In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de verhuurder, aangeduid als [eiser01], ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte aan de [straatnaam01] in Rotterdam. De verhuurder stelt dat er sprake is van overbewoning, omdat er meer personen in het gehuurde wonen dan de twee huurders die in de huurovereenkomst zijn vermeld. De gedaagden, bestaande uit [gedaagde01], [gedaagde02], [gedaagde03] en [gedaagde04], hebben echter aangevoerd dat zij als broers en zussen samen in de woning wonen en dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2023 zijn de partijen verschenen, waarbij [eiser01] werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.C. van ‘t Hek en de gedaagden door mr. M.P. Kloppenburg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder op de hoogte was van de situatie en dat er geen overlast is geweest. De kantonrechter oordeelt dat de bewoning door de gedaagden, die als gezin worden beschouwd, normaal is en dat er geen tekortkoming is in de nakoming van de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 330,- aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.