagde04], hebben echter aangevoerd dat zij als broers en zussen samen in de woning wonen en dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2023 zijn de partijen verschenen, waarbij [eiser01] werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.C. van ‘t Hek en de gedaagden door mr. M.P. Kloppenburg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder op de hoogte was van de situatie en dat er geen overlast is geweest. De kantonrechter oordeelt dat de bewoning door de gedaagden, die als gezin worden beschouwd, normaal is en dat er geen tekortkoming is in de nakoming van de huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 330,- aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10247103 CV EXPL 22-38642
datum uitspraak: 16 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A.C. van ‘t Hek,
tegen

1.[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
niet verschenen,

2.[gedaagde02] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.P. Kloppenburg,

3.[gedaagde03] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.P. Kloppenburg,

4.[gedaagde04] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.P. Kloppenburg.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’, ‘ [gedaagde03] ’ en ‘ [gedaagde04] ’ (of samen gedaagden) genoemd. [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde04] (de gedaagden die verschenen zijn) worden samen ook in enkelvoud ‘ [achternaam gedaagden01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de door [achternaam gedaagden01] overgelegde huurovereenkomst;
  • de akte, tevens juridische aanvulling van de gronden eis, van [eiser01] ;
  • de akte van [achternaam gedaagden01] .
1.2.
Op 29 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser01] met gemachtigde en [achternaam gedaagden01] met gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Tussen [eiser01] als verhuurder en [gedaagde01] en [gedaagde02] samen als huurders bestaat een huurovereenkomst betreffende een woonruimte aan de [straatnaam01] in Rotterdam. Er zijn twee schriftelijke huurovereenkomsten, met als verschil dat de ene huurovereenkomst het huisnummer 252 A 02 vermeldt en de andere 252 B 02. [achternaam gedaagden01] heeft de woonruimte aan de [straatnaam01] 252 A 02 in Rotterdam in gebruik.
2.2.
[eiser01] vordert in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Hij vindt dat sprake is van strijd met goed huurderschap door gedaagden, omdat er meer personen (volgens [eiser01] zes) in het gehuurde wonen dan de twee huurders met wie de huurovereenkomst is gesloten. Deze tekortkoming zou de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
2.3.
[achternaam gedaagden01] heeft naar voren gebracht dat er vier personen in het gehuurde wonen, namelijk [gedaagde02] , [gedaagde04] en hun broertje [naam01] . Zij zijn broers en zussen van elkaar. Zij wonen daar al sinds aanvang van de huurovereenkomst en [eiser01] is daar altijd van op de hoogte geweest. Voor [gedaagde03] en [gedaagde04] is zelfs een verhuurdersverklaring afgegeven. Er is geen sprake van een tekortkoming.
Verstekverlening tegen [gedaagde01]
2.4.
[gedaagde01] is niet in de procedure verschenen. Tegen hem wordt daarom verstek verleend. Dit vonnis heeft, omdat [achternaam gedaagden01] wel is verschenen, als een vonnis op tegenspraak beschouwd (artikel 140 lid 3 Rv).
2.5.
Hoewel [gedaagde01] geen verweer heeft gevoerd en de vordering tegen hem in beginsel toewijsbaar is, overweegt de kantonrechter dat de aard van de vordering eraan in de weg staat om die enkel tegen [gedaagde01] toe te wijzen. Een ontbinding van de huurovereenkomst heeft immers alleen het door [eiser01] gewenste effect als deze tegen alle huurders wordt toegewezen. De vordering tegen [gedaagde01] deelt daarom het lot van die tegen de andere gedaagden. De kantonrechter zal de vordering hieronder inhoudelijk beoordelen.
De akte van [eiser01] van 19 april 2023
2.6.
