ECLI:NL:RBROT:2023:4696
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot naheffingsaanslag parkeerbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen die op 24 maart 2021 door de verweerder is opgelegd, met een totaalbedrag van € 67,86. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 1 juni 2021. Vervolgens heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 27 februari 2023 heeft de verweerder de naheffingsaanslag vernietigd, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om het griffierecht en de kosten voor het indienen van het beroepschrift te vergoeden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de kosten voor het opstellen van het beroepschrift, maar niet voor de voorbereidingskosten van de zitting, omdat deze niet zijn opgenomen in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft de kosten voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 en heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de verweerder verplicht is om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.