ECLI:NL:RBROT:2023:5000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
tijdelijke voorziening afkoelingsperiode
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke voorziening afkoelingsperiode in WHOA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een tijdelijke afkoelingsperiode op basis van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft op 2 januari 2023 een verklaring ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Tevens heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode, bedoeld om haar in staat te stellen een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een situatie verkeert waarin het aannemelijk is dat zij haar schulden niet kan betalen zonder herstructurering. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode voorlopig verleend, met als doel de continuïteit van de onderneming te waarborgen en verzoekster de gelegenheid te geven om met haar schuldeisers tot een akkoord te komen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de schuldeisers in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze te geven voordat een eindbeslissing wordt genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de bevoegdheid van de schuldeisers tot verhaal op de goederen van verzoekster beperkt, tenzij zij hiervoor toestemming van de rechtbank hebben verkregen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
tijdelijke voorziening afkoelingsperiode
zaak/rekestnummer: C/10/650437 HO RK 23/1
uitspraakdatum: 3 januari 2023
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaten: mrs. B.W.G. van der Velden en S.R.F. Aarts, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 2 januari 2023 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Eveneens op 2 januari 2023 heeft verzoekster ter griffie een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw jo artikel 372 Fw.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw jo 372 lid 3 Fw ten behoeve van verzoekster en de rechtspersonen die samen met verzoekster een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek (BW) (namelijk de rechtspersonen als genoemd in productie 1 bij het verzoekschrift, welke lijst als bijlage aan deze uitspraak is gehecht) voor een periode van drie maanden vanaf 4 januari 2023 ten aanzien van ABN AMRO Bank N.V., Coöperatieve Rabobank U.A., Commerzbank Aktiengesellschaft, DSB Bank Limited, Deutsche Bank AG, ING Bank N.V., Lloyds Bank PLC, National Westminster Bank plc en Liberty Mutual Insurance Europe SE (handelend onder de naam Nationale Borg) of hun rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.
2.2.
Verzoekster is voornemens binnen een termijn van twee maanden na 2 januari 2023 aan haar schuldeisers en de aandeelhouders een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw aan te bieden. Het WHOA-akkoord zal de schuldeisers een meerwaarde opleveren in vergelijking met een faillissementssituatie, aldus verzoekster.
2.3.
Verzoekster heeft (een spoedeisend) belang bij een afkoelingsperiode. Verzoekster verkeert in de toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan zonder herstructurering. Verzoekster is in vergevorderde onderhandelingen met haar financiers en andere belanghebbenden over aanpassing van de (voorwaarden van de ) financiering van de groep. Op dit moment is sprake van meerdere opeisingsgronden voor kredietfaciliteiten. Een aantal financiers wil vanaf 4 januari 2023 geen (nader) uitstel verlenen, zodat verzoekster en de rechtspersonen die tot de groep behoren in verzuim dreigen te raken, waarna waarschijnlijk verhaalsacties zullen volgen, hetgeen de continuïteit van de ondernemingen van verzoekster en de groep in gevaar zal brengen, aldus steeds verzoekster.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en besloten procedure
3.1.
Verzoekster heeft blijkens de startverklaring gekozen voor een besloten akkoordprocedure. Verzoekster is statutair gevestigd te [vestigingsplaats] . Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b en lid 8 Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 1:10 lid 2 BW heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De beslotenheid van de akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee vast voor het verdere verloop van de procedure.
Afkoelingsperiode
3.2.
Gelet op de gestelde spoedeisendheid zal, bij wijze van tussenbeslissing, de gevraagde afkoelingsperiode, zoals in het dictum omschreven, voorlopig worden verleend.
3.3.
Voor zover het verzoek ziet op het schorsen van faillissementsaanvragen wordt dit afgewezen nu niet is gebleken van tegen verzoekster of rechtspersonen die samen met verzoekster een groep vormen aanhangige faillissementsverzoeken. Indien gedurende de afkoelingsperiode een faillissementsverzoek wordt ingediend, treedt artikel 376 lid 2 aanhef en onder c Fw in werking.
3.4.
Nu een afkoelingsperiode met name de in paragraaf 2.1 genoemde schuldeisers in hun belangen treft, zullen zij in de gelegenheid worden gesteld op het verzoek te worden gehoord alvorens een eindbeslissing wordt gegeven.

4.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt bij wijze van tijdelijke voorziening per 4 januari 2023 ten aanzien van de in paragraaf 2.1 genoemde schuldeisers, een afkoelingsperiode af, zoals bedoeld in artikel 376 Fw ten behoeve van verzoekster en op grond van artikel 372 Fw ten behoeve van de rechtspersonen als genoemd op de als bijlage aan deze uitspraak gehechte lijst voor de periode totdat bij eindbeslissing op het verzoek is beslist, die inhoudt dat:
- elke bevoegdheid van die schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- elke bevoegdheid van die schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van een rechtspersoon, die samen met verzoekster een groep vormt als bedoeld in artikel 2:24b BW (namelijk de rechtspersonen als genoemd in productie 1 bij het verzoekschrift), behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van zodanige rechtspersoon bevinden, voor zover het verhaal of opeising betreft voor rechten die strekken tot voldoening of tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen van verzoekster of van verbintenissen waarvoor die rechtspersoon met of naast verzoekster aansprakelijk is, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode op
17 januari 2023 om 14:00 uurzal plaatsvinden ter zitting van de rechtbank Rotterdam via een videoverbinding, voor de rechters mr. F. Damsteegt, mr. M.P. de Valk en mr. A.E. de Vos;
- bepaalt dat verzoekster onverwijld aan de in paragraaf 2.1 genoemde schuldeisers een kopie van deze beschikking zal toezenden en deze schuldeisers wijst op de mogelijkheid om via een bij de griffier van de rechtbank Rotterdam op te vragen link deel te nemen aan de zitting en een zienswijze te geven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mr. M.P. de Valk en
mr. A.E. de Vos, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023.
de griffier is buiten staat deze
beschikking te ondertekenen