In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is [eiser01] in geschil met [gedaagde01], de Vereniging van Eigenaren (vve) van het appartementencomplex waar hij eigenaar van een appartementsrecht is. De zaak betreft een geschil over de betaling van achterstallige vve-bijdragen en een vergoeding voor waterschade die door de vve is vergoed via de verzekeraar. [eiser01] heeft zijn appartementsrecht in maart 2018 gekocht en in juni 2020 verkocht. Tijdens zijn eigendom heeft hij waterschade ervaren, waarvoor de vve een schadevergoeding van de verzekeraar heeft ontvangen. [eiser01] stelt dat de eindafrekening van de vve niet klopt en dat hij nog een bedrag van € 7.342,85 van de vve te goed heeft. De vve betwist dit en stelt dat [eiser01] nog een bedrag van € 5.178,91 aan achterstallige vve-bijdragen moet betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2023 zijn partijen het erover eens geworden dat [gedaagde01] nog een bedrag van € 3.869,90 aan [eiser01] moet betalen. Dit bedrag is het resultaat van een fout in de eindafrekening, waarbij de vve geen rekening heeft gehouden met de schadevergoeding van de verzekeraar. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vve de proceskosten moet betalen, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 904,01. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde01] direct moet betalen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.
De kantonrechter heeft de vve veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 3.869,90 aan [eiser01], met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. Daarnaast is de vve veroordeeld in de proceskosten van [eiser01]. De overige eisen van [eiser01] zijn afgewezen, omdat hij niet heeft kunnen onderbouwen dat de vve meer heeft ontvangen van de verzekeraar dan het bedrag dat al is vergoed.