In deze zaak vordert de Belgische vennootschap Fiducré NV betaling van € 18.000,- van de gedaagde, die zich borg heeft gesteld voor een krediet verstrekt door ING België N.V. aan een andere vennootschap, [bedrijf01]. De gedaagde, die op het moment van de lening zaakvoerder was van [bedrijf01], betwist de geldigheid van de borgstelling en stelt dat Fiducré eerst een pandrecht had moeten uitwinnen voordat zij hem als borg kan aanspreken. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst geldig is, ondanks de betwisting van de gedaagde over zijn handschrift op de borgstellingsovereenkomst. De rechtbank bevestigt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de EEX-Vo 2012, en dat Belgisch recht van toepassing is op de leningovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van Fiducré toe, inclusief de contractuele rente, en legt de proceskosten op aan de gedaagde. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.