ECLI:NL:RBROT:2023:4980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10/029136-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Eendaadse samenloop van afpersing in vereniging en diefstal met bedreiging met geweld in vereniging.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2007, is beschuldigd van afpersing in vereniging en diefstal met bedreiging met geweld, gepleegd op 2 februari 2022 in Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader een supermarkt heeft overvallen, waarbij zij gewapend met messen de kassière hebben bedreigd en geld hebben geëist. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft de bewezenverklaring zonder nadere motivering vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan hulpverlening en het vermijden van contact met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/029136-22
Datum uitspraak: 21 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Syrië) op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 2 februari 2022 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld,
[slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag,
dat aan de Albert Heijn (gevestigd aan de [adres 2] te
Dordrecht) toebehoorde door
- met stevige pas dreigend en doelbewust te gaan naar de kassa waar achter die [slachtoffer 1]
werkzaam was en
- ( voor die [slachtoffer 1] ) de kassaband op te springen en
- daarbij een mes te tonen aan die [slachtoffer 1]
en
- dicht naast die [slachtoffer 1] in het hokje van de kassa te gaan staan en
- daarbij scheldend de woorden toe te voegen dat die [slachtoffer 1] de
‘kankerkassa’ open moet maken en “ik ga je sjenken, ik ga je steken” en
/of
“opschieten” en “ik sjenk je, ik sjenk je”
en
- daarbij een mes tegen de
(rechter
)zij
,
van die [slachtoffer 1] aan te houden en
/of
- met dat mes (stekende) bewegingen te
maken in de richting van de zij van die [slachtoffer 1] en
- met dat mes een beweging richting de
kassa te maken en daarbij de woorden toe te voegen “doe het geld in de tas”;
2.
hij
op 2 februari 2022 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag,
dat aan Albert Heijn (gevestigd aan de [adres 2] te
Dordrecht) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
door
-onverhoeds achter de servicebalie te staan alwaar die [slachtoffer 2] op dat moment
werkzaam was en
-tegen die [slachtoffer 2] , dreigend de woorden toe te voegen: “doe die kassa open”
en
/of
-daarbij een mes, te tonen aan die
[slachtoffer 2] en
-(vervolgens) met het mes, op de kassa te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met bedreiging van geweld. Op 2 februari 2022 heeft de verdachte samen met zijn mededader een supermarkt overvallen. Terwijl in de supermarkt de klanten hun boodschappen deden, zijn de verdachte en zijn mededader gewapend met messen de winkel ingekomen. Zij zijn naar een van de kassa’s toegegaan en de verdachte is op de kassaband gesprongen. De verdachte is vervolgens dicht naast de kassière in het hokje gaan staan en heeft naar haar geschreeuwd dat zij de kassa open moest maken. Hierbij hield hij zijn mes tegen haar zij. De kassière heeft geld uit de kassa gepakt en dit in de tas van de verdachte gedaan. Ondertussen is de mededader naar de servicebalie toegegaan en heeft hij tegen de kassière achter de balie gezegd dat zij de kassa moest openen. Hierbij heeft hij met zijn mes op de kassa geslagen. De mededader heeft vervolgens zelf geld gepakt uit de kassalade van de servicebalie. De verdachte en de mededader zijn vervolgens samen de winkel uitgerend.
Dit soort gebeurtenissen hebben begrijpelijkerwijs grote impact op de slachtoffers en omstanders en veroorzaken in de samenleving sterke gevoelens van onrust en onveiligheid. Hoe groot die impact is geweest komt ook helder naar voren uit de verklaring die een van de slachtoffers heeft geschreven. Met dit alles hebben de verdachte en zijn mededader geen rekening gehouden en de rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog [psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
11 april 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een psychische stoornis in de zin van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Ook heeft hij een laag gemiddeld cognitief vermogen en blijft hij achter in zijn sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. Dit vormt een belemmering en bedreiging voor zijn verdere persoonlijkheidsontwikkeling en hindert hem in zijn gedragskeuzemogelijkheden op het gebied van zijn dagelijkse functioneren.
Het risico op toekomstig (niet-)gewelddadig antisociaal gedrag is middelmatig. Het risico kan op korte en middellange termijn worden verlaagd door extern toezicht en sturing aan de verdachte te bieden, waarbij hij geen contact heeft met antisociale jongeren, adequate dagbesteding heeft en geen alcohol, softdrugs of lachgas gebruikt. De verdachte kan door middel van een ambulant GGZ-behandeltraject werken aan het verminderen van zijn agressieregulatie problemen en zijn angst- en PTSS-klachten en aan het vergroten van zijn impulscontrole en probleemoplossende vaardigheden. Het is belangrijk dat de verdachte leert om interpersoonlijke conflicten op een meer assertieve manier op te lossen in plaats van boos te worden en te gaan vechten. Ook moet hij leren om op een meer competente manier te ontspannen in plaats van gevoelens van angst/spanning/verdriet te dempen via middelengebruik. Hierdoor kan het risico op toekomstig antisociaal gedrag ook op lange termijn worden teruggebracht.
