ECLI:NL:RBROT:2023:5003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/10/650981 HO RK 23/22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het budget voor de observator in een WHOA-zaak

In deze zaak, die betrekking heeft op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster], heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 een beschikking gegeven in het kader van de WHOA-procedure. De rechtbank had eerder op 18 januari 2023 mr. J.J. van Hees aangesteld als observator, met de opdracht om binnen een week een begroting van de kosten van zijn werkzaamheden en die van eventuele derden op te stellen. De observator heeft op 25 januari 2023 een begroting van € 98.500,-- exclusief BTW ingediend, welke begroting door de advocaten van [verzoekster] op 30 januari 2023 werd goedgekeurd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 380 lid 4 van de Faillissementswet, in samenhang met artikel 371 lid 10 van dezelfde wet, het budget voor de observator vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingediende begroting niet onredelijk is en heeft het bedrag dat de werkzaamheden van de observator ten hoogste mogen kosten vastgesteld op € 98.500,-- exclusief BTW. Tevens is bepaald dat deze kosten voor rekening van [verzoekster] komen en dat [verzoekster] voor de betaling ervan zekerheid dient te stellen ten genoegen van de observator. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
Vaststellen budget observator
zaak/rekestnummer: C/10/650981 HO RK 23/22
uitspraakdatum: 2 februari 2023
In de besloten akkoordprocedure betreffende:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaten: mrs. B.W.G. van der Velden en S.R.F. Aarts, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 18 januari 2023 heeft de rechtbank mr. J.J. van Hees aangesteld als observator. De rechtbank heeft de observator daarbij opgedragen binnen een week een begroting van de kosten van zijn werkzaamheden en die van eventuele derden die door hem worden geraadpleegd te maken en deze aan de rechtbank toe te zenden. De rechtbank heeft de beslissing tot vaststelling van het bedrag dat de werkzaamheden ten hoogste mogen kosten aangehouden.
1.2.
Bij e-mailbericht van 25 januari 2023 heeft de observator een begroting van de kosten aan de rechtbank toegezonden. De observator begroot de kosten over de periode tot eind februari 2023 op € 98.500,-- exclusief BTW.
1.3.
Bij e-mailbericht van 30 januari 2023 hebben de advocaten van [verzoekster] de rechtbank laten weten dat [verzoekster] geen bezwaar heeft tegen de begroting van de observator.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank dient op grond van artikel 380 lid 4 Fw juncto artikel 371 lid 10 Fw het bedrag vast te stellen dat de werkzaamheden van de observator en die van eventuele derden die door hem worden geraadpleegd ten hoogste mogen kosten. De door de observator ingediende begroting voor de werkzaamheden komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal het budget overeenkomstig de begroting vaststellen.
2.2.
In de beschikking van 18 januari 2023 is reeds bepaald dat deze kosten voor rekening van [verzoekster] komen en dat [verzoekster] voor de betaling ervan ten genoegen van de observator zekerheid dient te stellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag dat de werkzaamheden van de observator ten hoogste mogen kosten vast op € 98.500,-- (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. A.E. de Vos en
mr. M.P. de Valk, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.