ECLI:NL:RBROT:2023:4698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
9415800 EL 21-26
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen consument en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als [naam01], en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De consument had twee effectenleaseovereenkomsten afgesloten met Dexia, waarbij hij door een tussenpersoon, SpaarAdvies, was geadviseerd. De consument vorderde onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig had gehandeld. Dexia voerde verweer en stelde tegenvorderingen in. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de consument als cliënt te accepteren, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank verklaarde dat de consument geen restschuld aan Dexia verschuldigd was en dat Dexia de door de consument betaalde schade moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden voor het grootste deel aan Dexia opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
zaak- en rolnummer: 9415800 EL 21-26
vonnis van: 11 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
[naam01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
t e g e n
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna [naam01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte van Dexia van 2 maart 2023;
  • de antwoordakte van [naam01] van 30 maart 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[naam01] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [naam01] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer01]
24-11-2000
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 10.891,20
II.
[contractnummer02]
24-11-2000
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 10.891,20
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
3-1-2006
- € 338,93
Nee
II.
3-1-2006
- € 338,93
Nee
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [naam01] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 4.356,00 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. [naam01] heeft geen bedrag aan dividenden ontvangen en er zijn geen dividenden verrekend.
2.5.
De gemachtigde van [naam01] , Leaseproces, heeft bij brief van 3 mei 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

3.1.
[naam01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voorwaardelijk Dexia zal veroordelen, voor het geval zij bij conclusie van antwoord de aanvraagformulieren en haar versies van de ondertekende overeenkomsten niet in het geding brengt, om een kopie van voornoemde stukken aan [naam01] af te geven,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [naam01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om de schade te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [naam01] van al datgene dat [naam01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. voor recht zal verklaren dat [naam01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
6. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [naam01] , met rente,
7. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [naam01] zal veroordelen om aan Dexia te betalen de som van € 256,21, vermeerderd met wettelijke rente,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer aan [naam01] verschuldigd is,
3. [naam01] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [naam01] .
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[naam01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [naam01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[naam01] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon SpaarAdvies. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [naam01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [naam01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [naam01] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [naam01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [naam01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[naam01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“(…) In deze zaak gaat het om [naam01] , die – op advies van een financieel adviseur van Spaar Advies – twee AEX Plus Effect overeenkomsten is aangegaan met Bank Labouchere. (…) [naam01] is ongevraagd telefonisch benaderd door een financieel adviseur van SpaarAdvies, te weten [naam02] (hierna: 'de adviseur'). Vervolgens is een huisbezoek met de adviseur ingepland. (…) Tijdens het gesprek is de financiële situatie van [naam01] besproken. [naam01] en haar echtgenoot hadden een spaarrekening lopen bij Aegon om de studiekosten van de kinderen te kunnen bekostigen in de toekomst. De adviseur gaf echter aan dat dit niet zo efficiënt was en had een product die hier beter voor geschikt was. Tevens is besproken dat de echtgenoot van [naam01] een spaarloonregeling had en dat deze regeling zou aflopen. (…) De adviseur gaf opnieuw aan dat de spaarrekening niet de beste manier was om vermogen op te bouwen voor de studie van de kinderen en dat dit geld beter in de AEX Plus Effect overeenkomsten kon worden gestopt. Om haar verhaal kracht bij te zetten heeft de adviseur een financieel plan op kladpapier uitgeschreven (…). Uit dit plan blijkt dat de adviseur stelde dat de AEX Plus Effect overeenkomsten geschikt waren voor de studiekosten van de kinderen. Nu [naam01] twee kinderen heeft, werd geadviseerd om twee AEX Plus Effect overeenkomsten aan te gaan. De adviseur adviseerde om het gehele bedrag van de spaarrekening (NLG 9300,-) in de inleg van de overeenkomsten te stoppen. Wel moest er dan NLG 300,- bij betaald worden. Tevens heeft de adviseur geadviseerd aan de echtgenoot van [naam01] om, nu de spaarloonregeling zou aflopen, een ToekomstPlan te nemen bij Spaarbeleg. Deze producten tezamen zouden gegarandeerd een mooi rendement opleveren waarmee de doelstelling van [naam01] kon worden behaald. (…) Voor [naam01] was het van belang dat er geen risico's waren ten aanzien van het verliezen van de inleg, nu dit geld bedoeld was voor de studie van de kinderen. De adviseur heeft haar gegarandeerd dat er geen specifieke risico's vastzaten aan de overeenkomsten. De adviseur heeft er dus niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor de andere leningen (de effectenleasecontracten) werden betaald, dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en dat er bovendien een restschuld zou kunnen ontstaan uit hoofde van de effectenleasecontracten. (…) [naam01] heeft het advies van de adviseur opgevolgd. (…)”.