De psycholoog adviseert een begeleidingstraject vanuit de jeugdreclassering, waarbij de verdachte wordt gevolgd in zijn middelengebruik en contact met leeftijdsgenoten. Ook vindt de psycholoog het belangrijk dat de verdachte een ambulant specialistische GGZ-behandeling zal volgen.
De Raadheeft een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 april 2023, ter aanvulling op het rapport van 21 juni 2022. Deze aanvulling houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft zich het afgelopen jaar gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en is niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. Een van de schorsingsvoorwaarden was het volgen van een behandeling bij de Waag. Dit behandeltraject is vroegtijdig beëindigd zonder positief eindresultaat. Ook zijn er af en toe confrontaties tussen de verdachte en zijn vader. De vader maakt zich zorgen over dat de verdachte zich niet aan de huisregels en afspraken houdt. Daarnaast gaat de verdachte niet naar school. De school verwacht dat stage of werk beter bij de verdachte past. De coaching via Matchmakers is niet tot stand gekomen, maar er is een aanvraag gedaan bij Care it All, een vergelijkbare organisatie. De behandelgesprekken bij de Waag zijn vroegtijdig beëindigd, omdat de verdachte zich niet begeleidbaar heeft opgesteld. Mogelijk komt hier in een later stadium wel ruimte voor.
De Raad adviseert een (deels voorwaardelijke) taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • medewerking moet verlenen aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zoals een vervolgtraject bij de Waag of vergelijkbare hulpverlening;
  • medewerking geeft aan de coaching, zo mogelijk via Care it All of een vergelijkbaar coachingstraject;
  • beschikt over een zinvolle dagbesteding in de vorm van school/stage/werk;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Waagheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 27 januari 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is pas in augustus 2022 met de behandelafspraken gestart. Vanwege de ontkennende verhouding van de verdachte is er geen delictsanalyse opgesteld. De verdachte is het niet eens met de uitslag van het NIFP-onderzoek dat hij getraumatiseerd zou zijn. Hij heeft geen veranderwens op het gebied van grensoverschrijdend of strafbaar gedrag. De verdachte merkt wel dat hij een kort lontje heeft en snel boos kan worden. Hij wil meer beheersingsvaardigheden leren. De verdachte is het niet eens dat vroegere en huidige stressbronnen ook onderwerp van behandeling zouden moeten zijn om het huidig korte lontje te doen verminderen. Hierdoor zijn de mogelijkheden binnen de huidige behandeling beperkt en het effect dus gering. Ook is de verdachte niet altijd op afspraken verschenen. De kans op recidive is gelijk gebleven. De Waag adviseert een langdurige therapievorm gebaseerd op schematherapie, waarin gekeken kan worden naar de zelfbeschermende houding die de verdachte heeft ontwikkeld en op welke manier hem dit (nog) helpt.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
De jeugdreclassering heeft ter zitting toegelicht dat de verdachte niet gemotiveerd is om te praten over zijn verleden, waardoor de behandeling bij de Waag is beëindigd. De verdachte heeft goed contact met de mentor van school. Hij is bezig met solliciteren voor een baan. De begeleiding in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is goed verlopen, behalve dat de verdachte nog geen dagbesteding heeft en de behandeling bij de Waag vroegtijdig is gestopt. Het contact tussen de verdachte en de ouders lijkt te zijn hersteld. Het is belangrijk dat de verdachte zo snel mogelijk een dagbesteding heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke jeugddetentie achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat het gaat om een zeer ernstig feit dat veel impact heeft gehad op de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank volgt de eis van de officier van justitie.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, overeenkomstig het advies van de Raad en de jeugdreclassering. Ook legt de rechtbank een contactverbod met de slachtoffers op. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Tijdens de overval heeft de verdachte een mes bij het lichaam van het slachtoffer gehouden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, gelet op de ernst van de feiten, de rapportages van de psycholoog, de Raad en de Waag, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en de behandeling bij de Waag niet was aangeslagen. De oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en PTSS zijn op dit moment nog niet behandeld. Ook erkent de verdachte dat hij een kort lontje heeft. De psycholoog heeft geconstateerd dat het belangrijk is dat de verdachte leert om interpersoonlijke conflicten op een meer assertieve manier op te lossen in plaats van boos te worden en te gaan vechten. Zo lang de verdachte hiervoor geen behandeling heeft gevolgd, blijft de problematiek aanwezig en bestaat het risico dat de verdachte opnieuw de fout in gaat. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. I.M. van Loo, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 25.124,11 aan materiële schade en een bedrag van € 1.707,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens vordert de benadeelde partij de door haar gemaakte proceskosten ter hoogte van € 7.541,69.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, zoals de rechtbank dit in het vonnis van de mededader heeft beslist, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel moet worden afgewezen. Het is onduidelijk hoe de medische kosten zich verhouden tot het eigen risico. Ook is er geen diagnose vastgesteld en is de behandeling niet gelijk na de overval gestart. Nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarnaast zijn de reis- en parkeerkosten onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de mantelzorgvergoeding dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is geen sprake van noodzakelijke mantelzorg waarvoor een vergoeding kan worden gevraagd. Ten aanzien van de studievertraging dient de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Op basis van de stukken kan niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, het ten laste gelegde studievertraging tot gevolg heeft gehad. Nader onderzoek hiernaar vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Ten aanzien van de gevorderde proceskosten dienen de voor civiele procedures geldende liquidatietarieven als uitgangspunt te worden genomen. In dit geval komt dit neer op twee punten (een voor het indienen van de vordering en een voor de toelichting ter zitting). Tot slot is de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Er is geen geestelijk letsel vastgesteld en er is geen causaal verband met het ten laste gelegde feit.