[eiser01] heeft in zijn akte van 19 april 2023 de grondslag van zijn eis aangevuld. De kantonrechter staat die aanvulling niet toe. De aanvulling is gebaseerd op informatie (het vertrek van [gedaagde01] uit het gehuurde) waarover [eiser01] al direct na het uitbrengen van de dagvaarding beschikte. Hij had zijn grondslag toen – in ieder geval uiterlijk bij gelegenheid van de mondelinge behandeling – kunnen aanvullen. Dat heeft hij niet gedaan Bij die mondelinge behandeling is uitdrukkelijk afgesproken dat partijen nog een akte zouden mogen nemen, enkel en alleen om te reageren op de door [achternaam gedaagden01] overgelegde schriftelijke huurovereenkomst. Daarmee is [eiser01] akkoord gegaan. Het nu nog aanvullen van de grondslag van de vordering is in strijd met de goede procesorde.
2.7.
Daar waar [eiser01] – subsidiair – verzoekt om daar waar hij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ten aanzien van huisnummer 252 B 02 vordert, zo nodig 252 A 02 te lezen, staat de kantonrechter dat toe. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [achternaam gedaagden01] op nummer 252 A 02 woont en partijen weten om welke woning het feitelijk gaat. [achternaam gedaagden01] wordt niet in zijn verdediging geschaad als de kantonrechter (alsnog) uitgaat van huisnummer 252 A 02.
Vorderingen tegen [gedaagde03] en [gedaagde04] niet toewijsbaar
2.8.
Een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kan alleen worden toegewezen tegen de huurders. Vast staat dat [gedaagde01] en [gedaagde02] samen huurder zijn van het gehuurde. [gedaagde03] en [gedaagde04] zijn dat niet. De vorderingen tegen [gedaagde03] en [gedaagde04] zullen daarom worden sowieso afgewezen.
Geen tekortkoming, geen ontbinding huurovereenkomst
2.9.
De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door ( [gedaagde01] en) [gedaagde02] , door het laten inwonen van hun zus en broertjes. Het is niet komen vast te staan dat er meer dan vier personen in het gehuurde wonen. De kantonrechter gaat daarom uit van bewoning door deze vier personen. Het enkele feit dat op de huurovereenkomst twee broers staan vermeld, betekent niet dat zij ook slechts met twee personen in het gehuurde mogen wonen. Als [eiser01] had willen afspreken dat het gehuurde maar door maximaal twee personen bewoond mag worden, dan had hij dat in de huurovereenkomst moeten vastleggen. Dat heeft hij niet gedaan.
2.10.
Omdat niet is afgesproken dat alleen [gedaagde01] en [gedaagde02] in het gehuurde mogen wonen, is het hen toegestaan om ook anderen bij zich te laten inwonen, voor zover dat past binnen een ‘normale’ bewoning van het gehuurde. De kantonrechter overweegt dat het gebruikelijk is dat woonruimte door een gezin wordt bewoond. In dit geval is geen sprake van een klassiek gezin, met twee ouders en een aantal kinderen, maar van broers en zussen die een woonruimte delen. De kantonrechter vindt dat deze situatie gelijkgesteld kan worden aan die van een gezin. Er is daarom sprake van normale bewoning.
2.11.
De kantonrechter acht het ook aannemelijk dat [eiser01] op de hoogte was van de situatie. Vast staat dat hij verhuurdersverklaringen heeft afgegeven. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft hij erkend voor [gedaagde03] zo’n verklaring te hebben afgegeven. Op de verklaring voor [gedaagde04] staat de naam van [gedaagde02] , maar volgens [achternaam gedaagden01] wist [eiser01] dat het om [gedaagde04] ging, wat door [eiser01] onvoldoende is weersproken. Vast staat ook dat [eiser01] meermaals in het gehuurde is geweest. Gelet op deze omstandigheden, waarbij niet is gesteld, noch is gebleken dat sprake is van overlast, oordeelt de kantonrechter dat [eiser01] niet nu, jaren na het aangaan van de huurovereenkomst, kan stellen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de manier van bewoning van het gehuurde. De vorderingen van [eiser01] zullen daarom ook jegens [gedaagde01] en [gedaagde02] worden afgewezen.
Proceskosten
2.12.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [achternaam gedaagden01] tot vandaag vast op € 330,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 132,-). Voor kosten die [achternaam gedaagden01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 66,- (1/2 punt x € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van [achternaam gedaagden01] tot vandaag worden vastgesteld op € 330,-;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
51909