4.9.
[naam01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van SpaarAdvies, waarop vermeld staat: “ [naam02] SpaarAdviseur (…)”,
- een stuk zonder opschrift op naam van “Fam. [familienaam01] ” en waarop de naam van [naam02] is vermeld, voorzien van handgeschreven rekenvoorbeelden
- een kopie van de aanvraagformulieren van 22 november 2000, waarop “Spaaradvies” als kantoor, “ [naam02] ” als adviseur en “ [ATP-nummer01] ” als ATP-nummer staan vermeld,
- een kopie van de overeenkomsten van 24 november 2000 met contractnummers [contractnummer01] en [contractnummer02] , voorzien van het adviseursnummer:
ATP0 [ATP-nummer01] -SpaarAdvies,
- een brief van 4 juni 2003, op briefpapier van SpaarAdvies en gericht aan [naam01] , waarin [naam01] wordt geïnformeerd over de mogelijkheid de overeenkomsten te ontbinden. Daarnaast stelt SpaarAdvies zich op het standpunt dat [naam02] [naam01] niet verkeerd heeft geadviseerd,
- een screenshot van de website van SpaarAdvies, waarop is vermeld dat zij gespecialiseerd is in het adviseren in financiële producten en hoe een adviesgesprek met een adviseur van SpaarAdvies verloopt,
- verklaringen van andere afnemers, die overeenkomsten via SpaarAdvies hebben afgesloten, waarin hun ervaringen met de werkwijze van SpaarAdvies zijn opgenomen.
4.10.
Met deze stukken heeft [naam01] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [naam01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
Als onweersproken staat vast dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [naam01] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Zowel uit de aanvraagformulieren als de brief van SpaarAdvies aan [naam01] volgt de naam van deze adviseur, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact heeft gehad met [naam01] en daarbij haar visitekaartje overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [naam01] en aan de hand van die inventarisatie heeft geadviseerd het product aan te schaffen. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [naam01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[naam01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [naam01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [naam01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals de website en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [naam01] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [naam01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [naam01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [naam01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [naam01] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [naam01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [naam01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [naam01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
De onvoorwaardelijke vorderingen van [naam01]4.14. De eerste twee door [naam01] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [naam01] heeft gehandeld door [naam01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [naam01] niet alleen als klant aanbracht maar [naam01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat [naam01] geen restschuld verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
4.15.
De als gevolg hiervan door [naam01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [naam01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [naam01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering van [naam01]
4.17.
vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [naam01] een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren en de ondertekende overeenkomsten. De aanvraagformulieren zijn overgelegd door Dexia, zodat de voorwaarde voor behandeling van dit deel van de vordering niet is ingegaan. Met betrekking tot de overeenkomsten overweegt de kantonrechter dat uit het voorgaande volgt dat [naam01] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
onvoorwaardelijke vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [naam01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [naam01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [naam01] heeft gehandeld door [naam01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [naam01] niet alleen als klant aanbracht maar [naam01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
verklaart voor recht dat [naam01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [naam01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [naam01] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 864,21
5.5.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [naam01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [naam01] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: BF