8.3.
Beoordeling
Vast staat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de ‘medische kosten’ en ‘reis- en parkeerkosten’ is voldoende onderbouwd en zal, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen. Hierbij zijn in aanmerking genomen de door de benadeelde partij overgelegde kilometerstaten en afschriften van verschillende reis- en parkeerapps. Daarnaast blijkt uit de brief van de zorgverlener voldoende dat er sprake is van een diagnose waar een medische behandeling voor nodig is. De kosten zijn voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. Dat de medische behandeling niet direct na de overval is gestart komt omdat de benadeelde partij eerst behandeling via haar werkgever heeft ondergaan.
Ook het deel van de vordering, zijnde € 9.250,00, dat betrekking heeft op de ‘studievertraging’ zal - ondanks de betwisting door de verdediging - worden toegewezen, nu voldoende is onderbouwd dat er studievertraging is opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde. Op grond van de studieresultaten van de benadeelde partij en de voldoende onderbouwde psychische klachten waarvoor langdurige behandeling nodig was, staat voldoende vast dat de studieresultaten van de benadeelde partij na het incident sterk achteruit zijn gegaan en zij daardoor studievertraging heeft opgelopen. Dat deze achteruitgang aan het incident te wijten is, staat - mede gezien de verklaring van de therapeut - voldoende vast. Gelet ook op de hiervoor geldende richtlijnen is het gevorderde bedrag voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor ‘mantelzorg’ geldt dat de gestelde aard, omvang en noodzaak van de mantelzorg onvoldoende is komen vast te staan. Daarvoor is, mede gezien de gemotiveerde betwisting, nadere bewijsvoering noodzakelijk. Daarmee levert dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag van € 1.707,00 acht de rechtbank billijk, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de integriteit van de benadeelde partij. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 februari 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het in civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief. De rechtbank zal een bedrag van €1.196,- (2 punten à € 598) toekennen ter zake van de proceskosten en zal het meer gevorderde afwijzen. Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 12.131,11, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
102 (honderdtwee) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] , en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2000 te [geboorteplaats 2] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd medewerking zal verlenen aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zoals een vervolgtraject bij de Waag of vergelijkbare hulpverlening;
- gedurende de proeftijd medewerking zal verlenen aan de coaching, zo mogelijk via Care it All of een vergelijkbare hulpverlening;
- gedurende de proeftijd zal beschikken over een zinvolle dagbesteding in de vorm van school/stage/werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 12.131,11 (zegge: twaalfduizendhonderdeenendertig euro en elf eurocent), bestaande uit € 10.424,11 aan materiële schade en € 1.707,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 1.196,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; wijst af hetgeen meer is gevorderd aan tot nu toe gemaakte kosten;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 12.131,11(hoofdsom,
zegge:
twaalfduizendhonderdeenendertig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mr. T. van den Akker en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 2 februari 2022 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan de Albert Heijn (gevestigd aan de [adres 2] te
Dordrecht) en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
door
- met stevige pas dreigend en doelbewust te gaan naar de kassa waar achter die [slachtoffer 1]
werkzaam was en/of;
- ( voor die [slachtoffer 1] ) de kassaband op te springen en/of;
- daarbij een mes en/of een scherp, althans puntig voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 1]
en/of;
- dicht naast die [slachtoffer 1] in het hokje van de kassa te gaan staan en/of;
- daarbij scheldend de woorden toe te voegen dat die [slachtoffer 1] de
‘kankerkassa’ open moet maken en/of “ik ga je sjenken, ik ga je steken” en/of
“opschieten” en/of “ik sjenk je, ik sjenk je” , althans woorden van gelijke strekking
en/of
- daarbij een mes en/of een scherp, althans puntig voorwerp tegen de (rechter)zij,
althans het lichaam van die [slachtoffer 1] aan te houden en/of
- met dat mes en/of een scherp, althans puntig voorwerp, (stekende) bewegingen te
maken in de richting van de zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- met dat mes en/of een scherp, althans puntig voorwerp een beweging richting de
kassa te maken en/of daarbij de woorden toe te voegen “doe het geld in de tas”;
2.
hij
op of omstreeks 2 februari 2022 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan Albert Heijn (gevestigd aan de [adres 2] te
Dordrecht) en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
-onverhoeds achter de servicebalie te staan alwaar die [slachtoffer 2] op dat moment
werkzaam was en/of
-tegen die [slachtoffer 2] , dreigend de woorden toe te voegen: “doe die kassa open”
en/of
-daarbij een mes, en/of een scherp, althans puntig voorwerp te tonen aan die
[slachtoffer 2] en/of
-(vervolgens) met het mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op de kassa te
slaan.