ECLI:NL:RBROT:2023:5008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10091514 CV EXPL 22-27820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgstelling en toepasselijkheid Belgisch recht in internationale kredietovereenkomst

In deze zaak vordert de Belgische vennootschap Fiducré NV betaling van € 18.000,- van de gedaagde, die zich borg heeft gesteld voor een krediet verstrekt door ING België N.V. aan een andere vennootschap, [bedrijf01]. De gedaagde, die op het moment van de lening zaakvoerder was van [bedrijf01], betwist de geldigheid van de borgstelling en stelt dat Fiducré eerst een pandrecht had moeten uitwinnen voordat zij hem als borg kan aanspreken. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst geldig is, ondanks de betwisting van de gedaagde over zijn handschrift op de borgstellingsovereenkomst. De rechtbank bevestigt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de EEX-Vo 2012, en dat Belgisch recht van toepassing is op de leningovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van Fiducré toe, inclusief de contractuele rente, en legt de proceskosten op aan de gedaagde. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10091514 CV EXPL 22-27820
datum uitspraak: 9 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Fiducré NV,
vestigingsplaats: Brussel (België),
eiseres,
gemachtigde: CollactiveBMK Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Fiducré’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 september 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de repliek;
  • het tussenvonnis van 27 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 10 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens Fiducré mevrouw [naam01] (bedrijfsjuriste, die heeft deelgenomen via Microsoft Teams) en gemachtigde mr. J.C.F. van Stiphout. [gedaagde01] is in persoon verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Fiducré vordert – nadat zij tijdens de mondelinge behandeling van 10 mei 2023 haar eis heeft verminderd – betaling van een bedrag van € 18.000,- van [gedaagde01] . Dit bedrag wil zij van [gedaagde01] hebben omdat [gedaagde01] zich borg heeft gesteld voor een krediet dat door ING België N.V. aan [bedrijf01] is verstrekt. [gedaagde01] was op het moment van het sluiten van de leningovereenkomst zaakvoerder van [bedrijf01] . [bedrijf01] is haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet nagekomen en is in staat van faillissement verklaard. ING Bank N.V. heeft haar vordering overgedragen aan Fiducré.
2.2.
[gedaagde01] erkent dat [bedrijf01] niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar vindt dat hij niet als borg door Fiducré mag worden aangesproken. [bedrijf01] heeft een pandrecht verstrekt aan (destijds) ING Bank N.V. en dat had moeten worden uitgewonnen. Fiducré kan niet nu, jaren later, alsnog bij [gedaagde01] aankloppen. [gedaagde01] betwist dat het zijn handschrift is op de overeenkomst waar is geschreven
“Goed voor hoofdelijke en ondeelbare borgtocht ten belope van achttienduizend euro voor alle verbintenissen die uit het onderhavige contract voortvloeien”.
Rechtsmacht Nederlandse rechter
2.3.
Deze zaak heeft internationale kenmerken, omdat Fiducré een Belgische vennootschap is. De kantonrechter moet daarom (ambtshalve) toetsen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
2.4.
Voor de beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden gekeken in de Verordening 1215/2102 (EEX-Vo 2012). In artikel 26 staat dat als de verweerder (in dit geval [gedaagde01] ) in de procedure verschijnt, de rechtbank bevoegd is, enkele uitzonderingen daargelaten. Geen van die uitzonderingen doet zich hier voor. Dat betekent dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 26 EEX-Vo 2012 rechtsmacht heeft en dat de Rechtbank Rotterdam bevoegd is.
Toepasselijk recht
2.5.
Op de leningovereenkomst is het Algemeen Reglement der Kredieten (hierna: ‘Algemeen Reglement’) van toepassing verklaard. De toepasselijkheid van het Algemeen Reglement is niet ter discussie gesteld en de kantonrechter gaat daar dan ook vanuit. In het Algemeen Reglement is in artikel 22 eerste zin bepaald dat Belgisch recht van toepassing is. Op basis van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) is daarom Belgisch recht van toepassing.
Geldigheid van de borgstelling
2.6.
De betwisting van [gedaagde01] dat het zijn handschrift is op de leningovereenkomst waar de borgstelling is bevestigd, betekent niet dat de overeenkomst niet geldig is. [gedaagde01] heeft niet betwist dat de inhoud van de overeenkomst klopt; hij heeft zelfs erkend dat hij zich borg heeft gesteld. Het is daarom onduidelijk wat hij wil bereiken met zijn betwisting en de kantonrechter kan er daarom geen gevolgen aan verbinden. De overeenkomst is geldig en moet door [gedaagde01] worden nagekomen.
Beroep op borgstelling door Fiducré
2.7.
Fiducré mag zich op de borgstelling beroepen. Uit de leningovereenkomst blijkt niet dat [gedaagde01] een pandrecht heeft verleend en hij heeft daarvan ook geen stukken overgelegd, ondanks dat hem dat wel is gevraagd in het tussenvonnis van 27 januari 2023. Uit niets blijkt daarom dat er enige verplichting van Fiducré zou zijn om eerst dat pandrecht uit te winnen voordat zij [gedaagde01] als borg mag aanspreken.
Geen verjaring
2.8.
De mededeling van [gedaagde01] dat Fiducré niet jaren later alsnog bij hem kan aankloppen, kan worden beschouwd als een beroep op verjaring van de vordering van Fiducré. Daarvan is geen sprake. Volgens artikel 2262bis, § 1, eerste lid, (Belgisch) BW verjaart de vordering pas na tien jaar en de leningovereenkomst met daarin de borgstelling dateert van 28 juli 2016. Fiducré heeft [gedaagde01] dus tijdig gedagvaard.
Vordering toewijsbaar
2.9.
Op basis van de leningovereenkomst met daarin de borgstelling kan Fiducré de hoofdsom van € 16.181,- op [gedaagde01] verhalen. Daarnaast maakt Fiducré aanspraak op rente. Die rente bedraagt 3,66% per jaar (1,66% per jaar op basis van artikel 1 van de leningovereenkomst + 2% per jaar op basis van artikel 12.3 van het Algemeen Reglement). [gedaagde01] heeft de verschuldigdheid van deze contractuele rente niet betwist, evenmin als de hoogte daarvan. De kantonrechter zal de vervallen rente toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.819,-, nu hoofdsom en rente daarmee op het door Fiducré – na eisvermindering – gevorderde bedrag van € 18.000,- uitkomen. De overige door Fiducré opgevoerde kosten hoeven niet meer te worden besproken, omdat zij die niet meer vordert.
2.10.
De contractuele rente van 3,66% per jaar wordt daarnaast toegewezen over de hoofdsom van € 16.181,- vanaf de dag van dagvaarding tot de datum van volledige betaling.
Proceskosten
2.11.
Op de manier van procederen in deze procedure is Nederlands recht van toepassing (artikel 10:3 BW). De kosten worden daarom niet naar Belgisch, maar naar Nederlands recht vastgesteld.
2.12.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Fiducré tot vandaag vast op € 129,22 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht en € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 396,-). Dit is totaal € 2.305,22. Voor kosten die Fiducré maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Fiducré te betalen € 18.000,- met de contractuele rente van 3,66% per jaar over een bedrag van € 16.181,- vanaf 6 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Fiducré tot vandaag worden vastgesteld op € 2.305,22 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
51909